Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie was Jezus?

50 jaar geleden schreef men boeken met den titel „wie was Jezus? " Moderne Godgeleerden lieten hun licht schijnen en zouden ons zeggen, duidelijk en onweerlegbaar, wie Hij was geweest en is.

Neen — 18 à 19 eeuwen na Zijn geboorte wisten de menschen het nog niet recht. Altijd waren ze in dit stuk door de Kerk, door de orthodoxie bedrogen. Maar nu zouden de modernen het dan eens duidelijk zeggen en alom aan de menschen bekend maken.

Langs den historischen weg wandelden die moderne geleerden. En zij maakten duidelijk, dat de historische Jezus gansch anders is geweest dan de Kerk steeds heeft geleerd.

Wat had de Kerk dien Jezus valsch voorgesteld I

Zij had Hem wonderen laten doen; zij had Hem uit den dood laten opstaan; zij had Hem tot God gemaakt; zij had Hem een gemeente laten stichten door de apostelen — in éen woord de Kerk is met Hem gaan idealiseeren en dwepen, ze heeft Hem tot een Jezus, tot een Zaligmaker, tot een Verzoener der zonden gemaakt.

Maar met dat vervalschte christendom moest het nu eens uit zijn. Die stralenkrans moest nu eens afgerukt van dat hoofd van den Rabbi van Nazareth. En het echte, onvervalschte christendom moest aan 't licht worden gebracht; de echte Jezus, die niets dan een mensch was, moest den menschen worden voorgesteld. Hij die éénerzijds boven zijn tijd uitging, maar anderzijds geheel en al kind van zijn tijd was, moest alom tot Voorbeeld gesteld worden; en Hem, den grooten Rabbi, na te wandelen moest ieder als hoogste goed worden voorgehouden!

Is het niet belachelijk om 't geen de Heere zelf openbaarde, getuigende: „Hij zal zijn volk zalig maken van hunne zonden"; 't geen de apostelen van Hem getuigden, zeggende: „Zijn bloed reinigt van alle zonden"; 't geen de oude Kerk overnam in haar geloofsbelijdenis. Hem noemende den Verlosser; 't geen de Catechismus verklaarde, Hem roemende als Sions Berg en Middelaar; 't geen Christus Kerk van alle landen nóg belijdt, Hem eerende als Gods Zoon — is het niet belachelijk, dat de moderne Godgeleerden dat alles gingen beschouwen en verklaren als een vervalscht, geidealiseerd beeld?

Is het niet belachelijk hoogmoedig, bespottelijk verwaand, walchelijk door arrogantie?

En is het niet om gegeeseld te worden door alle belijders van den Christus Gods, die in Zijnen Naam gelooven en Hem eeren als den van God gegeven Zaligmaker, die de menschelijke natuur aannam, om met Zyn dierbaar bloed verlosssing te werken voor een iegelijk die in Hem gelooft — als de moderne wijsheid hun smalend-lachend wil ontrooven, wat de Heere zelf hun gaf en de voorgeslachten hebben geroemd als het groote heil, dat de éenige troost is voor leven en sterven beide?

Ja, men moest het niet dulden in het midden van Christus' Kerk, dat de moderne wetenschap de hand legt op Hem. die den éenigen Naam draagt, die onder den hemel is gegeven tot zaligheid — om van Hem, die ons dierbaar is, een misbaksel van de ongeloovige wetenschap te maken, 't welk tot geen ding nut is.

God heeft Hem ons gegeven als Jezus. d.i. Zaligmaker, die Zijn volk verlost van hunne zonden.

En die nu een valschen Christus ons in de handen wil spelen, dien haten we met een volkomen haat.

En we zien het lachend aan, dat de moderne wetenschap zich aftobt om het ware beeld van den Christus te teekenen, terwijl dan een volgend geslacht dat beeld weer verandert.

Wat de éen geteekend heeft, wist de sinder weer uit!

Met het meest scherpzinnig historisch onderzoek komt men telkens weer tot een ander resultaat!

En we lachen er om! We spotten met dat dwaas tobben van het ongeloof! Roemende in 't geen de Heere zelf ons heeft geopenbaard — 't welk èn de Apostelen ên de oude Kerk èn onze Geref. Kerk hier te lande dierbaar was en ook ónszelf dierbaar is.

Dwaas ongeloof — laat toch af, om de Kerk van Christus te beroeren; om den Christus Gods te hoonen; om u zelf in 't verderf te storten!

God in den hemel lacht om uw ijdel en goddeloos pogen.

Kust den Zoon — opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat!

Tegen het Lam.

Het is voorspeld, dat de strijd bizonder zal gaan tegen Hem, die verzoening heeft aangebracht door Zijn bloed.

Door gansch de Oude bedeeling is het geprofeteerd, dat Jezus zou komen als het Lam Gods, dat geslacht zou worden en de zonden wegdragen met verwerving van vrede voor het zondaarshart.

En bij den ingang van het Nieuwe Testament staat de eerste Gódsman om Jezus te huldigen als het Lam, dat de zonde der wereld wegneemt.

Waarbij er voor de apostelen geen heerlijker prediking is, dan te gewagen van Zijn kruis-en zoenverdiensten.

Als het Lam is de Verlosser aangekondigd gezien, gepredikt alom.

Maar het is voorspeld, dat de strijd van den Booze, de strijd van de leugenleeraars, de strijd van de ongeloovigen vooral tegen het Lam zou gaan.

Niet zoozeer zou men z'n pijlen richten tegen den Rabbi, tegen den Leeraar, tegen den Meester. — De „goede" Meester (van den rijken jongeling) wordt nog wel geprezen.

Maar Jezus als het Lam Gods, verzoening aanbrengend door de uitstorting Zijns bloeds, in volkomen gehoorzaamheid aan den eisch des Vaders — die Jezus wordt alom gehaat en bestreden en verworpen.

Dat zien we ook in de modernen, die verwerpen Jezus in Zijn verzoeningswerk.

Die zeggen Paulus niet na, wanneer hij schrijft: „ook óns Pascha is geslacht n.l. Christus" (1 Cor. 5:1). Die verstaan niet wat de apostel Petrus zegt, als hij uitroept: niet door vergankelijke dingen, zilver of goud — maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam" (1 Petr. 1:18, 19).

Die stemmen niet in met Johannes, zeggende: het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde" (1 Joh. 1:7).

Die verstaan niets van het lied, dat in den hemel gezongen wordt, ons beschreven door den balling van Patmos: En ik zagen ziet, het Lam stond op den berg Sion en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam des Vaders geschreven aan hunne voorhoofden. En ik hoorde eene stem uit den hemel, als eene stem veler wateren, en als eene stem van eenen grooten donderslag. En ik hoorde eene stem van citerspelers, spelende op hunne citers en zij zongen als een nieuw gezang voor den troon en voor de vier dieren en de ouderlingen; en niemand kon dat gezang leeren dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren. — En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijne zegelen te openen, want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed uit alle geslacht en taal en volk en natie en Gij hebt ons Gode gemaakt tot koningen en priesteren, en wij zullen als koningen heerschen op de aarde" (Openb. 14 en Ópenb. 5).

De modernen verstaan daar niets van — en helpen het Beest om te strijden tegen het Lam, om te verachten het verzoenend wer van Jezus Christus, Gods Zoon, den Middelaar Gods en der menschen, die „overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking", zooals Paulus zegt in Rom. 4:25.

De modernen openbaren zich als de antichrist — gelijk deze voorspeld is te zullen komen, om den Christus Gods naar den kroon te steken en het hart uit het Evangelie des kruises uit te snijden.

En omdat zij de „leugenaars" zijn en de „Anti-christen" waarvan Johannes spreekt in zijn brieven (1 Joh. 2:18, 22, 23 enz.), daarom moet juist de belijdenis der Kerk zich saamtrekken rondom Jezus het Lam — en die den Christus loochent, loochent ook den Vader en den H. Geest — en hoort in de Kerk niet thuis.

Want de kerk des Heeren belijdt altijd nog mét Paulus, met Luther, met Calvijn — met al Gods volk, in gehoorzaamheid aan Gods Woord, dat niemand zal ingaan dan door de poorte der gerechtigheid, die daar is in het bloed des kruises.

Of zullen ze allen, die zalig worden, niet eenmaal lange witte kleederen dragen , gewasschen in het bloed des Lams"?

Staat er niet: Zij hebben overwonnen door het bloed des Lams"? (Openb. 12:11).

En zal men dan vn de kerk dat kleed der gerechtigheid bespotten en dien weg der verlossing verachten?

Luther zei: Dit is de troost, dien wij door de genade van Jezus Christus hebben: de Satan is overwonnen, de dood gedood, de zonde verzoend, de hel verstoord, de schuld betaald. God de Vader heelt ons vrijgesproken! De erfenis is voor ons weggelegd, het leven verdiend, de hemel geopend, de woningen zijn bereid. Uit de bloedvloeiende wonden van Jezus Christus is ons alle genade, heil en zaligheid toegestroomd."

En zullen wij ons dat nu laten ontnemen door de modernen, die vijanden van het Kruis zijn? Calvijn zei: „Daar Christus ons den Vader verzoend heeft door Zijn dood, zoo moeten wij altijd onze harten wenden tot het bloed van Christus, als wij genade in Hem zoeken. De verlossing door het bloed van Christus is de vergeving der zonden, omdat ons de zonden niet worden toegerekend. Want daaruit is de onverdiende rechtvaardigheid, waardoor wij Gode aangenaam zijn, door welke wij van de banden des duivels en des doods verlost zijn."

En zullen we nu dien éenigen troost door de modernen in de Kerk ons laten ontfutselen door allerlei redeneeringen, die vol zijn van vijandschap tegen het bloed des kruises?

Ja — het zal de Kerk des Heeren tot een oordeel zijn, indien zij hier de wacht niet betrekt. Zij spreke en getuige.

En haar oordeel zij: een iegelijk die Jezus, het Lam, loochent en Hem in Zijn verzoenend werk veracht en verwerpt, die bekeere zich of — ga uit van onsl

Kan een kind het dragen dat zijn Vader wordt gehoond ? Kan een kind het verduren, dab zijn moeder wordt gesmaad? ,

Zoo drage de Kerk het ook niet, dat Christus in Zijn verzoend lijden en sterven wordt i geloochend en dat de éenige weg ter zaligheid wordt verworpen.

Zij spiegele zich aan den hond, die blaft, als men z'n meester aanraakt!

En van kansel tot kansel verkondige de dienstknecht Gods: dat een iegelijk die gelooft in Christus heeft de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden, naar den rijkdom van Gods genade!

Waar gaat het om?

De modernen maken veel drukte over de voorloopig aangenomen wijziging van art 39 Regl. Godsd.onderwijs.

In 1880 heeft men alles op losse schroeven gezet door invoeging van de woorden „althans wat den geest en de hoofdzaak betreft".

Nu in 1915 wil men die woorden schrappen en alzoo weer meer vastigheid brengen in de belijdenisvragen; waardoor overal aan al degenen die belijdenis des geloofs wenschen af te leggen zal moeten worden gevraagd: „gelooft gij in een drieëenig God, Vader, Zoon en H. Geest? "

En daar juist hebben de modernen bezwaar tegen. Dat willen ze niet.

Hun krachtige oppositie gaat tegen de belijdenis van een drieëenig God.

En een ieder die dat voelt, zal het met ons eens zijn om te zeggen:

in de Herv. Kerk een zoodanige belijdenis te eischen en voor te schrijven is billijk, nuttig en allernoodzakelijkst;

en die principieel bezwaar heeft tegen die belijdenis hoort in de Herv. Kerk niet thuis!

Daar gaat 't voor 't oogenblik om.

Vaag.

De modernen houden niet van een wel omschreven belijdenis, 't Is alles zoo vaag bij hen. Ze spreken liefst in algemeeneo termen en bepalen zich tot vage uitdrukkingen.

Zoo spreken zij van God, den Vader der menschen, of liever nog - van 't Opperwezen.

Maar niet willen ze spreken van den levenden God, den drieëenigen God, Vader, Zoon en H. Geest, zooals Deze zich in Zijn Woord heeft geopenbaard.

Dat willen ze niet. En ziet, zulk een vage, nietszeggende belijdenis als van de modernen heeft onze Herv, (Geref.) Kerk nooit gehad.

Wij moeten iets anders hebben, omdat Gods Woord ons iets anders geeft.

Woordbreuk.

Het schemert genoeg door, dat de modernen allerlei booze plannen hebben in geval de voorloopig aangenomene wijziging van art. 39 Regl. Godsd.onderwijs wordt vastgesteld door de Kerk.

Zoo is er ook een voornemen om dan aan die vastgestelde bepaling eenvoudig niet te voldoen.

Als de Kerk wettig een bepaling gemaakt heeft, welke den modernen niet smaakt, willen ze die eenvoudig naast zich neerleggen en daaraan openlijk ongehoorzaam zich betoonen.

Maar gelukkig is Dr. van Senden een bekend modern predikant reeds gekomen, om te zeggen: dat zou woordbreuk zijn.

Die plannen en voornemens bij de modernen typeeren hen!

Ze zijn voor geen klein geruchtje vervaard. Ze zijn tot héel wat in staat!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's