Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking. ' •

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking. ' •

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het geschiedde als de Arke des Heeren in de stad Davids kwam, ' dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag: Als zij nu den koning ; David zag springende en huppelende ! voor het aangezicht des Heeren, verachtte zij hem in haar hart. 2 Sam, 6 : 16.

Huppelende voor het aangezicht des Heeren!

Eene vraag, welke ge telkens van de kinderlippen kunt opvangen, is deze: waarom mogen wij dat nu ook niet doen? De kin­deren van die en van die doen het toch ook." En nu moge het waar zijn, dat een half onwillig toestemmen den vader of de moeder oogenblikkelijk wel van den last ontslaat, maar er af komen ze op deze wijze niet. Het is het begin pas; straks komen de groote moeilijkheden.

"Zoo kwam eens een kind tot zijn moeder: waarom mag ik nu niet leeren dansen, het maakt toch haast geen verschil met elk voetenbeweeg: of ge danst of loopt, het is bijna hetzelfde.

Zou dat waar zijn? Waarom staat de danskunst in een christelijke omgeving dan zoo zwart aangeschreven? Of zou er geen reden voor zijn? Omdat de danskunst staat geheel in dienst van de wereld, niet waar? Ge zegt: dat maken de menschen er van. Ge hebt gelijk, de Schrift geeft er ook de voorbeelden van aan.

Maar nu eene vraag: draagt alles wat elkander gelijkt daarom ook één stempel ? Daar hebt gij bidden en vloeken, 't Zijn beide klanken, die voortgebracht worden door de lippen, het is beide beweging van den mond — maar gaapt er nu niet een klove als tusschen hemel en hel.

In een oprechte bede ontlast zich de ziele, stort zich uit het hart: hierin, zegt de Heere, heeft Hij een welbehagen. In een vloek uit zich de aanbruisende toorn, het vijandige hart: de Satan kan er zich slechts in vermeien. Dus zeg nooit meer: de bewegingen zijn bijna gelijk, daarom is het ook hetzelfde. In wat thans als danskunst zich aandient, wordt nooit: de naam des Heeren geprezen. Vandaar is dit een voor ons verboden terrein. In de Schrift lezen we ook van dansen en reien, maar dit had een achtergrond, waarin God werd verheerlijkt. Zelfs wanneer wordt heengewezen naar de blijde toekomst van Gods kinderen, is deze uiting van blijdschap ganschelijk niet vreemd. Luistert slechts:

Maar 't vrome volk, in u verheugd, Zal huppelen van zielevreugd. Daar zij hun wensch verkrijgen.

Over deze wijze van blijdschapsuiting willen we een kort oogenblikje met u handelen. Het was een der allerschoonste momenten uit Davids leven, toen hij vanuit het huis van Obed-Edom de Arke Gods mocht opvoeren naar zijn stad.

Wat hem dat niet waard was, het vooruitzicht straks in de schaduw van Gods heihgdom te mogen wonen, vervulde nu reeds zijn ziel met schier hemelsche vreugde.

Als hij gekund had, zou hem niets liever geweest zijn dan onder die Arke zijn koninklijken schouder te mogen plaatsen, met de priesters in dezen één. Maar het mocht niet — wat met Uzza had plaats gegrepen was een te sterk sprekend feit. Wat hij alleenlijk vermocht was hen uiterlijk gelijk worden: droegen de priesters een linnen lijfrok, ook dit zou zijn feestdos zijn. Met een linnen lijfrok versierd, huppelt de koning voor het aangezicht van het gansche volk uit. Als de minste hunner is zijn blijdschap. Ja, als hij in de stad het koninklijk paleis voorbijkomt, is er geene gedachte om zich in te houden, 't Is een vanzelfeheid, zijn hart is zoo met God vereend, hij gevoelt zich zoo van heel de wereld los, dat hij aan niets denkt dan aan de eere van zijn Koning. Daar was slechts één lied, dat hij uit moest schallen:

Gezegend zij deez' groote Koning, Die tot ons komt in 's Heeren Naam

— in deze Arke zag hij een afspiegeling van den komenden Christus —

Wij zeegnen u uit 's Heeren woning. Wij zegenen u al tezaam. De Heer' is God, door Wien w' aanschouwen Het vroolijk licht na bang gevaar; Bindt d' offerdieren dan met touwen Tot aan de hoornen van 't altaar.

'De kooing was bovenmate verheugd en het volk met hem. En toch waren er, die zich stieten. Daar was een Sauls-geslacht Davids huisvrouw, Michal, zag hem huppelen. Voor het venster had ze plaats genomen. Toen vanuit de verte de feestklanken tot haar doordrongen, had ze post gevat. Haar man, op wien ze zoo trotsch was — hij immers versloeg een reus, van hem hadden de reien toch gezongen: Saul heeft zijn duizenden, maar David zijn tienduizenden verslagen — deze haar man is ook hier weer de hoofdpersoon. In het opvoeren van de Ark, meent ze, wordt haar David verheerlijkt-Wat zal hij groot zijn ! Wat zal hij schitterend uitkomen! De lust en begeerte om van dit schouwspel getuige te zijn, neemt toe naarmate de stoet nader komt.

Maar wat is dat nu? Kan zij haar oogen gelooven? Als zij daar den koning ziet, huppelende en springende voor het aangezicht des Heeren, zoo verachtte ze hem. Ja, in dat ééne woord springt heel de wortel bloot van hare verachting. David heeft vergeten voor het oog van het volk, dat hij koning is. Hoe is het toch mogelijk, zegt de trotsche dochter van Saul tot zichzelve, dat een mensch zich zóó vergeten kan. Voor die Arke zou ik huppelen! Voor die houten kist zou ik dansen! Nooit ofte nimmer. En dan nog tusschen dat volk, die massa, waartusschen zich schier geen edele bevindt. Michal veracht David in haar hart. Ja, hier schuilt de bron. Haar hoogmoedig hart wil van geen vreeze Gods weten. Een Arke met zoenbloed heeft haar niets te vertellen. Daar is geen roepen van binnen: delg uit mijn zonde, dek toe mijn schuld. , De Koning der eere" — deez' naam komt nooit van haar lip. Alles kan ze dulden, slechts dit niet. Zoo'n kleed van een Leviet is haar het hatelijkste van al. En daarin heeft ze David zien huppelen. Neen, boos" is het woord niet, zij veracht hem. Laat hij straks maar ten paleize verschijnen, als koningin zal ze zich laten gelden. Hij, David, zal het weten, dat hij, door als koning zich niet hoog te houden, haar gekrenkt heeft. We laten een oogenblik Michal met haar wrok alleen. David heeft het beter. Hij heeft zichzelven verloren, hij is zich kwijt geworden voor het aangezicht des Heeren. Hij denkt aan niets dan aan de glorie en de grootheid en de eere van zijn Koning.

O God, wat zijt Gij goed. Ja, Uwe goedertierenheid is mij beter dan het leven, roept hij tiit. Ik weet aan Uwe gunstbewijzen geen einde. Wat een rijkdom!

De Heere wil weer wonen onder Zijn volk. Hij heeft Zijn toorn afgelegd. Waar de bange klachte zich had baan gebroken: Zou God Zijn gena vergeten. Nooit meer van ontferming weten? was het zichtbare antwoord ingekomen: , Ik ben genadig geweest en zal het eeuwiglijk blijven. Ziehier een klaar bewijs: tusschen een zondig volk wil Ik wonen." David heeft een dankoffer den Heere gebracht en heel het volk heeft een feestgave verkregen. Wat is daar een volle hemelsche vreugde in zgn ziel, als hij het volk laat henentrekken. Nu gaat ook hij — ook in zijn huis, in zijn paleis zal het feest zijn. Als David wederkwam om zijn huis—laat het uw aandacht niet ontgaan, ouders, ook het huisgezin moet er in deelen — te zegenen, ging Mchal uit hem tegemoet. Precies zooals David verwacht heeft en verwachten kan. Maar, merkt hij het wel — wat flitst daar uit haar oog? Wat maakt haar tale zoo schamper: „hoe is heden de koning van Israel verheerlijkt"! O, voelt de bitterheid, lezers: de koning van Israel werd verheerlijkt, maar hoe? Voor de oogen van de dienstmaagden en van de dienstknechten. Ze wil zeggen: met de allerminste lieden hebt gij u gelijk gesteld. Het kan niet lager. Maar let nu op het antwoord; ge kunt er zooveel uit leeren. Gold het Davids persoonlijke eere, hij hadde gezwegen, maar nu het God geldt, mag het niet. Vandaar: Michal, voor het aangezicht des Heeren, Die mij verkoren heeft voor uwen vader en voor zijn gansche huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des Heeren, over Israel, zal ik spelen voor het aangezicht des Heeren: Als een kind zal ik huppelen.

'kZai met mijn gansche hart Uw eer Vermelden, Heer', Ü dank bewijzen; 'k Zal U in 't midden van de goón Op hoogen toon Met psalmen prijzen. Ik zal mij buigen op Uw eisch Naar Uw paleis. Het hof der hoven: En om Uw gunst en waarheid saam, Uw grooten Naam Eerbiedig loven.

Ja, dat was uit het harte van David gegrepen: "voor het aangezicht des Heeren zal ik spelen."

Hier valt alle grootheid weg. Ais de geringste dienstmaagd, als eene slavin, die nog van de knechten bevelen wacht, wil hij zich buigen voor het aangezicht van zijn Koning. Die Arke spreekt hem van algeheele ontferming.

God heeft Zichzelven in Christus voor Zijn volk eene volkomen verlossing bereid. Dat ziet David in de opvoering van deze Arke. En dit ontgaat Michal. Zij is een echt Sauls-kind. De grootheid en hoogheid naar de wereld heeft haar harte genomen. Dat volk, die ijdele lieden, daarmee zoudt gij u stellen op ééne ljn? David, voor zooiets heb ik niet anders dan spot.

In heiligen toorn rijst Davids gestalte opwaarts. Alles zou ik kunnen en willen dragen, Michal, maar dit niet. Gij hebt God en Zijn volk aangeraakt.

O, leest deze koninklijke woorden eens over. Voor het aangezicht des Heeren, d. w. z. voor deze Ark. In haar zag hij den Heere dus zelf, hij zag daarin Zijn Christus, Die Gods wet voor hem in het harte droeg, Die met Zijn heilig en reinigend bloed in Gods heiligdom was ingegaan, Die nu uittrad als een zegepralende koning. Voor het aangezicht des Heeren, Die mij verkoren heeft, 't Is dus Gods greep geweest. Toen uw vader en zijn geslacht —nu wordt Miehal bijgezet bij haar volk — werd verworpen, heeft Hij mij verkoren. Wat ik ben en wat ik heb, komt dus alleenlijk van Boven. En zou ik mg niet klein houden voor Hem? 't Is alles des Heeren, van mij is er niets bij. Ik ben geroepen om Zijn volk te regeeren. Gezegend het land, dat zulk een koning mag hebben;  het volk, dat zulke vorsten bezit.

David zegt: gij, Michal, hebt gespot met mijn huppelen, gij hebt het met spel vergeleken ; ik zal nog meer spelen voor het aangezicht des Heeren. Dat is het heerlijkste wat ik ken; zóó zal ik verheerlijkt worden. Wat dunkt u, lezer, wie heeft het goede deel gekozen? Met wien zoudt gij het wagen? Ge zegt natuurlijk allen: "met David." Is dat nu waar? Michal wilde ook met David, maar dan als koningin, niet in de diepte, niet met het volk één.

Bedenk dit: bij welk volk ge u thuis voelt, zult ge wezen, of nog juister uitgedrukt: als ge achter ééne Arke moogt huppelen hier, zult ge daar Boven ook vereenigd zijn voor één Troon. Als achter den gekruisten Koning, Die nu verheerlijkt is, het volk aangaat, wordt elke hoogte geslecht en ieder dal gevuld. Zie, dan wordt het één volk. Michal verachtte David, om het volk, in den diepsten grond, wijl haar harte van de Arke vreemd was. Wanneer dat bij u ook nog zoo zijn mocht, vraag dan den Heere:

Neig mijn hart en voeg het saam Tot de vreez' van Uwen Naam, De Heere en Hij alleen weet dat booze hart nog te breken. En viel u dat voorrecht ten deel, dat ge in die Arke, d. i. in Christus Jezus, alles vond voor uwe ziel, voeg u dan met het volk des Heeren te zaam, met de allergeringsten evenzeer als met de allerhoogsten onder hen. Laat de Michals, met het gansche Saulsgeslacht, dan vrijelijk spotten.

Deez' spotternij gaat ras voorbij. Zij zal niet lang meer duren. Maar 't blijde lot, dat Isrels God Den Zijnen straks zal schenken. Is eerder daar, dan zij voorwaar Zich immer dorsten denken.

Laat Davids gang maar huppelend zijn, de lijfrok is zijn schoonste kleedij. Straks wordt het bewaarheid:

Hun bHjdschap zal dan onbepaald. Door 't licht dat van Zijn aanzicht straalt. Ten hoogsten toppunt stijgen. Geve om Zijns Naams wil de Heere dit blijde vooruitzicht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking. ' •

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's