Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eed of belofte.

Ongetwijfeld zal, zoo het eedswetje, gelijk het ingediend werd, ongewijzigd in het Staatsblad mocht komen, dit voor de toekomstige rechtsorde van ons volk van groote beteekenis worden.

Voor vele Protestanten en ook Eoomsch-Katholieken, die het hooge gewicht van den eed beseffen, en die, wanneer de Overheid het vordert, den eed met volle gerustheid afleggen, zal het de vraag zijn, of zoo de voorgestelde regeling wet wordt, zij, ingeval de rechter hen tot afleggen van getuigenis der waarheid oproept, op grond van Gods Woord den eed niet hebben na te laten en de belofte behoor en te doen.

Immers het derde gebod van de Wet des Heeren luidt: „Gij zult den naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken." Wat dit derde gebod wil zeggen, verklaart de Heidelbergsche Catechismus nader in het antwoord op vraag 99 met deze woorden: dat wij met onnoodig zweren den naam Gods niet misbruiken zullen. Daarbij wordt echter op vraag 101 uit dienzelfden Catechismus: Mag men ook godzaliglijk bij den naam Gods eenen eed zweren? geantwoord: dat dit geoorloofd is, als de Overheid van hare onderdanen om trouw en waarheid te bevestigen hei vordert.

De nadruk valt hier op het woord vordert. Zegt nu de Overheid met de wet voor zich, dat een ieder wel verplicht is den eed af te leggen, maar dat een belofte of bevestiging ook afgelegd kan worden indien tegen het afleggen van eeden gewichtige gemoedsbezwaren gevoeld worden, dan wordt het vorderen van den eed losgelaten.

Het aanroepen van Gods heiligen naam is een te heilige handeling dan dat deze anders dan in de uiterste noodzaak mag plaats hebben.

Tegen dat aanroepen kunnen gewichtige gemoedsbezwaren aangevoerd worden, die men wel met vrijmoedigheid durft ter zijde te schuiven, wanneer de Overheid dit vordert. Maar doet de Overheid die vordering niet meer hoor en, dan kan de zekerheid dat een eed mag afgelegd worden, komen te ontbreken.

En zoo zal in stede van den eed door meerderen de belofte worden afgelegd, wat gelijk wij hierboven schreven voor de toekomstige rechtsorde van groote beteekenis kan worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's