Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Synode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Synode.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Zaterdag 14 Aug., 22e zitting. De Synode besloot om in de zaak van Ds. B. de Ligt, predt te Nunen, het openlijk uit te spreken, dat het lichtvaardig optreden van Ds. de Ligt van dien aard is geweest, dat ingrijpen van de militaire overheid volkomen rechtvaardig is geweest. Vervolgens sprak zij uit, dat zij van oordeel is, dat er gegrond vermoeden bestaat, dat Ds. de Ligt misbruik gemaakt heeft van den kansel en door de wijze, waarop hij zich uitgedrukt heeft, in strijd heeft gehandeld met wat naar art. 11 Alg. Regl. zijn roeping als predikant was. Daardoor zich schuldig gemaakt heeft aan verstoring van orde en rust en aan vergrijp in de uitoefening van zijn Kerkelijke betrekking (art. 3 regl. Kerkel. opzicht en tucht.)

De Synode besloot vervolgens het Class. Bestuur van Eindhoven, door tusschenkomst van het Prov. Kerkbestuur van N.Brabant met Limburg, op de hoogte te stellen van haar oordeel met de overwegingen waarop dat gegrond is, met opdracht een onderzoek in deze in te stellen.

De secretaris der Synode gelijk eenige andere leden waren er voor, dat deze zaak niet publiek zou worden gemaakt, maar de groote meerderheid der Synode wenscht, dat de conclusie bekend worde, omdat men in Nederland recht heeft te weten dat de Synode der Nederl. Hervormde Kerk al haar aandacht aan deze zaak heeft gewijd en daarin werkzaam wil optreden. -

Prof. v. Nes rapporteerde namens de Commissie voor nieuwe wetsvoorstellen over een verzoek van de Confessioneele Vereeniging tot wijziging van het Algem. Regl. betreffende de classicale vergaderingen, waardoor herstel van het recht dier vergaderingen om zelf haar zaken te behandelen, plaats heeft in dezen zin, dat hetgeen thans aan de Class. Besturen is opgedragen, o.a. omschreven in art. 43 Alg. Regl., worde overgebracht naar de classicale vergadering zelf, die dan meer dan eens, tenminste driemaal in het jaar, zal moeten samenkomen.

De commissie wil dat verzoek van de hand zien gewezen, omdat door de Confess. Vereeniging geen wetswijziging is voorgesteld. Eenige leden waardeeren de bedoeling, maar het voorstel beoogt een geheele verandering en geeft den weg niet aan waarop deze zaak moet worden tot stand gebracht.

Met algemeene stemmen wordt het verzoek verworpen. In de Synode van 1914 is het besluit genomen niet voort te gaan met het doen houden van voordrachten over maatschappelijke vragen uit Christelijk oogpunt beschouwd, op de wijze waarop dit gedurende 2 jaren te Leiden, Utrecht en Groningen geschiedde. Er werd toen een commissie benoemd om de Synode van 1915 van advies te dienen. Het rapport dier commissie was van deze strekking: de commissie stelt u voor te besluiten aan de Universiteiten te Leiden, Utrecht en Groningen cursussen te doen geven over de maatschappelijke vragen uit Christelijk oogpunt bezien".

Dit voorstel wordt Verworpen met 12 tegen 7 stemmen.

Maandag 16 Aug., 23e zitting  De President opent de vergadering en leest 2 Cor. 4, waarna hij voorgaat in gebed. De heeren Prof. van Nes, Menthen en Bloem worden aangewezen tot leden eener commissie, welke het aangenomen beginsel dat de leden der Synode zullen worden gekozen door de Class. Vergaderingen, zal moeten uitwerken in een wetsvoorstel, teneinde dat aan te bieden aan de Synode van het volgend jaar.

Een schrijven was ontvangen van Prof. van Veen namens de theol. hoogleeraren te Utrecht, die uitgenoodigd zijn de commissie te vormen, welke de vraag in studie zal nemen, of het mogelijk is, een modus vivendi te vinden voor de verschillende in de Ned. Herv. Kerk bestaande kerkelijke en theologische richtingen. Zij hebben die uitnoodiging aangenomen met verzoek zelven eenige leden van verschillende richting te mogen assumeeren. Aan dit verzoek wordt voldaan.

Art, 25 Regl. op 't Examen wordt gewijzigd ; „na de derde afwijzing wordt geen hernieuwd examen toegelaten" vervalt.

Aan de algemeene Synodale Commissie was opgedragen advies uit te brengen inzake de bevoegdheid van predikanten, die vrijwillig hun ambt hebben neergelegd, tot het verrichten van kerkelijke handelingen. Zij heeft aan die opdracht voldaan en met veel zorg eenige bepalingen samengesteld, als wijzigingen-in verschillende reglementen. In vroegere ontwerpen trachtte men de bevoegdheid der emeriti en eervol ontslagen predikanten zooveel mogelijk in te perken. De overwegingen in den boezem van de Commissie van rapport, (de heeren Couvret, Eilerts de Haan en Weyland) leidden gedurig weer tot de slotsom, dat dit toch niet ging. In dien zin worden dan ook enkele wijzigingen aangebracht, waardoor emeriti predikanten en zij die de bevoegdheid van emeriti predikanten hebben, bevoegd zullen zijn tot: openbare prediking, leiding van de godsd. oefeningen, doop-en avondmaalbediening, huwelijksinzegening, geven van godsd. onderwijs, bevestiging van predikanten, kerkeraadsleden en lidmaten, behoudens de toestemming van den kerkeraad.

Verschillende, tengevolge van deze voorstellen, noodzakelijk geworden wijzigingen in andere artikelen worden behandeld en voorloopig aangenomen, w. o. ook enkele wijzigingen in het Regl. op de Algem. "Wed. en Weezenbeurs. (art. 3 I). Dr. van Nes geeft de eind-redactie van de voorloopig aangenomen wijzigingen in het Regl. op het Studiefonds.

Dinsdag 17 Aug., 2/[sie zitting. In deze zitting wordt de heer G. E. M. Picard, Waalsch predt. te Arnhem, vervangen door den heer E. E. Picard van Dordt, zijn primus.

Ds. Creutzberg biedt namens de Commissie voor de considcratiën het rapport aan over het voorloopig aangenomen Reglement op het Beheer. Dit rapport zal, na gedrukt te zijn, worden behandeld.

Aan een Commissie, bestaande uit de H. H. Eilerts de Haan, Weyland, Edling, Schrieke en Tammens, was opgedragen advies tot wijziging van het Syn. Reglement op de benoeming.

Op den voorgrond stelt de Commissie het beginsel dat men, om aan eenige stemming of verkiezing te kunnen deelnemen, moet voorkomen op de lijst van stemgerechtigden. Zij is van oordeel, dat jaarlijks in alle gemeenten een lijst moet worden opgemaakt.

Over de vraag of een lijst van stemgerechtigden gedurende een geheel jaar onveranderd moet blijven, oordeelen de leden der commissie verschillend.

Na eenige discussie komt het ontworpen reglement in behandeling.

Art. I van het vigeerend reglement is met eenige wijziging in de redactie gesplitst in art. 1 en 2.

Bij het voorgestelde art. 3 rijst allereerst de vraag, of de plaatselijke reglementen, goedgekeurd door het Prov. Kerkbestuur, noodzakelijk zijn. Deze vraag wordt met 15 st bevestigend beantwoord.

Art. 3 luidt in het concept aldus; «Eenmaal's jaars, op den tijd en de wijze, in het Plaatselijk Regl. (art. 7) voorgeschreven, wordt de lijst van stemgerechtigden opgemaakt, voor de gemeente ter inzage gelegd en vastgesteld.

Op deze lijst worden geplaatst de namen van allen, die volgens art. 2 al. i stemgerechtigd zijn en van hen, die dat in den loop van het jaai', waarvoor de lijst van kracht is, worden; deze laatsten met vermelding van den dag, waarop dit geschiedt, zoodat zij van dien dag af, aan de stemmingen en verkiezingen kunnen deelnemen.

Personen, wier namen op de lijst niet voorkomen Ivorden tot de stemmingen en verkiezingen niet toegelaten.

Evenmin worden tot de stemmingen en verkiezingen toegelaten de personen, wier namen op de lijst voorkomen, maar die volgens art. 2 al. 2 geen stem-, recht mogen uitoefenen en zij, die hebben opgehouden 'onder het ressort der Gemeente te wonen. De Ker-'keraad zorgt, dat bij elke stemming of verkiezing een lijst van deze personen aanwezig is.

De heeren van Nes en Zoete doen een voorstel om hierin een kleine wijziging aan te brengen en wel om in al. 2 te schrappen de woorden: sen van hen die dat in den loop van het jaar enz.« De meerderheid der Synode gaat evenwel niet met dit voorstel mee.

De heer Weyland stelt voor de 4de alinea te vervangen door déze alinea: «In de lijst wordt gedurende het jaar dat zij van kracht is, geen verandering gedoogd, dan die welke krachtens eindbesluit, einduitspraak of eindbeslissing noodzakelijk is geworden, in welk geval zoodanige verandering bij besluit van den Kerkeraad op de lijst behoort te worden aangebracht.*

Het amendement van den heer Weyland wordt verworpen.

De heer Eilerts de Haan dient nu een amendement in: in al. 4 van art. 3 in te voegen achter «uitoefenen* : »Zij omtrent wie bij eindbesluit is uitgesproken, dat zij door woord of daad ten duidelijkste hebben getoond, zich van de Kerk te hebben algescheiden of die krachtens einduitspraak van het lidmaatschap der Kerk vervallen zijn verklaard.»

Dit amendement wordt aangenomen. Daarna wordt nog gesproken over den aard van de goedkeuring, die door het Prov. Kerkbestuur wordt verleend op het plaatselijk reglement.

Nadat de 13 artikelen van het herziene reglement met algemeene stemmen zijn aangenomen, geschiedt dit zelfde met eene uit het reglement voortvloeiende wijziging van art. 7 regl. voor de Kerkeraden.

De heer Franke rapporteert over een verzoek van den Kerkeraad te Sittard tot steun voor Kerk-en Schoolbouw te Hoensbroek (Limb.)

De kerkeraad is van oordeel, dat er spoedig aldaar een school gesticht moet worden in het belang der Ned. Herv. Kerk, omdat er gevaar bestaat, dat de laatste in het gedrang komt door het propagandeeren van de Geref. Kerk in de gemeenten Heerlen en Sittard. Het Cl. Bestuur van Maastricht ondersteunt dit verzoek, omdat er periculum in mora is. Dit schrijven moet, omdat de tijd van aanvrage voor 1915 verstreken is, voor kennisgeving worden aangenomen. Aan den kerkeraad van Sittard zal den raad worden gegeven om in het a.s. jaar dat verzoek te herhalen.

Woensdag 18 Aug.; 24ste zitting. In de morgenvergadering ('s middags werd niet vergaderd wegens vergadering van een Synode contracta) kwam in bespreking het verslag der hoogleeraren vanwege de Ned. Herv. Kerk te Leiden, Utrecht en Groningen over den staat van het hooger onderwijs in de godgeleerdheid 1914—1915.

Te Leiden werden voor den cursus 1914—1915 in het Album ingeschreven 38 studenten, van wie 5 voor de eerste maal.

Te Utrecht bedroeg dat getal 85, waaronder 16 voor het eerst.

Te Groningen bedroeg dat getal 21, waarvan slechts één voor het eerste jaar.

Collegebezoek is overal goed te noemen. Omtrent het gedrag der studenten werd niets ongunstigs vernomen.

In Leiden deden 8 studenten het kerkelijk examen, in Utrecht 23 en in Groningen 12.

Er werden 8—22 en 12 voorstellen gedaan. De president spreekt namens de Synode een woord van waardeering en dank aan het adres der verschillende kerkelijke hoogleeraren uit voor de wijze waarop zij in den afgeloopen cursus hun arbeid hebben verricht en voor hun toewijding aan de opleiding der aanstaande Evangeliedienaren.

Het wordt zeer gewaardeerd, dat te Leiden dr. van Nes een college over inwendige zending geeft, en dat ook verschillende sociale belangen op dat college worden behandeld.

Dr. van Veldhuizen spreekt zijn dank uit, dat de Synode hem heeft vergund in plaats van Christelijke zedekunde, in 't bizonder de Bijbelsche zedeleer te doceeren.

In de buitengewone vergadering van de synode, in April gehouden, werd besloten aan de kerkelijke hoogleeraren te verzoeken, dat zij zich vóór het voorbereidend kerkelijk examen zullen vergewissen van de voldoende kennis der candidaten met betrekking tot de Bijbelsche geschiedenis. Naar aanleiding van dit besluit worden eenige besprekingen gehouden over de noodzakelijkheid van de beoefening van dit leervak.

Dikwijls is in de synode geklaagd over zeer onvoldoende kennis der candidaten. Een afdoende regeling van deze zaak kan echter eerst plaats hebben, wanneer het geheele reglement op het examen zal worden herzien.

De lezer zal zich herinneren, dat eenige dagen geleden in de 21ste zitting, toen het voorstel der Hervormde Broederschap was verworpen, op advies van dr. van Nes het beginsel zelf dat geacht werd aan genoemd voorstel ten grondslag te liggen, ter uitwerking is toevertrouwd aan eene afzonderlijke commissie. Dat beginsel was: de benoeming van de leden der Synode door cl. vergaderingen.

De meerderheid had zich in de 18de zitting ten gunste van dat beginsel uitgesproken; en na de verwerping van het voorstel der Hervormde broederschap was het intact gebleken. Tot leden dier afzonderlijke commissie werden benoemd de H-H. dr. van Nes, Menthen en Bloem. Reeds heden, in de 25ste zitting, kwam deze commissie met een nieuw voorstel ter tafel zoodat men die zaak voor de derde maal in deze synode in behandeling zou moeten nemen.

Hiertegen verzetten zich sommige leden, die afgezien van hunne sympathie voor het meergenoemde beginsel, van oordeel waren, dat de benoemde Commissie haar rapport behoorde in te dienen bij de Synode der volgende jaarg. Hun gevoelen bleek dat der meerderheid te zijn. Met 10 tegen 9 stemmen werd besloten de genoemde zaak in deze zittingen voor afgedaan te beschouwen, (vóór de Secretaris, Vice-president en de H. H Couvret, Eilerts de Haan, Zijp, Schrieke, Tammenz, Franke, dr. Visser, Spandaw en Picard.)

Donderdag 19 Aug; 26ste zitting. Nadat in de morgenvergadering de eindredactie gegeven was van onderscheidene wetswijzigingen en het rapport was behandeld van den heer Franke, handelend over een verzoek van de cl. verg. van Hoorn, om voor de diakonieën de gelegenheid te openen, kosteloos het advies in te winnen van de commissie van advies in zake diakonale armenzorg, kwam in de middagzitting aan de orde de kwestie over

„Geest en Hoofdzaak."

In het verslag van de 18de zitting deelden we reeds mee, dat Ds. Zoete rapport had uitgebracht in deze zaak. Toen bleek, dat er een meerderheid en een minderheid in de commissie van rapport was; de meerderheid, bestaande uit de heeren Weyland, Menthen en Picard was tegen de schrapping van de bekende woorden in art. 39 Regl. Godsd. onderwijs (weglating ven de woorden „althans wat betreft den geest en de hoofdzaak); de minderheid, bestaande uit de heeren Zoete en Creutzberg, was voor de schrapping.

De discussie in deze 26ste zitting duurde ruim 2 1/2 uur. We laten er een en ander uit volgen:

De praeadviseur, dr. van Nes, dankt allereerst den rapporteur, den heer Zoete, die een klaar overzicht heeft gegeven van hetgeen in de kerk is uitgesproken. Spr. heeft in 1909 en 1912 de bespreking van hetzelfde voorstel bijgewoond. Spr. heeft steeds gedeeld in het gevoelen van den vice-president dr. Weyland, wat de rationeele uitlegging van het artikel betreft. Het spijt. spr. dat genoemd lid der commissie zijn voorstel tot verplaatsing der woorden „geest en hoofdzaak" niet wil hernieuwen.

Spr. zou thans vóór schrapping van de woorden zijn uit het oogpunt van uniformiteit van de kerk en van liturgie. Indien echter de schrapping niet plaats heeft, ' dan betwist spr., dat er in de kerk willekeur heerscht. De kerk geeft dan nog geen recht tot het stellen van ja en neen tegenover elkander. Het is niet juist te zeggen : er is leervrijheid in de kerk door deze geest-en-hooidzaak-formule en daarom moeten wij haar wegnemen. Wordt dit als een middel aangezien om de modernen uit de kerk te weren, dan is spr. tegen het voorstel tot schrapping. Spr. is onder den indruk gekomen van de brochures van dr. Wumpkes en ds. Voorhoeve. Als leerling van Gunning wil spr. wijzen op onze schuld tegenover de modernen. De vrijzinnigen in onze kerk hebben de aandacht gevestigd op velerlei dat de anderen hebben verzuimd en verwaarloosd. Wij hebben den strijd te strijden, zegt spr., niet door reglementaire bepalingen, vastgesteld door een meerderheid, maar op het terrein van het leven, door de betooning des Geestes en der kracht.

Spr. zou vóór de schrapping zijn uit het oogpunt van uniformiteit en liturgie. Hij is echter tegen de schrapping wegens het aspect, dat de zaak in 't laatste jaar heeft verkregen. Daarom is hij voor verplaatsing van de woorden in den zin als door dr. Weyland is bedoeld.

Dr. van Veldhuizen schaart zich aan de zijde van de minderheid der commissie.

De secretaris, de heer Bakhuizen van den Brink, blijft de synode beschouwen als een bestuur, dat het recht moet hebben desnoods ook tegen de meerderheid in de kerk in te gaan. Bovendien kan hier van een werkelijke meerderheid worden gesproken ? Dat is nog de vraag. Spr. is ook van oordeel, evenals dr. van Nes, dat men aar. deze zaak ten onrechte een bizondere beteekenis heeft gehecht, en haar ook ten onrechte zoozeer heeft opgeblazen. Men heeft aan de schrapping zulke consequenties verbonden, dat men nu wel dubbel waakzaam moet zijn. Daarom is spr. tegen de voorgestelde wijziging.

De heer Weyland wijst er op, dat velen de kerk zullen verlaten, als de weg wordt betreden dergenen die door schrapping van de clausule de kerk willen zuiveren. Daardoor zullen wij de aanraking verliezen met hen die allereerst in aanraking met het Evangelie moeten worden gebracht. Wij hebben niet de prediking te brengen aan bekeerden, maar aan hen die Christus nog niet kennen. Spr. acht de vragen zelve ook van dien aard, dat zij met het oog op den zielstoestand van jonge menschen niet kunnen worden gedaan zonder deze toevoeging.

Men moet óf de vragen uit het reglement verwijderen, óf ze er in laten met die toevoeging, echter verplaatst zóo als door hem is aangewezen. Na het' voorstel tot wijziging van het Reglement op het G. O. is verworpen, beveelt spr. opnieuw deze redactie-wijziging aan.

De heer Schrieke wil het misbruik niet in de hand werken. Al het misbruik dat gemaakt is, is niets dan wetsovertreding geweest. Spr. wijst er op, dat deze meerderheid, waarvan in het rapport wordt gesproken, niet veel heeft te beduiden. Men heeft gezegd dat men door de schrapping den vrede en de rust in de kerk zal bevorderen, maar, als men let op het rumoer dat er nu is ontstaan, mag men wel vragen, wat zal het zijn, als het voorstel wordt aangenomen. Spr. deelt in het gevoelen van den vice-president, dat deze vragen zoo niet kunnen worden gesteld. Daarom moeten zij gedaan worden met een inleiding, waarin op geest en hoofdzaak wordt gewezen.

Spr. zou als er wijziging komt, wenschen, dat zoodanige vragen, als door wijlen den hoogleeraar Gunning zijn geformuleerd, mochten worden opgenomen.

De heer Tammens ziet in deze zaak niet iets van geringe beteekenis. Het geldt hier den strijd tusschen confessionalisme en anti-confessionalisme. Ook hij betwijfelt met den secretaris en den heer Schrieke of de meerderheid wel zoo groot is. Spr. wijst op het woord van den vice-president, dat men de kerk niet mag omringen als met een Chineeschen muur, en uit haar wegdringen juist degenen die de prediking behoeven. Het gaat bij de modernen niet om willekeur, maar om de hoofdzaak des Evangelies. Spr. zal zich steeds vierkant plaatsen tegenover willekeur. En hij betreurt het, dat het rapport der minderheid zoo telkens op die willekeur wijst. Het komt in de kerk meer aan op eenheid van geest dan op eenheid van formules.

De heer Franke vraagt zich af: is het raadzaam op het werk van de modus-vivendi-commissie vooruit te loopen? Spr. vraagt, of het geraden, of het recht is, de schrapping te aanvaarden, als er in de kerk zulk een groote minderheid is, die zich daardoor in hun arbeid belemmerd gevoelt. Ook deze spr. merkt op, dat de omvang van de z.g. willekeur niet is vastgesteld. Spr. gelooft niet, dat de eenheid in de kerk door de schrapping zal worden bevorderd.

De heer Bloem stemt niet voor de schrapping, omdat hij daarvan veel verwacht, maar omdat de zaak nu eenmaal aan de orde is. De moeilijkheid zit niet in de woorden „geest en hoofdzaak", maar in de exegese van de historische beteekenis der eerste belijdenis vraag. De bedoeling van de voorgestelde schrapping is, dat de historische beteekenis van die vraag worde gehandhaafd tegenover eene willekeurige uitlegging. Het gaat er om, de kern van de belijdenis der Hervormde Kerk te handhaven en te redden.

De heer Timmers erkent, dat het een groot woord is als men zegt: wanneer die woorden worden geschrapt, is de kerk gered. Maar het is de vraag, of tot gedoopte kinderen mag worden gezegd: gij hebt den Christus niet noodig. Zullen wij de belijdenis handhaven of verwerpen? Dat is de vraag. Wij willen de modernen niet uitwerpen, maar de kerk mag niet uitzenden predikers, die de belijdenis van den Christus loochenen.

Dr. Visser woont de bespreking over geest en hoofdzaak thans voor de vierde maal bij. Toch wü hij ook nu zijn standpunt toelichten. Spr. gevoelt, dat hier een eerste stap wordt gezet in de richting van het confessionalisme, en straks moet een tweede en een derde stap volgen. Straks zal men decreteeren: Aldus moeten de woorden worden opgevat, en daarvan moogt gij niet afwijken. Spr. wijst er op, dat de vrijheid aan de vrijzinnigen thans wettelijk is toegestaan. Spr. wil die vrijheid handhavein. De opdracht, gegeven aan de Utrechtsche hoogleeraren, komt bovendien in strijd met de schrapping der bewuste woorden. Ook deze spr. wijst er op, dat men aan de minderheid in de kerk onrecht zou doen.

De heer Menthen licht zijn standpunt, in het rapport ingenomen, nader toe.

De heer Creutzberg behoort tot de minderheid der rapporteerende commissie.

De heer Steenbeek merkt op, dat wij, tegen het voorstel stemmend, uitspreken, dat de willekeur in de kerk mag blijven bestaan. Men heft dan de belijdenis der kerk op.

De heer Couvret beschouwt de vragen als geweldige crewetensvragen. Doch een voorstel tot wijziging is niet ter tafel. Spr. laat zich niet door eenige partij zijn stem voorschrijven. En nu is hij in zijn overtuiging sinds het vorige jaar niet veranderd. Hij zal ten gunste van het voorstel zijn stem uitbrengen.

De heer Eilerts de Haan heeft eenige jaren achtereen uitvoerig zijn advies gegeven. Waar men leertucht wil, daar moet men ook komen tot tjitdrijving. Spr. begrijpt niet, dat er zoo velen van ethische zijde voor de schrapping zijn. Zal door het letterlijk doen van vragen, eenheid komen ? Spr. erkent dat er willekeur is, en hij betreurt het, dat er juist onder hen, die zijn geestverwanten heeten, maar die het niet zijn, zoodanige, willekeur is gevonden. Maar de enkele gevallen mogen aan de vrijzinnige richting niet worden verweten. Ook onder andere richtingen is willekeur. Spr. komt tot de slotsom, dat er onder de ethischen worden gevonden, die vóór de schrapping zijn uit vrees. Maar vrees is een slechte raadgeefster.

Zal er, vraagt spr., vrede komen in de kerk, als er predikers gedwongen worden tot uittreding? Dan zullen de ernstigste mannen de kerk verlaten. En wie zullen er blijven? Zal het niet tot schade zijn van de kerk? Er zal „verleugening" komen en minder ernstige opvatting van de belijdenis en bevestiging.

De vrede zal niet hersteld zijn, als de modernen zijn uitgedreven. Integendeel, dan zal de strijd tusschen ethischen en confessioneelen nog heviger ontbranden. Vrede kan slechts daar zijn, waar leven is en waar de verschillende richtingen op elkander lettende, zich zelve kunnen herzien. Spr. herinnert aan het woord van Thomson, dat „geest en hoofdzaak" is het schuchtere grijpen naar de waarheid, welke in de belijdenisvragen is verborgen. Spr. eischt voor zich en zijn geestverwanten op niet de vrijheid van „elk wat wils", niet de vrijheid der willekeur, maar de vrijheid des geloofs en des H. Geestes.

De heer Zijp acht het voorstel in strijd met het belang van de kerk, omdat velen er door zouden worden afgeweerd.

De heer de Groot zegt, dat het hier gaat om het Zoonschap Gods. Is Christus de eenige zaligmaker of is Hij het niet? Met de belijdenis staat of valt de kerk. Laat de kerk die belijdenis vertrappen, dan delft zij haar eigen graf.

De president vereenigt zich met het gevoelen van dr. van Veldhuizen. Spr. kan het niet van zich verkrijgen om er toe mede te werken dat het belijden van Jezus Christus in de ure der belijdenis problematisch worde gesteld.

De heer Zoete (rapporteur) houdt vol, dat een groote meerderheid in de kerk zich ten gunste van het voorstel heeft uitgelaten. Als er ooit iets in de gemeente geleefd heeft, dan is het deze zaak. Spr. betoogt, dat de willekeur, welke hij in het rapport op den voorgrond stelde, niet sporadisch wordt gevonden. Hij is van oordeel, dat als dit voorstel wordt verworpen, men zal gaan denken dat er volkomen vrijheid is in de kerk. Het betreft hier geen zaak van gering belang, waardoor niet veel verandering zal komen, zooals sommige sprekers hebben beweerd.

Het voorstel tot schrapping der bekende woorden in art. 39 Regl. Godsd. Onderw. wordt ten slotte verworpen met 10 tegen 9 stemmen.

Tegen de schrapping verklaarden zich Prof. van Nes en de secretris (met adviseerende stem) benevens de leden: dr. Weyland, Menthen, Schrieke, Eilerts de Haan, Zijp, Tammens, Franke, dr. Visser, Gordon Spandaw en Picard.

Juist dus zooals verwacht werd hebben de 3 orthodoxe leden dr. Weyland van Veere, Ds. Schrieke van Enschede en ouderl. Menthen van Arnhem, hoewel de meerderheid in de Kerk voor de schrapping was, de wagen in 't moeras gestuurd. Trouw hebben ze, evenals verleden jaar, de moderne synodeleden ter zijde gestaan.

Het zou niet onaardig zijn indien voor dit driemanschap in den Haag een standbeeld werd opgericht. Ze hebben het verdiend.

[Gelijk men weet is het voorstel verleden jaar aangenomen met 10 tegen 9 stemmen. Toen zat Prof. V. Veen, oud-ouderling, als afgevaardigde voor Utrecht (vóórstemmer), terwijl nu zijn plaats was ingenomen door den heer Gordon Spandaw, oud-ouderling, als afgevaardigde voor Drenthe (tegenstemmer).

De heer Gordon 'Spandaw, modorn, was door het lot aangewezen, toen het ging tusschen een orthodox ouderling uit Meppel en hem], {Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Synode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's