Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Des anderen daags wilde Jezus henengaan naar Galilea, en vond Filippus, en zeide tot hem: olg mij. Filippus nu was van Bethsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus. Filippus vond Nathanaël, en zeidé tot hem: ij hebben dien gevonden, van welken Mozes in de wet geschreven heeft, en de Profeten, namelijk Jezus, den zoon Jozefs, van Nazareth, En Nathanaël zeide tot hem; kan uit Nazareth iets goeds zijn ? Filippus 'zeide tot hem: om en zie. Joh, 1:44—47.

Gevonden en vinden.

In het hoofdstuk, waarvan een gedeelte hierboven staat, is van Christus en Zijne heerlijkheid gesproken in de eerste helft; daarin is hooge Wijsheid; in de tweede helft is meer bepaald in allerlei omstandigheid en vriendelijke ontmoetingen bewezen, dat Jezus is de Christus, en zijn niet alleen geteekend eenige eigenschappen, waaraan de kinderen des Koninki rijks te kennen zijn, maar ook wat menschen, die de geteekende hoedanigheden bezitten, van den Heere hebben te verwachten.

Als de Geest getuigt met onzen geest, [dat wij zijn gelijk aan die, welke daar beschreven worden, dan kan ons dat zoo '• innig tot sterkte zijn.

Daar zijn in Bethabara over de Jordaan uitnemende en beteekenisvoUe woorden gesproken en Johannes ^heeft gezim en httuigd dat deze de Zone Gods is. Wij willen Johannes niet voor een leugenaar achten; liever dan met hem disputeeren over de beteekenis van die uitdrukking, buigen we. het hoofd en aanbidden het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Ik hoorde van wijze menschen dat velen hunne zaligheid «verdisputeeren" en dat de tijd beter besteed is in meditatie en aanbidding, dan in subtiele disputatiën.

't Blq bericht ia uitgegaan, niet als een stormwind, doch eer als een lieflijk zacht suizen van zoele winden.

Als stoppels voert de storm van 's Heeren rechtmatigen toorn de duizenden weg en de ademtocht uit Zijnen mond verkwikt de enkelen en" doet ze het hoofd opbeuren.

Scheuren eindelijk de hemelen na langen tijd, dagen en dagen achtereen van dikke, donkere wolken, dan is het licht u dubbel aangenaam. De schitterende pracht van Gods hemel doet u weldadig aan.

'k Zag de leer der Chineezen als de »godsdienst der wanhoop" betiteld en daartegenover de waarheid Gods als de „leer der hoop"; dit laatste is zeker terecht. Het Licht der wereld is ook het Licht der hope. Jacobus en Johannes, Andreas en Petrus weten, er van, sedert het eerste ontmoeten van Christus «„in dienstknechtsgestalte." Daags nè die ontmoeting wilde Jezus naar Galilea gaan en hij vond Filippus.

Opmerkelijke gang, die eerste gang! 't Stond eeuwen te voren reeds aangeteekend, dat juist; en met bizonderen niadruk is 't gezegd; dat juist 't volk, dat in duisternis zat — ook in den donkeren boek der algemeene minachting! —: r-een groot licht zou zien. De Heiland gaat altijd een pad op. voorgeteekend in Zijn Woord en ik noem het genade, die groot is, als wg Zijn weg met ons als voorgeteekenden weg zien mogen. Ook gaat Zijn reis nog telkens naar Galilea en ik hoor, dat het Hem nog kwalijk genomen wordt, dat Hij naar een „ver achte hoop" volks gaat. Hij is niet eerst naar Jeruzalem gegaan en naar wat gerekend werd of zichzelf schatte onder de eersten te zijn in stand, positie of wetenschap en godsdienst; neen, naar Galilea der volkeren, want jio-Ammi zal Ammi zijn.

Nooddruftigen, van elk verstoeten. Zal Hij ten Redder zijn.

En Jezus vond Filippus. Waar het precies was en op welk - imr van den dag ? Dat staat er niet bij en met wijze redenen, al ware het alleen om'TJprechte zielen, die altijd zichzelven verdacht houden en een bezwaar maken uit Johannes' vermelding der 10de ure, dat zij van dat bezwaar ontheven zouden worden. Wel staat erbij, dat hij uit Bethsaïda, de stad van Andreas en Petrus, herkomstig was. Is dit om ons te doen denken, dat hij ook , zoo iemand" was en een vriend van die twee? Of zou 't waar zijn, dat dat visschersplaatsje ook al niet in een goeden reuk stond? En er uit Bethsaïda niets goeds kon voortkomen? Allerlei gedachten komen bij ons op, en Zijn weg zien wij open voor ons, dat Hij het recht der armen niet'vergeet, opdat wat heilbegeerig den weg op 'moet, wete, dat op zulk een weg de Heere wordt ontmoet.

En Jezus'vond Filippus. Van den Heere gaat het uit. Er is wel op gewezen, dat de wijze, waarop dit is medegedeeld, dit onder het oog doet vallen. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.

Toen ik voor jaren een vriend vroeg of hij onder zgn veldarbeid nog wel eens werkzaam was met de dingen des Geestes, kreeg ik ten antwoord. 'Er staat: „Een man worstelde met-hem."^ Op mijn wedervraag kreeg ik deze inlichting: als de Heere aanvangt, dan mag en moet ik wel werkzaam worden. En die man pleitte nooit voor wat „valsche lijdelijkheid" heet, doch vóór ware, dat is ootmoedige afhankelijkheid van Hem, die zoekende maakt, en altijd de eerste is en bij nieuwe werkzaamheid moet zijn. Dat „gevonden worden" door den Heiland, maakt zoekende zielen zeer werkzaam; en doet hen straks met blijdschap zeggen: Wij hebben gevonden.

Dat gevonden zijn en dat hebben gevonden, zijn de beide zijden van dezelfde zaak, van blij ontmoeten in geloof.

Wij zingen met den psalmist: Ai, zoek Uw knecht enz.; wij lezen soms diep gevoelde versjes; wij hooren den eisch: Zoekt den Heere I en mogen antwoorden: Ik zoek Uw aangezicht, o Heere! en begeeren hartelijk gevonden te worden en wenschen den Heere te ontmoeten en gewisheid te hebben, dat het verloren schaap bij de kudde behoort en daarom door den Herder op den schouder gedragen wordt.

Wie zal bepalen, hoe langen tijd Filippus een zoeker geweest was ? De rechte „zoekers" van Gods gemeenschap worden gevonden, tot troost van allen, die vaak zuchten, omdat ze in zoo'n duisteren weg of diepen afgrond zich zien. Jezus vindt ze, geeft de bewustheid Zijner liefde en de verrassing is groot.

In 't geval, ons medegedeeld, is niet alleen geloofs-ontmoeting, maar ook eene onmiddellijke roeping tot het ambt van apostel, al zou ik er niet tegen hebben, als gij zeidet: die door den Heere gevondeii wordt, brengt Hij onder den band des Verbonds, en zegt, ook met 't oog op het geestelijk leven: Volg gij Mg'! —r Dit volgen in liefde en ootmoed is hier de wortel van de Mzondere roeping tot 's Heeren dienst.

Al dadelgk vangt hij met zijn werk aan. Hij gaat er op uit en vindt een man van wien hij weet, dat hij ook zoo'n verlegen mensch is, die uitziet naar den God des heils en naar de ontcgfering van zijn zondaarsnood. ' !-

Nathanaël verwacht den Verlosser Israels en dien Heiland, die tot Zion komen zal, en Wiens graveerselen staan in de Wet en Profeten. Hoe menigmaal hadden ze er over gesproken! Wat waren hunne genegenheden soms ontstoken bij de overdenking van Messias' heerlijkheid en 't heil hun toegezeid!

't Is vervuld, wat gesproken is! De hemelpoort is open! De Koning is geboren! Voor ellendigen is raad! De weg loopt door! Wel dolen de schapen op alle bergen, doch de uitkomst is besteld 1 Wij zullen zeker wonen, al is 't in de woestijn!

„Och! mocht het mij ook gebeuren, dat ik hoop op den Heere had, zooals gij", sprak een man tot zijn straks ster^ vende vrouw; en zij antwoordde: Ga i maar (in oprech, theid) tot den Heere, er! is algenoegzame genade! Zoo iets stel ik me voor, heeft ook Filippus gevoeld, toen hij zeide: „Wij hebben dien gevonden, van Wien Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, nl. Jezus, den zoon van Jozef, van Nazareth."

Met blijdschap heeft hij 't gezegd, zoodat wij daardoor 't gebrekkige in geloof en in de uitdrukking gemakkelijk vergeten zouden. Gij ontmoet soms van die mannen en vrouwen, aanvangers in de wegen Gods, die u verkwikken door de warmte van hunne belijdenissen; d^n..zet ge niet aanstonds de kritiek op elk Woord dat ze gebruiken, en wilt niet gaarne het vuur uitdooven met een „schriftgeleerd" woord; eer zegt ge dan: wat is het toch duidelijk, dat de hemelsche vertroostingen krachtig zijn! O ja! later vindt ge de uitdrukking niet juist. Filippus is ook zoo'n beginner en heeft toch een helder inzicht in de beteekenis van. wet en profeten en daarin Evangelische b^kendmaking gelezen van Hem, Wiens schaduw heerlqk viel in al de offeranden en cere-•moniën.. Velen was hij vooruit en spreekt er ons van, dat" de Christus Gods past bij 'tgeen van Hem, eeuwen te voren, geschreven was. Hij, en anderen reeds met hem, hadden den levenden Persoon gevonden, doch 't was dezelfde van Wien patriarch en profeet had getuigd en Mozes geschreven had. .

Christus if de heerlgkheid, het centrum van heel Gods genade-openbaring in 't O. T. Wat was er troostvol voor behoeftige zielen gesproken van Hem, die te komen stond! En nu is die tijd aangebroken! Genade is op Zijne lippen uitgestort.

Daar is een tijd geweest van droeve en beklagenswaardige getingschatting van de Schriften des O, T. Velen vonden van den dierbaren Middelaar daarin niets of heel weinig; zoo'n tekst of wat uit Jesaja e, d, , doch voor de afteekening van Messias was men blind. Filippus, wien het om de vertroosting Israels, om de hope der heerlijkheid ging, had uit de H, Schrift het beeld gekend en mag thans door persoonlijk ontmoeten en zalige ervaring zeggen: de teekening is juist. Dat practiqaal kennen bevestigt hetgeen van Hem geschreven stond.

Overigens zegt hij eigenlijk iets keftersch, zoo op de klank af. Jezus van Nazareth en dan zoon van Jozef, 't Hoort wat vreemd, 't Is niet juist, 't Moet zijn... Zeg gij dat maar, vriendelijke lezer, wij weten ze.er wel, dat hg, van den H. Geest geleerd, 't weet dat Jezus is de Christus, en 't gebrek' in uitdrukking vergeeft gij heni gaarne.

De H. Geest had door het Woord zj^ne begeerte gewerkt en gewekt en in Christus ziet hij 't Evangelie vervuld (Zondag 6); zijne ervaring maakt hem de rechte verkondiger en hij geeft eene „verstandige aanprijzing" overeenkomstig 't Woord Gods,

Op Nathanaëls tegenwerping heeft hij geen antwoord, doch recommandeert hem den besten weg: Kom en zie!

Welk eene eerbiedige, geloovige hoogachting voor Christus, en welk eene begeerte — want de liefde van Christus dringt hem — om Nathanaël ten zegen te zijn en hem te verrijken door eene ontmoeting. Of het tegen kon vallen? Wel neen, dat is nog nooit tegengevallen. Behoeftig volk valt het juist altijd mee. En sedert de Heere Christus Zijne liefde betoonde, en waar Hij die komt te verzegelen, daar veranderen wij en de dingen om ons heen.

Er zijn van den Heere goede dingen te zeggen; en groote dingen. Zeg het, o volk, opdat de wereld het hoore; Nathanaëls worden gezocht en gevonden; de Heere worde verheerlijkt in 't midden der natiën!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's