Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijké overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijké overdenking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan ; de bloemen worden gezien op het land, de zangtijd genaakt en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land; de vijgeboom brengt zijne jonge vijgjes voort en de wijnstokken geven reuk met hunne jonge druifjes. Hoogl. 2:11—13a.

De bloemen worden gezien

Midden in het leven, in het echte leven voert het Hooglied. Wie het verstaan kan voelt het. Die voelt het ook bij de lezing van dat gedeelte van dit Lied der liederen dat we hierboven gedeeltelijk afschreven.

Dat is het leven.

Het ware, echte leven. Het leven der ziel, die zich mag verblijden in den Heiland.

Of het dan geen natuurteekening is? O, zeker! 't Is een natuurschildering. 't Is het uitbeelden van 't geen daar buiten geschiedt. Maar dat is dan de inkleeding van hetgeen der ziele wedervaart, wanneer de ziele het ware leven in de gemeenschap met Christus mag kennen, zooals dat  door  den Heiligen Geest, gewerkt wordt. Want dan is dat leven ook onderhevig aan daling en inzinking, aan verflauwing en verkoeling, aan donkerheid en doodigheid, aan dorheid en on vruchtbaarheid.

En ach, dan kan' de ziele er wel eens weinig of geen moed op hebben, dat het wel ooit weer terecht komt, dat het wel ooit weer tot den gewenschten stand zal wederkeeren. Wie zal de boeien des doods verbreken? Wie zal de duisternis verdrijven? Wie zal licht, leven, vrucht, vroolijkheid geven? '

En ziet — Sión heeft toch een Heiland die leeft, die de boeien van hel en dood heeft verbroken! Zijn kruis is toch veranderd in een boom des levens, die honderdvoudige vrucht draagt. Hij zegt toch nog altijd: „vreest niet; Ik ben met ulieden alle de dagen, tot aan de voleinding der wereld." Sion heeft toch een Heiland, die zich weet terug te trekken en te verbergen, maar die niet laat varen de werken Zijner handen en trouwe houdt tot in eeuwigheid.

En nog eens, de ziele kan er in tijden van verlatenheid, vol droef gepeins, wel eens weinig moed op hebben, dat Hij Zijn lieflijk aangezicht nog weer in vriendelijkheid aan haar vertoonen zal, om het harte te vervullen met vreugd.

Maar, de Heiland is getrouw en Zijne liefde verandert niet.

En neem nu maar het beeld van de natuur ons in de verzen, hierboven afgeschreven, geteekend.

Wie kan zich voorstellen in den wintertijd, dat het weer zomeren zal? Als de kale takken droef zich uitstrekken naar boven, dag aan dag en week aan week, terwijl de regen neerplast, de wind giert of de vorst met strengheid heerschappij voert — wie, wie kan zich dan indenken, dat de zon schijnt, dat het blad uitspruit, dat de bloesem te voorschijn komt, dat het zomer, echt zomer, heerlijk zomerweer zijn zal?

Als de winter zoo héél lang aanhoudt. Als de koude dagen maar blijven en blijven. En als het nóg geen lente wordt — wie zal dan nog hopen op zonneschijn en zonnewarmte, op lentepracht en zomerweelde?

En ziet — daar is de lente toch! En de zomer komt.

O, hoort de Bruid in het Hooglied het blijde uitjubelen wat er is geschied. De winter is voorbij, de piasregen is over, de bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt en de stem der tortelduif wordt gehoord in het land, de vijgeboom brengt zijne jonge vijgjes voort en de wijnstokken geven reuk met hunne jonge druifjes.

Schilderachtige beschrijving van het nieuwe leven, dat zich baan breekt.

De winterboei is gebroken. De doodsslaap is voorbij.

De piasregens zijn overgegaan. De ban, die het leven in boeien sloeg, is opgeheven.

De druk, die de ontplooiing van het leven tegenhield, is weggenomen. Koesterende warmte na grimmige koude. Zonneweelde na weken van mist en somberheid. Lente-triumf na langen strijd.

't Oog wordt geboeid door den rijkdom van het nieuwe leven, dat allerwege bot en groent en .bloesemt en groeit, 't Oor wordt gestreeld en het harte met vroolijkheid vervuld door 't gejubel der vogels, wier gezang zoo lang was verstomd.

O! wat is het leven sterk, wat is het blij vend "en-aHes o verwinnend, wat is het vol weelde, blijdschap, vroolijkheid. Zie de bloemen, ruik haar geuren; hoor de vogels, geniet van hun gezang!

En dat is een schilderachtige teekening van des Christens bevinding, van des Christens ervaring. Want wie door waanwijze wetenschap van zijn Schriftgeloof niet is afgebracht, beluistert in de woorden van de Bruid, de woorden van de Gemeente des Heeren van alle tijden; beluistert de taal der ziele, die in Jezus Christus, den Borg en Heiland, mag kennen haar hoogst genot.

En is het dan niet naar het leven geteekend, dat er verkoeling, dat er donkerheid, dat er verachtering, dat er verlatenheid, dat er doodigheid komt — en dat de ziele in droefenis neerzit, omdat het licht van den Bruidegom schuil gaat en het leven der ziele als verstorven ligt?

De ziele mist Zijn nabijheid en ervaart niet dat volle, rijke, heerlijke leven, dat uit God is en door den H. Geest in het harte wordt geplant van al Gods kinderen.

En wat dan ? O! als dan de wortel der zaak niet onveranderlijk was. Alsdan de geestelijke band van Christus, ook in tijden van minder levendige genieting, niet bleef.

Neen! dèn zou er geen hope zijn. Maar de wortel der zaak, die wortel des waren levens, dien de kinderen Gods deelachtig zijn in de gemeenschap met Christus, door den H. Geest, die zal altgd weer uitspruiten! Sion heeft een Heiland die zegt: vreest niet; ik leef en gij zult leven!

O, zeker! 't leven dat uit God is stelt te leur, als we in den waan verkeeren, dat er steeds stoffe tot juichen is met blijde liederen des gezangs.

't Wintert telkens. En dan gaat de snerpende winterkou over alles, om 't te doen beven en sidderen, om 't geheel verstijfd neer te leggen als dood.

Elke last wordt dan afgesneden. Alle uitspruitsel valt af. Dorheid en ledigheid. Geen bloem, geen gezang.

Maar 't is alles als een wortel in een dorre aarde — straks loopt alles weer uit! De winter is voorbij. En als het Woord weer «smaakt, als de liefde van Christus weer brandt, als het heilsgoed

weer ervaren wordij'^-dan is (Jé'Vinteftijd voorbij, 't Zomert weer. 'fis licht en leven. De bloemen geuren. Ook is er vroolijk gezang.

Ja, de Heere is getrouw!

Hij laat niet varen de werken Zijner handen.

En de Heiland mag zich bij tijden terugtrekken, maar Hij vergeet de Zijnen niet.

Hij is een zon en een schild. Hij zal genade en eere geven. En ieder van Gods kinderen zegt dan ook ten slotte: Bij U, Heer', is. de levensbron, Uw licht doet klaarder dan de zon ons 't heuglijk licht aanschouwen!

Hoe staat het met ons? Mag het beginsel des nieuwen levens door genade ook in ons harte gewerkt zijn ?

Mag onze ziele zich ook verheugen in de gemeenschap met Jezus, den Borg en Heiland?

En mag het dan lente zijn bij ons? Geuren de bloemen en worden er vroO' lijke liederen des gézangs gehoord?

Mogen we met de Bruid getuigen: de winter is voorbijgegaan, ziet het is lente geworden en het zomert nu?

Zoo ja! dan is de rijkdom van Jezus Christus door genade ons deel gewprden, gelijk de Heere armé"zondareiiwu^'vervuUen met goederen des heils; en dat S.1 om niet.

O! de Heere is geen dorre woestijn voor Zijn volk. Hij heeft een fontein van levend water gegeven voor Zijn Sion. En Gods kinderen hebben elkander op te wekken, elkander moed in te spreken, elkander te troosten — ook indien soms de wortel als in dorre aarde ligt.

Waarom is het zoo dor en zoo doodig soms? Waarom geuren er geen bloemen en waarom zijn er in uwe tente geen vroolijke gezangen des heils?

Klaag uw nood aan uwen Heiland — en Hij is de Levensvorst, de Bruidegom die zich wel bijtijden terugtrekt, maar die ook weet terug te komen. Hij leeft en Hij wil de troost, de bijstand, de vreugd en de zaligheid van al de Zijnen zijn!

Arme ziel — die aan het nieuwe leven geheel vreemd is. Die ziele is dood. Die ziele verarmt. Die ziele verkwijnt. Ellendig lot van alle degenen die het leven in eigen hand dragen!

Leer zondaar worden voor God. Leer alles verliezen. Leer klagen, bidden, smeeken.

De dood is verdiend. Maar ziet, het leven is aangebracht. In Christus. 01 leer het uitroepen: „Heere, tot wien zouden wij henengaan. Gij hebt de woorden des eeuwigen levens."

In Christus is leven. En Hem ingeplant te mogen worden. Hem te mogen töebehooren, Hem te mogen kennen als Borg en Zaligmaker, ziet, dat is leven.

En dè, t leven is zoo vol, zoo rijk, zoo schoon, zoo heerljk.

Zeker — 't wintert dan wel telkens. Maar de winter gaat ook weer voorbij. De zomer komt dan.

En eens is het eeuwig zomer. Eeuwig licht, eeuwig vrede, eeuwig gejuich, eeuwig zaligheid — in den hemel, waar Christus is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijké overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's