Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal Israel zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. Zijn scheuten zullen zich uitspreiden en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms, en hij zal een reuk hebben als de Libanon, Hosea 14:6 en 7,

Nieuwe bloei.

Nooit kan door ons genoeg de nadruk worden gelegd op de waarheid, dat God getrouw is. Van die trouw des Heeren kan nooit genoeg worden geroemd.

De dichter van den ouden dag riep daarom reeds uit: „Dat men in den morgenstond uwe goedertierenheid verkondige, o Heere, en uw getrouwheid in de nachten, " En wel is daar reden voor. De getrouwheid Gods is immers zoo oneindig groot, dat ze van geen wijken of wankelen weet. Zoo is het onder de menschen niet. Daar moet trouw blijken, wat maar al te dikwijls niet gebeurt. Vrienden, die eenmaal de gedachte koesterden, dat ze van elkander niet gescheiden konden worden, lieten elkander soms trouweloos in den steek.

God blijft altijd getrouw.

Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht Tot in het laatste nageslacht.

Een proeve daarvan levert bovenstaande heerlijke belofte. We worden verplaatst in dagen, die diep droevig waren voor Israel. Dat hoogbevoorrechte volk had zwaar gezondigd tegenover zijn God, 't Was wel met de blijken Zijner goedheid gekroond, maar onder al de weldaden Gods was het koud en koel gebleven. Israel had zich afgewend van den Heere om andere goden na te wandelen.

Daarom had God het volk met Zijn oordeelen bedreigd. Maar temidden des toorns is de Heere toch altijd des ontfermens gedachtig. Er zullen er zijn, die zich bukken in stof en asch onder de roede, waarmede de Heere Zijn volk kastijdt. Het overblijfsel naar de verkiezing der genade zal behouden worden, ook al ging het door het oordeel heen. Des Heeren trouw is immers zoo onwankelbaar, dat eer bergen zullen verzinken dan dat Zijn genadeverbond wijkt. De werken Zijner handen laat Hij niet varen.

Hoor wat God bij monde van Hosea getuigt: „Hoe zou ik u overgeven, o Efraïm, u overleveren, o Israel, hoe zou ik u maken als Adama, u stellen als Zeboïm? Mijn hart is in mij omgekeerd, al mijn berouw is tezamen ontstoken."

Hoe zwaar Israel ook had gezondigd, hoe diep het ook was afgeweken, straks, als het verslagen en verbroken van hart tot den Heere zal kermen, dan zal Hij het niet verstooten, maar zich over Zijn volk weder ontfermen.

God komt met Zijn oordeelen, louter uit liefde, opdat Zijn volk weer tot Hem zal vluchten met belijdenis van zonde en schuld, maar ook in dien weg zou ervaren, dat de barmhartigheid roemt tegen het oordeel.

Wanneer Israel tot de erkentenis komt, dat het zoo zwaar gezondigd heeft en uit zal roepen: „Neem weg alle ongerechtigheid en geef het goede, zoo zullen wij betalen de varren onzer lippen, Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God", dan zal de Heere het verlossen uit al zijn benauwdheid.

Want Hij hoort het geroep des ellendigen, 't Moet dus eerst komen tot waarachtig schuldbesef, Israel moet erkennen, dat het gezondigd heeft en zich deswege verootmoedigen. Dan staat de Heere ter verlossing op.

Dan geeft Hij Zijn Israel weer nieuwen bloei en nieuwen wasdom.

Dat wordt uitgedrukt in het beeld van den dauw,

't Is niet te zeggen, welk een rijke zegen die dauw voor-Israel was, 't Kon in Kanaan soms weken en, maanden achtereen niet regenen. De zon met haar verzengende stralen dreigde dan al het gewas des velds met dorheid en dood. Alleen de dauw des nachts bracht dan verfrissching en voorkwam zoo 't verflensen en versterven.

Ge hebt zelf wel eens gezien, hoe heerlijk verkwikkend die dauw voor 't aardrijk is.

Op heeten zomerdag laten de bloemen als verdord door de felle zonnestralen hun kopjes hangen. Dan schijnen ze geheel te versterven. Maar, als het dan nacht wordt en een lieflijke dauw over de aarde strijkt, dan beuren ze des morgens heur kelken weer omhoog. Zóó verfrisschend en verkwikkend werkt de dauw.

Welnu, zoo zal God de Heere voor Zijn Israel zijn als het tot Hem zich bekeert. Daar was dorheid en dood, want God had Zijn gunst in toorn afgekeerd - maar wanneer, het bij Israel nu kwam tot schuldbesef en verootmoediging, dan zou er nieuwe bloei en nieuwe wasdom komen.

Dat is de beteekenis van het: „Ik zal Israel zijn als de dauw."

God komt weer met zijn heil, als de zonde beleden en beweend wordt. Dat zal Israel ervaren. En nog ondervindt dit elke ziel. Zoolang een mensch niet verbroken en verslagen wordt vanwege zijn zonde, kan God hem Zijn zalige nabijheid niet doen smaken. God komt eerst met Zijn verkwikkende genade als de dauw, als wij voor Hem in de schuld zijn gekomen en hebben leeren roepen om gene, . Dan buigt Hij zich in ontferming neer, gelijk de dauw drupt op de neergezonken plant.

Wie in 't stof ligt neergebogen Wordt door Hem weer opgericht.

Dat is zoo, als wij voor 't eerst in de diepte komen der verootmoediging voor God, niet anders is het bij den voortgang op den smallen levensweg. Want het gaat niet zoo, dat Gods kinderen altijd voor hun bewustzijn in het volle geloof staan. Er komen tijden, o zeker, dat hunne ziel is als een gewaterde hof, zoodat ze jubelen: „Ik ben zeer vroolijk inden Heere, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de kleederen des heils, den mantel der Gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan." Dat komt wel eens voor, maar daar staat tegenover, dat ze vaak in het donker hun weg gaan. Dan is er geen frischheid des levens, maar dan zijn ze doodig en dor.

Of zijn ze vreemdeling aan de klacht:

Mijn ziel ziel is voor Uw alziend' oogen

Gelijk een dor en dorstig land. Dat overlang ligt uit te drogen,

Verkwijnend in dien doodschen stand.

Immers neen. Het geestelijk leven kan soms zoo dor zijn. Biddeloos en behoefteloos gaan ze dan voort. Totdat bij vernieuwing een dorsten komt naar God, gelijk het hert naar de waterstroomen schreeuwt.

Dan wordt er verlangd naar de vorige dagen en maanden: „Och wierd ik derwaarts weer geleid!"

Welnu, wanneer het daartoe weer komt en uit de diepte der verootmoediging een geschrei opgaat naar omhoog, dan wordt het woord vervuld: „Ik zal Israel zijn als de dauw, "

God laat Zijn volk niet wegkwijnen. Wel had het niet anders verdiend vanwege zyu ontrouw, maar gelukkig — door hun ontrouw wordt Gods trouw niet vernietigd.

God komt wel met de roede ter tuchtiging. Als zij Hem vergeten en verlaten, zoo zegt de Heere:

Dan zal ik hen, die dwaas of wreevlig overtreen. Bezoeken met de roê en bittre tegenheên.

Doch over hen mijn gunst en goedheid nooit doen enden,

Niet feilen in mijn trouw, noch mijn verbond ooit schenden.

En wanneer nu God tot Zijn volk komt, zoo lieflijk en teeder als de dauw op 't dorstend aardrijk valt, dan worden ook de gevolgen daarvan aanschouwd in nieuwen bloei en wasdom en vrucht. Door de werking Zijns Geestes in de harten Zijner kinderen, brengt Hij ze dan tot een lieflijken bloei als van de witte lelie des velds, waarvan Jezus gezegd heeft, dat Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed is geweest als éen van deze. .

Met die heerlijkheid bekleedt God Zijn volk en zoo heeft de Koning lust in de schoonheid .van Zijn bruid.

En nu volgt er nog: hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. Daaronder wordt verstaan, hoe Gods kinderen de wortelen des geloofs inslaan in den Rotssteen Christus, in Wien zij hebben hun kracht, hun sterkte, hun bloei, hun groei, hun vrucht, ja in Wien zij alles bezitten.

In Hem geworteld door een levend geloof, brengen ze rijke vruchten voort. De profeet drukt dat uit met die woorden: „Zijn scheuten zullen zich uitspreiden en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms en hij zal een reuk hebben als de Libanon, "

In overvloedige mate worden de vruchten des geloofs openbaar, als de Heere Zijn volk is als de dauw, er gaat een lieflijke geur van uit, een reuk als van den Libanon

Gelijk de Libanon met zijn cederen heel de omgeving vervulde met zijn lieflijken geur, zoo zal er ook een goede reuke van 't Israel Gods uitgaan, als de Heere Zijn volk met den dauw des Geestes vervult. Alleen van Hem komt nieuwe bloei en vrucht, „Uwe vrucht is uit Mij gevonden", zegt de Heere tot Zijn Kerk.

Er wordt in onze dagen veel geklaagd over dorheid en doodigheid op geestelijk gebied. Van frisch geestelijk leven wordt maar weinig gespeurd. Laat het Israel Gods met de bruid bidden: „Ontwaak, Noordenwind! en kom, gij Zuidenwind! doorwaai mijnen hof, dat zijn specerijen uitvloeien."

Nog hoort en verhoort de Heere het gebed van Zijn volk, als het voor Hem in waarheid zich buigt. Heerlijker dan het gebergte van van den Libanon is Gods-trouwverbond. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, spreekt de Heere, uw Ontfermer,

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's