Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen Vereenlging van „elck wat wils".

Onze Hervormde Kerk is altyd een belijdende Kerk geweest, zich uitsprekende in zake de waarheid Gods; zich verklarende ten opzichte van Gods Woord, van den persoon en den arbeid van Jezus; een eigen, wèl omschreven prediking hebbend van het Evangelie van Jezus Christus.

Dat was zoo in 1618 en dat is ook in 1816 zoo gebleven.

Toen had en hield onze Herv. Kerk hare belijdenis.

Welke? Wij zeggen: die Hervormde belijdenis is vervat in de Drie Formulieren van Eenigheid, zijnde de Nederlandsche geloofsbelijdenis, de Heidelbergsche Catechismus en de Vijf Leerregels van Dordt.

Mis — zegt de moderne. Glad bezijden de waarheid.

Allereerst is het, zoo vervolgt de vrijzinnige, al heelemaal verkeerd om te spreken van drie Formulieren. Dat moet ten minste al twee zijn.

En dan bovendien is heel dat redeneeren over de formulieren van eenigheid als belijdenisschriften der Hervormde Kerk misleidend en onwaar, dewijl men hoogstens kan zeggen, dat de belijdenis der Herv. Kerk vervat is in de 3 belijdenisvragen van art, 39 Regl. op het Godsd. onderwijs en in de proponents-verklaring van art. 27 Regl. op het Examen.

Wil men weten wat. Hervormd" is dan moet men daar zijn — maar niet bij de Formulieren van Eenigheid.

Da's de gewone wijze van redeneering.

En men kijkt u dan aan alsof men, wijzer dan Salomo's kat, een waarheid als een koe heeft verkondigd, waartegen eenvoudig niets is in te brengen.

Op gevaar af dommer dan Salomo's kat te worden gehouden, willen we toch die moderne wijsheid niet aannemen. We zijn 't er absoluut niet mee eens. 't Is geheel bezijden de waarheid.

We willen dat nog eens aantoonen.

Allereerst wil men dan zeggen, dat er in 1816 maar sprake kon zijn van twee Formulieren van Eenigheid.

Men beweert dan, dat, toen de Synode van 1816 sprak van de aangenomen formulieren, de Synode daarmee een slimmigheidje uithaalde. Want, zoo zegt men, die Dordtsche Leerregels zijn na 1619 volstrekt niet overal aangenomen en omdat ze niet overal aangenomen zijn hooren ze dus niet onder de formulieren die officieel genoemd worden als de aangenomen formulieren. ,

Op die wijze zouden dus |de Dordtsche Leerregels in 1816 heel handig officieel buiten de deur.gezet zijn

Wat dwaze redeneering evenwel

Want al is het waar, dat ze na de Dordtsche Synode niet overal zijn afgekondigd en niet overal aangenomen zijn, dat doet niets ter zake en dat verandert aan de beteekenis dier leerregels niets. Ze rijn. yolkprnen wettig en regelmatij tot stand gekomen en door de Gefefor-1| meerde Kerken aangenomen; en als men die Gereformeerde Synode van Dordrecht het recht toekent om de leer der Kerk nader te bepalen en te omschrijven en vast te stellen in Geloofsbelijdenis en Catechismus is het zuiver willekeur wanneer men de Vijf Leerregels tegen de Remonstranten niet als kerkleer aanneemt en erkent.

De, Kerken — b.v. in Friesland — die na 1619-die Leerregels, onder pressie van de Staten, niet hebben aanvaard, hebben niet recht gehandeld en geven allerminst het recht om uit deze, door overmacht afgedwongen wederrechtelijke daad te besluiten: dat de Leerregels niet tot de officieele belijdenisschriften der Herv. Kerk behooren.

Wie dat in 1620 doet en wie dat in 1816 doet speelt met de historie en doet alles behalve naar recht en waarheid.

De Vijf Leerregels zijn in deze b.v. volstrekt niet te vergelijken met de in 1693 door de Classis van Walcheren aangenomen Walchersche artikelen tegen de dwalingen van Roel, Vlak en Bekker.

Met dit punt hebben we dus afgerekend en met eenigen nadruk verklaren we daarom nog eens, dat er in 1816 op historische gronden geen enkel steekhoudend argument was aan te brengen om te bewijzen dat met de woorden „aangenomen formulieren" maar toee der belijdenisschriften zouden zijn bedoeld.

Neen — we hebben er drie.

De leer der Hervormde Kerk was en is vervat in de Drie Formulieren van Eenigheid, zijnde de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, de Heidelbergsche Catechismus en de Vijf Leerregels van Dordt tegen de Remonstranten

En in 1816 verklaarde iedere proponent: „de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de formulieren van eenigheid der Ned. Herv. Kerk vervat is, ter goeder trouwe aan te nemen en hartelijk te gelooven."

Daarmee kwam men dus op den grondslag van de drie formulieren van eenigheid te staan. Als een eerlijk man in denken, spreken en handelen zich daaraan onderwerpend. Onder de hoogste controle van Gods Heilig Woord. Kerkelijk gebonden aan Schrift en Belijdenis.

En evenzoo ging het met de lidmaten. Die betuigden instemming met de leer d& Kerk.

Waarbij in alle Besturen mannen verkozen moesten worden „die aan de leer der Kerk verkleefd" waren, om op de leer der Kerk en de belijdenis en den wandel van predikanten, ouderlingen, diakenen en gewone lidmaten der gemeente

naarstiglijk toezicht te houden en de leer der Kerk te handhaven op allerlei manier, des noods in den weg van berisping en tuchtoefening.

Veel is er toen over „de leer der Kerk" te doen geweest; en hoe graag had men alles op losse schroeven gezet. Maar zelfs de vijanden van de Gereformeerde waarheid zijn er voor gebruikt om telkens te verklaren, dat het in de Hervormde Kerk steeds bij ieder en overal gaan moest om de kenmerkende stukken der waarheid, in haar belijdenisschriften vervat en verklaard.

We hebben de bekende verklaring van de Synode van 1841 reeds meer dan eenmaal meegedeeld. Ze is deze:

»dat het tegenwoordig (proponents-)formulier, al vordert het ook geen instemming met den ganschen inhoud der belijdenisschriften, zich echter niet vergenoegt met de aankleving van deze of gene waarheid daarin vervat, maar in 't algemeen, de leer die in dezelve (nl. in de belijdenisschriften) voorkomt, gelijk die in haren aard en geest, het wezen en de hoofdzaak uitmaakt van de belijdenis der Hervormde Kerk, door den leeraar dier Kerk wil aangenomen hebben.

De Kerk was dus in 1841 confessioneel. Leervrijheid bestond niet.

De belijdenisschriften waren er en bleven er.

Het beginsel van de Formulieren van eenigheid was en bleef dus het beginsel der Hervormde Kerk.

Het karakter, het wezen van de Hervormde Kerk bleek uit hare belijdenisschriften.

Geen leervrijheid!

Waarbij we nog deze, misschien minder bekende verklaring van de Synode van 1841 geven:

ïdat zelfs de Kerkelijke Verordeningen en Reglementen tot inscherping en handhaving onzer geloofsbelijdenis zijn ingericht, opdat de Nederlandsche Hervormde Kerk van hare oude en vaste grondslagen niet zou worden losgerukt en daardoor in aard en wezen sou veranderen.

De belijdenis moest dus ingescherpt en gehandhaafd worden.

Op reglementair standpunt zou het anarchisme zijn af te wijken van de wezenlijke inhoud der kerkelijke belijdenisschriften. Dat zou Kerk-ontbindend en Kerk-verwoestend werken. Elke partij rechten te geven voor eigen leeringen, zou een kerkelijke absurditeit zijn In de Hervormde Kerk mag niet allerlei wind van leer zijn.

Hoort maar wat de Synode van 1841 ook nog verklaarde:

«Indien de Synode, onder den naam van liberalisme, iets veroordeelt — en dat doet zij met hoogen ernst — dan is het de onverschilligheid omtrent geschiedkundige en godsdienstige waarheid op het gebied des christendoms ; dan is het de vermenging van allerlei leerbegrip en de gelijkschatting van ieder stelsel, als waardoor de weg gebaand wordt tot ongeloof en geheele verzaking van het Evangelie

Geen leervrijheid.

De Kerk geen vereeniging van „elck wat wils."

Geen huis dat tegen zichzelf verdeeld is in allerlei richtingen en allerlei leerbegrippen en allerlei stelsels.

't Moet zijn de Hervormde Kerk staande op den bodem der belijdenis, met Gods Heilig Woord als hoogste autoriteit.

Wat men dan ook zegge: ook op reglementair standpunt ons plaatsend protesteeren we tegen leervrijheid in onze Herv. Kerk. En we verklaren met de Synode van 1841: als er iets is dat we veroordeelen, dan is het de vermenging van allerlei kerkbegrip en de gelijkstelling van ieder stelsel. Dat leidt tot verwarring, tot geheele verzaking van het Evangelie, tot ongeloof, tot geheelen ondergang van de Kerk, tot schade voor het volksleven.

De Hervormde Kerk moet weer worden wat zij behoort te zijn en wat zij altijd had moeten wezen: een belijdende Kerk, welke haar geloofsovertuiging, geput uit Gods Woord, nader heeft verklaard in hare belijdenisschriften, zijnde de Drie Formulieren van Eenigheid.

Zóo zal zij daar kunnen staan als een getrouwe getuige der Waarheid tot zegen voor land en volk.

We hebben de Herv. Kerk dan ook weer op te eischen met hare belijdenis in de hand.

Dé, ar moet zij mee in overeenstemming kunnen leven.

Dat is haar vrijheid; haar eere; haar recht.

En die dat niet kunnen dulden, moeten zóo eerlijk worden dat zij leeren erkennen dat het geenszins aangaat tweeërlei „kerk"begrip dooreen te mengen.

Men mag niet wederrechtelijk handelen. Men mag niet, gebruik makende van de omstandigheden, tegen recht en waarheid ingaan.

Dat mag niemand, noch de gereformeerde, noch de moderne. Dat verbiedt de Heere. Daar komt onze conscientie tegen op.

En daarom moeten allen, die er een modern „Kerk"begrip op na houden, dat gansch niet past in het kader van onze aloude, belijdende, gereformeerde Kerk — ook niet in het kader van onze kerkelijke reglementen! — niet blijven voortgaan met hun Kerkontbindend en Kerkverwoestend werk.

Laat men toch eerlijk worden.

Allen die waarlijk, historie-getrouw, den aard en het wezen en het karakter en het beginsel onzer belijdenisschriften aanvaarden, beamen en voorstaan, behoorën in de Ned. Herv. Kerk thuis.

En die zullen, er ook naar moeten staan, dat in gehoorzaamheid aan Gods Woord' de Kerk zich bij vernieuwing mag gaan openbaren naar haar aard en wezen als belijdende Kerk.

Waarbij de modernen hebben heen te gaan, ddarheen, waar ze naar hun aard en wezen thuishoor en.

Men heeft het nu geprobeerd om ijzer en leem te vermengen, om allerlei leerbegrip en allerlei stelsel en allerlei partij bijeen te brengen en bijeen te houden — en men heeft ervaren dat het niet gaat. Waarom zal men nu de nuchtere feiten niet erkennen en de Herv. Kerk weer teruggeven aan haar belijdenis en haar belijdenis aan de Herv. Kerk, opdat zij leve naar haar aard, om dan zelf te gaan waar men naar aard en wezen thuishoort ?

Is dat niet het meest eerlijk?

En duurt eerlijk niet 't langst?

Is de eerlijke weg ook niet de weg van recht en gerechtigheid? En geeft gerechtigheid niet verhooging, gelijk de zonde een schandvlek is?

Wat is er tegen, dat de modernen zich voegen bij de Vrije Gemeente van Hugenholtz of zich vereenigen met de Remonstrantsche Broederen?

Men praat van verdraagzaamheid en broederlijke liefde. Maar zou niet verre, verre te verkiezen zijn boven het jammerlijk gedoe van thans, nu alles door elkaar woelt, dat én in onze Hervormde èn in de Luthersche Kerk een eerlijke scheiding kwam tusschen orthodoxen en modernen ?

Wat hebben we aan dat geharrewar in de Luthersche Kerk en wat baat ons al dat twisten in de Herv. Kerk?

Zou het niet heerlijk zijn, indien er méér gemeenschap kwam tusschen de de vrijzinnig-godsdienstigen ouderlingen tusschen de orthodoxen anderzijds?

Dan konden de Kerken zich openbaren naar haar aard. De Luthersche Kerk kon de Luthersche zijn. De Hervormde Kerk kon de Hervormde (Gereformeerde) wezen. Voor gescheiden leven van de Hervormde Kerken en de tegenwoordige Gereformeerde Kerken was de oorzaak weggenomen. En daar naast konden de modern-godsdienstigen elkander vinden. En iedere Kerk of godsdienstige broederschap kon zich openbaren naar eigen aard en wezen, om zich te ontplooien naar de mate van de kracht die er gevonden wordt.

Wie weet of dit nog niet eens komt? In de Luthersche Kerk is de wanorde ten toppunt en de klove op 't diepst. In de Hervormde Kerk gaat het niet goed. We zien het allen. We voelen het.

Wie weet wat er nog kan gebeuren!

Waarbij wij de Herv. Kerk blijven opeischen voor haar belijdenis en de belijdenis blijven vasthouden in de Herv. Kerk.

We besluiten met hetgeen we dezer dagen lazen.

't Was dit: Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert U tot Mij met uw gansche hart en dat met vasten en met geween en met rouwklage; en scheurt uw hart en niet uwe kleederen en bekeert u tot den HEERE uwen God; want Hij is genadig eu barmhartig; langmoedig en groot van goedertierenheid; en berouw hebbende over het kwade; wie weet. Hij mocht zich wenden en berouw hebben en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsofiPer en drankoffer voor den HEERE uwen God. Joel 2:12—14.

Ontbindiugs-proees.

Wanneer die eigenschappen der Kerk, die in haar wezen gegrond zijn, ontbreken, dan ontbreekt de Kerk; dan is zij er niet meer.

Zoo is het met onze Hervormde (Gereformeerde) Kerk niet 't geval.

Daar is rechtens Gods Heilig Woord nog de hoogste autoriteit. Zie maar in den beroepsbrief. Want immers daar eischt elke Kerkeraad van den beroepen predikant, dat hij in leer en leven zich zal richten en onderwerpen aan Gods Heilig Woord.

Gods Heilig Woord gaat voorop. En de kerkelijke verordeningen worden daaraan ondergeschikt geacht; worden daarmee geacht over een te komen. Waarbij natuurlijk bij gebleken gebreken of fouten de Kerk zelve geroepen is in kerkelijken weg verandering te brengen.

Dat ligt dan aan de Kerk zelve.

En in den middellijken weg aan de Kerkeraden, aan de predikanten, aan de Classicale vergaderingen, aan de kerkelijke besturen, aan de Synode.

Dat is in de practijk de weg.

En daarin is de Kerk veel meer dan in 1816 op zich zelf aangelegd.

Zij heeft zelve te spreken en te handelen.

En zeker, nu heeft de ellendige toestand in onze Herv. Kerk een grooten voorsprong door de ongelukkige synodale organisatie.

Die is aan de Kerk opgelegd.

En toen de Koning zijn hand terugtrok, heeft die Koninklijke hand der Kerke geen recht gedaan door haar de rechtens haar toekomende kerkorde terug te geven. Hij heeft de Herv. Kerk in het dwangbuis gelaten en haar zóo aan de onrechtmatig haar opgelegde organisatie overgegeven.

Daardoor is het vrij zich bewegen der Herv. Kerk voor jaren en jaren belemmerd.

Zij is het loopen afgeleerd. Ze kèn ook niet vrij zich bewegen.

Maar toch is, wanneer men het recht versaat, nu toch voor de Kerk de weg geopend om tot geheel endere toestanden te komen, waarbij gelukkig is op te merken, dat bij de kerkeraden, bij de predikanten, bij de classicale vergaderingen en ook in de hoogere kerkelijke besturen bewustheid komt van de ongelukkige, onhoudbare toestanden, met uitgesproken verlangen dat er verandering komen mag.

Wat dat betreft gaan we onwedersprekelijk vooruit. We vorderen. En gelijk we nog niet zoo langgeleden schreven: naar onze innige overtuiging heeft de tegenwoordige synodale organisatie den langsten tijd bestaan.

Waarbij we, juist omdat we de Herv Kerk liefhebben, , van harte betuigen: dat die synodale organisatie van heden verdwijne, liefst zoo spoedig mogelijk.

Maar nu moeten we goed en voortdurend acht geven.

Degenen die onze Herv. (Geref.) Kerk met haar gereformeerde belijdenis, onder hoogste autoriteit van Gods Heilig Woord, haten hebben nu 100 jaren achtereen alles beproefd om de werking van Gods Heihg Woord en de kracht van de kerkelijke belijdenis zooveel mogelijk te breken of te neutraliseer en.

Men heeft Gods Heilig Woord en de kerkelijke belijdenis op 't doode punt willen zetten, zóo, dat er in de practijk niets mee te beginnen valt, of althans heel weinig.

Men heeft nu 100 jaren achtereen al maar pogingen in 't werk gesteld om deze goede zaak in onze Herv. Kerk af te knabbelen of in een keurslijf van bijbepalingen vast te snoeren.

Wat nu voor 't grootst gedeelte uit is. De omstandigheden zijn in deze in het midden der Kerk beslist ten gunste veranderd.

Maar nu moeten we altijd waakzaam zijn, dat men ons niet misleide eu verder in 't moeras brenge.

Daar moeten we allereerst voor zorgen. Maar in de tweede plaats moeten we alles doen wat mogelijk is, dat het heele samenstel van bijbepalingen in onzen Reglementenbundel, bevrijd worde van alles wat kennelijk er in gebracht is met de bedoeling: om Gods Heilig Woord en de kerkelijke belijdenis te neutraliseeren en op het doode punt te zetten, zoodat de werking er van belemmerd wordt en onmogelijk wordt gemaakt.

Tegen dat heele stel van listig-gespannen strikken moet onze aanval gaan.

En dan moet onze Herv. Kerk haar eigen gereformeerde kerkorde weer terug krijgen, welke haar rechtens toekomt en welke overeenstemt met haar eigen aard en wezen.

En naar de behoeften van onzen tegenwoordigen tijd moet zij als de Gereformeerde Kerk van Nederland, onafhankelijk in haar geestelijken werkkring en vrij in alles wat begrepen is in het wezen der Kerk, onder de heerschappij van haar hemelschen Koning, in het I midden onzes volks komen staan als een getuige Ohristi en een pilaar en vastigheid der waarheid!

Daarvoor is onze strijd naar het parool van Groen van Prinsterer geweest!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's