Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij dan leidden Jezus van Kajafas in het Rechthuis. En het was 's morgens vroeg, en zij gingen niet in het Rechthuis opdat zij niet verontreinigd zouden worden, maar opdat zij het Pascha eten mochten,

Jezus alleen in het Reohthuis.

In den vroegen morgen werd de Heere Jezus van Kajafas naar Pilatus geleid. De drinkbeker van lijden, dien Hem de Vader gegeven heeft, werd teug na teug leeg gedronken. Toch geleek het er in 't geheel niet op dat hier de hand des Vaders was, die den beker toereikte. De Heiland scheen overgeleverd aan den haat dergenen die Hem haatten. Nu hadden zij Hem in hun macht. Nu kwamen zij schrede na schrede hun doel nader. Judas had hen geholpen. De nacht had hun zijn dienst bewezen. De Joodsche Raad had bijna eenstemmig uitgeroepen: Hij is des doods schuldig. Het ging alles zoogoed.

Nu moest de zaak ook maar met spoed worden doorgezet. Er mocht iets tusschen in komen. Als zij nu op het uitgesproken vonnis de bekrachtiging van den Romeinschen rechter hadden, behoefden zij voor "geen teleurstelling meer te vreezen.  En zoo brengen zij den Heere Jezus als een gevaarlijken misdadiger naar het praetorium van Pilatus. Niet door sluipmoord, maar langs eenen rechterleken weg moest de Heere gedood. Zij wisten in hun schuldige blindheid niet dat zij met hun ijver er haastig toe medewerkten dat het centrale punt van 's Hollands lijden het Rechthuis zou zijn en dat juist daardoor het fundament gelegd werd van het gebouw van Gods gunstbewijzen dat naar Zijn gemaakt bestek zou rijzen.

Het Rechthuis van Pilatus is het middelpunt van Christus' lijdensweg. Daar zou de beslissing vallen. De Joden hebben het er op aangestuurd. Maar het woord van Jozef heeft hier zijn rijke toepassing: Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God heeft dat ten goede gedacht om een groot volk in het leven te behouden.

Schijnbaar terloops wordt door Johannes medegedeeld dat de Joden zelf niet in het Rechthuis gingen, opdat zij niet verontreinigd zouden worden, maar opdat zij het Pascha eten mochten. Hetpaaschfeest was het feest van Israels bevrijding.

Door de sterke hand en machtigen arm des Heeren was het volk uit Egypte's diensthuis uitgevoerd. Elk jaar moest, om Gods daden te verkondigen, het paaschlam gegeten worden. De Heere moest bediend in de herdenking Zijner weldaigheden. Wel, dan mochten deze Joden toch in dezen tijd niet een Levietisch onrein huis betreden? Zoo meenden zij. Het stond wel niet in hun wet. Maar dit behoorde nu tot hunne inzettingen, waardoor zij, naar Jezus' woord, de wet krachteloos maakten. Er staat wel in Numeri dat iemand, die een lijk aangeroerd had, eenigen tijd moest wachten met het eten van het pascha. Welnu, zóo fijn hadden zij het uitgezift, dat het betreden van een heidensch huis gelijk stellen met het aanroeren van een doode.

Zij namen het „zwaar" op, niet waar? Den Heere Jezus lieten zij door de Romeinsche wacht in het Rechthuis voeren. Voor Hem kwam het er niet zoo erg op aan. Hij was in hunne oogen toch reeds een verworpene, een onreine, een vriend van tollenaren en zondaren. Hij moet alleen, zonder één van Zijne broederen naar het vleesch, in Pilatus' huis. En wij zien Hem in onze gedachten, als aller uitvaagsel, de trappen van het: Romeinsche praetorium betreden. Daar staat Hij midden onder de Romeinen, onder de „dooden", in het midden van hen die met doode lichamen gelijkgesteld werden.

Deze Israëlieten zetten geen voet in dien kring. Zij waren rein, in eigen oogen. Zij mochten eens besmet worden. Zij moesten Israels belangrijkste feest vieren.

Laat ons het wel verstaan: de Heere Jezus werd door hen uitgeworpen, maar door deze daad verklaren zy zichzelf rein om het Goddelijke te genieten.

Deze vluchtige mededeeling over het schijnheilige gedrag der vijanden van , Jezus zegt ons weder met allen ernst hoe 1 lijnrecht de gedachten des menschen ingaan tegen de gedachten Gods, In allerlei \ toonaard luidt het gedurige refrein dat! uit den mensch voortkomt: weg met Hem uit den mensch die meent bij zichzelf rechtvaardtg te zijn. En tegelijkertijd is! men toch met de gedachte vervuld: wij moeten het Pascha eten, wij moeten God dielïen, wij willen godsdienstigaijn. Soms overloopend vol van „Godsdienst", werpt. men den Christus uit. Niet weinig dient' er in onze kringen op deze zonde gewezen, Wij moeten het niet vergeten dat daar menschen waren van gelijke beweging als WIJ, wü, üie die geen voet wilden zetten in' een onreinen kring en die toch den Christus alleen lieten staan in het Rechthuis.

Diep ingeworteld is het streven van den mensch om zonder Zaligmaker de; hand te leggen op het geestelijk goed, terwiijl niet bedacht wordt dat hij eerder de sterren zou kunnen grijpen dan uit; eigen kracht zich te verheffen tot de gemeenschap Gods. Dit laatste toch alleen is het ware goed. Nabij God te wezen.

Maar in den mensch woont de begeerte om door eigen bepaalden weg den hemel binnen te dringen en door reinen wandel het bevrijdingsfeest te vieren, terwijl het aldus toch nooit tot een feest en tot eene bevrijding zal komen. Dit is eeuwig onmogelijk. In plaats dat de mensch van verlossing spreken mag, werkt hij zich hoe langer hoe vaster in het diensthuis der zonde.' Zeker, een reine levenswandel, een lust om naar al Gods geboden te leven, een strenge opvatting van de Waarheid, een stipte belijdenis.., , 't is • alles zeer op prijs te stellen, maar wee ons wanneer wij niet met Christus in het Rechthuis gaan! De rechtvaardigmaking ga voorop. De heiligmaking volgen.

Laat ons niet uit de hoogte op deze Israëlieten neerzien. Ook nadat het licht der genade onze harten bestraald heeft, blijven wij vaak vóór het Rechthuis staan en werpen daardoor den Christus uit. Van groot belang is het over onze zonde bekommerd te zijn. De smart over onze ongerechtigheid is de voorwaarde die de Schrift ons zonder eenig beding voorstelt om tot vergiffenis te komen. Maar zoodra als wij waardigheid in onze tranen zien, of in de klacht ons vermaak vinden, blyven wij vóór het Rechthuis staan en wij laten Jezus alleen de trappen van het praetorium betreden. Wy denken er niet aan om het op onze lippen te nemen, maar toch woont het vreeselijke woord op den bodem van ons hart: weg met Hem I.... 't Is van niet geringe betee­ kenis uit de diepte tot God to roepen. Immers zulk een gebed klimt tot 's Heeren troonzaal op. Het is een vrucht van genade. Maar daarmede gaat samen de ootmoedige belijdenis dat ook mijn gebedsleven geen penning bijbrengt tot uitdelging van mijn schuld. Indien deze heilige overtuiging er niet ware, zou ik, al zuchtende, een rustpunt nemen waar ik niet rusten mag en ., , . met veel godsdienstigheid zou ik vóór het Rechthuis blijven staan en de zonde van de Jeruzalemsche Joden ware ook de mijne.

Wel, is er dan niet veel reden om ook onder ons op dit kwaad te wijzen en voor deze zonde elkander te waarschuwen?

Een ieder die met Christus het Rechthuis binnentreedt, zal ook door Hem gereinigd worden, het pascha eten, het feest der bevrijding vieren en Gods daden verkondigen.

Er wordt in onzen tekst een rijk Evangelie gepredikt.

God heeft de kwade gedachten der Joden ten goede gedacht, tot eeuwige rechtvaardigheid Zijns volks,

Toen de joden vroeger steenen opraapten of toen men Hem van de steilte zocht af te dringen, heeft de Almachtige het beschermende schild over Hem opgeheven. Dezelfde, die ook niet gedoogde dat Herodes Hem in de Bethlehemsche kindermoord doodde. In het Rechthuis moest Christus komen. Zoo heeft God het gewild.

Al was Pilatus een zwak, ijdel mensch, hij was toch de vertegenwoordiger in Israël van het meest zuivere recht op aarde in dien tijd, het Romeinsche recht, En het was de wil van een albesturend God dat de Christus voor dien rechterstoel verschenen zou. Tot vijf maal toe heeft Pilatus Hem onschuldig verklaard ! Als een volmaakt rechtvaardige is Hi openbaar geworden. En als Hij dan toch naar Gods Raad als een doodschuldige straks gevonnist wordt, heeft dit een andere reden. Dan kan het niet anders wezen dan-naar Jesaja's profetie: „Hij is om onze overtredingen verwond, de straf die ons den vrede aanbrengt was op Hem". Zoo is het oordeel uit het Rechthuis over Hem gekomen als Plaatsbekleeder, opdat Hij alleen de grond onzer vrijspraak zou wezen. Zoo hebben wel de joden gezegd, door Hem in het Rechthuis te laten leiden, : weg met Hem

Hy is een onreine! , 1 Een misdadiger!

Maar.... o eeuwig mysterie der verlossing.... ook God heeft gezegd: Hij is de onreine, de schuldige; aan het kruis met Hem! En alzoo is de kern van den weg der verzoening de rechterlijke daad van den Rechter der gansche aarde, waardoor Christus tot zondaar is verklaard, „Hij, die geene zonde had is zonde voor ons gemaakt opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem".

Zoo ligt in 's Heilands smaad Zijn roem, In Zijn vernedering is Zijn verhooging, In Zijn verachting Zijn eeuwige lof. De hoon waarmede Davids Zoon gehoond werd, was zeer groot. Geen voet zouden de joden zetten in het huis van een Romein, van zulk een hond. Zij waren er streng in. Immers door deze handelwijze liepen zij gevaar een weigerend antwoord van Pilatus te ontvangen. Maar dat hadden zij er voor over. Welk een smaad deden zij den Heere Jezus aan door Hem te laten voeren in het midden van hen die zij zoo diep verachtten. Maar Zijn diepste hoon is Zijn grootste eer.

Het is Zijn werk en Zijn heerlijkheid om met de onreinen om te gaan, om hen alzoo tot de hoogste heiligheid te brengen. Hij werd de vriend van tollenaren en zondaren genoemd, maar dit zal altijd de bron van troost blijven voor heel de Kerk des Heeren.

Alleen is het noodig met Hem in het Rechthuis te gaan. Hoe wij dit bedoelen? Noodig is het te kennen onze, ongerechtigheid in het licht dat de Schrift er op werpt. Immers is het een feit dat bet zwaartepunt van 's Heeren lijden in het Rechthuis ligt, het is omdat de zonde het karakter van wetsovertreding, van misdaad draagt. Ons kwaad is dus niet een ziekelijke geneigdheid, waaraan wij nu eenmaal niets kunnen doen, niet een doodelijke kw*al die ons onvermijdelijk ten verderve voert; een toestand van zedelijke inzinking waarin wij als onder een noodlot voortwandelen. Neen, zoo is het niet. Bij zulk eene beschouwing van onze ellende-staat is het niet te verwonderen dat men komt tot een meest doode lydelqkheid. Kennis van zonde-schuld is er niet. De zonde wordt niet gekend in het licht van Gods openbaring. Men klaagt, , .. maar er is geen zelf-aanklacht.

Men weent, maar men beweent zijn moedwillig  overtreden van des Heeren wet niet. En toch tot dit laatste moet het komen als Gods Geest werkt,

Gods Woord predikt ons, de Geest overtuigt ons van ons misdadig zielsbestaan, van ons goddeloos verstand en van ons onwillig hart. En in dezen weg komt er eene bittere zelf-beschuldiging, eene oprechte schaamte, die niet in een reeks van woorden bestaat die gemakkelijk over de lippen vloeien, maar in het zich persoonlijk stellen voor den Rechterstoel van God. Het doodsvonnis doorklinkt mijn ziel: vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen daar geschreven is in het boek der wet om dat te doen! Ontzettend oordeel! Het slaat den mensch neer. Tot den grond. Heel het bestaan van den mensch is één misdaad. Dat wordt ervaren. Alsof God recht tegenover mij staat en het oog van den alwetenden Rechter mij geheel doorziet.

Verstaat gij waarom dit licht van Gods Woord over ons rijzen moet? Opdat wij met Christus in het Rechthuis zouden treden. Immers daar staat de Heiland in het midden van het „zondige" huis, in een geheel onreinen kring. Maar nu zegt Hij ook tot doodschuldigen: Ik heb den toorn Gods voor u gedragen, opdat gij, o mensch, in het gericht niet zoudt bezwijken! Ik draag de verdoemenis van den hoogsten Rechter, opdat er voor u geen verdoemenis wezen zou." Door het geloof wordt de gerechtigheid en de genoegdoening van Christus aangenomen en de rechterlijke vrijspraak doorruischt het hart van een armen zondaar. Wel, is dan het feit dat Jezus alleen in het Rechthuis is gegaan niet tot eeuwigen zegen: voor de Gemeente Gods ? — Niemand'. achte dezen zegen gering! Niemandontwgke het Rechthuis! Leef niet voort, o mensch, aonder schuldbelijdenis voor den Rechter der gansche aarde I Gods Woord wijst u dan heen naar Hem, die geleden heeft onder Pontius Pilatus. Door Hem zult gij gerechtvaardigd heengaan, meer dan de Fazizeër, Op Goddelijke wijze zult gij gereinigd zijn. En het feest der bevrijding vieren en Gods weldadigheden roemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's