Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „ Alh den Volcke", Maandblad in dienst van den Gereformeerden Zendingsbond, schrijft de heer Belksma, di'e pas op Celebes is, om als onderwijzer daar naast de zendelingen v. d. Loosdrecht en Prins te gaan werken, een zeer interressanten brief, dien we hier willen overnemen.

De heer Belksma schrijft dan :

Rante Pao, 26 Juli 1916.

In de maand Juni heb ik gelegenheid gehad, om in gezelschap van br. v. d. Loosdr.echt de onderafdeeling Rante Pao door te reizen, en kennis te maken met het Zendingswerk, de bevolking, de scholen, de goeroes en de kinderen. In de Julimaand heb ik het genoegen gehad, hetzelfde te kunnen doen in Makale, samen met br. Prins.

Enkele" indrukken _en ervaringen mogen hier een plaats vinden.

HET LAND. Wie het voorrecht mag genieten deze streken te bezoeken, kan lederen dag opnieuw een ongekend genot smaken, want de beide onderafdeelingen, die het Zendingsgebied van den Geref. Zend.-Bond vormen, ^ijn met natuurschoon rijk bedeeld, 't Zij ge bij het ochtendkrieken uw blik over het gebergte laat weiden, waar de dalen vol hangen met dikke nevels, 't zij , ge des avonds de karbouwen huiswaarts ziet keeren, altijd zijn de Toradja-landen schoon.

Doch dit schoon is van geheel knderen aard dan het HoUandsche. Het is niet liefelijk maar stout, niet feer maar grootsch, niet streelend maar drukkend. Men heeft telkens het gevoel zoo klein en nietig te zijn, want de bergen zijn zoo groot, de geheele natuur zoo forsch. Gij neemt het landschap niet in U op, het landschap overweldigt U; doet U niet huppelen en jubelen gelijk de Meische grasvelden in Holland, doch maakt U menigv^erf sprakeloos van verbaziiig en ontzag.

Terloops zij hier opgemerkt, dat het reizen in de bergterreinen, waar nog slechts spaarzaam goede wegen zijn, veel van onze lichaamskracht vergt. Het is onophoudelijk stijgen en dalen, en zelfs de krachten der overigens taaie bergpaardjes zijn niet zelden ontoereikend, om den reiziger naar het doel van zijn tocht te voeren.

HET. VOLK. Wie nu mocht verwachten, dat op zulk een heerlijk stuk van Gods aardbodem wel een gelukkig volk moet wonen, ziet zich deerlijk teleurgesteld. Niet alleen dat het Heidendom hier nog in ongebroken kracht staat en de bevolking deswege nog als in duisternis en schaduwen des doods zit, in voortdurende angst voor goden en geesten; ook de maatschappelijke toestanden zijn verre van rooskleurig, en een bron van, veel ellende voor de bevolking. ,

In de eerste plaats moeten we opmerken, dat de bergen hier over 't algemeen erg steil zijn, ongeschikt voor behoorlijke woningen, ongeschikt ook voor den rijstbouw, die wegens de bevloeiïng der velden een langzaam glooiendterrein behoeft. Een groot deel van de oppervlakte des lands wordt dus in beslag genomen door de bergen, waar eigenlijk niemand wat aan heeft. Daarbij

komt dat de bevolking vooral in het Rante Paosche zeer dicht is, zoodat er niet voor iedereen een eigen plekje overschiet. Toch is het land vruchtbaar genoeg en levert het voldoende voedsel op, om een bevolking als de tegenwoordige te dragen. Doch er zijn omstandigheden, die maken dat er in den loop der tijden is ontstaan, wat men in Nederland wel eeös aanduidt met de namen van «kapitaal» en ïproletariaat».

Inderdaad vinden we hier enkele grootgrondbezitters, rasechte Tpradja's, tegenover een overgroote meerderheid van kleine bezitters en vervolgens armen die volstrekt niets hun eigendom kunnen noemen, zoodat deze laatsien ten spijt van het feit dat rijke oogsten ieder jaar worden binnengehaald, slechts zelden rijst te proeven krijgen, '^och zich hoofdzakelijk moeten voeden met gras en aardwortelen.

Vraagt men naar de oorzaak dezer droeve toestanden, dan moeten we deze zoeken hoofdzakelijk in den godsdienst der Toradja's,

Zooals U bekend zal zijn, worden hier af en toe groote doodenfeesten gehouden. Als een voornaam hoofd of één zijner familieleden sterft, , wordt het lijk geruimen lijd in huis bewaard.

Eigenaardig is het dat de Toradja's hier juist geen vrees voor lijken hebben, doch ze streelen en liefkoozen zelfs. Twee der hoofdmomenten van zulk een feest zijn: het slachten van karbouwen, en de hanengevechten. Het aantal karbouwen, dat geslacht of liever neefgehakt wordt, hangt af van den rijkdom of rang der overledenen. Er zijn feesten, waarbij 30, 60, soms meer dieren het leven moeten laten. Er gaan zelfs verhalen van een voormalig Toradjahoofd, ten wiens behoeve 300 karbouwen geslacht zijn. De oorspronkelijke bedoeling van deze slachting

was, dat. de overledene in het hiernamaals de eigenaar van al deze dieren werd. Ieder voornaam hoofd heeft dus gaarne, dat op zijn doodenfeest heel veel karbouwen geslacht worden. Van dit aantal toch hangt in het hiernamaals zijn welstand en positie af.

Nu is in den loop der tijden ongetwijfeld èn de eerzucht èn de trots een voorname factor geworden bij-het opdrijven van zulk een groot aantal slachtdieren. Niets menschelijks is den Toradja vreemd, ook niet het pronken en pralen met doodenfeesten.

Hoe komt de familie van den overledene toch aan zulk een groot aantal offerbeesten ?

Vooreerst van eigen veestapel. Maar ook doordat vrienden en familieleden hun aandeel geven, in de hoop later ten behoeve van hun eigen doodenfeest door anderen te worden geholpen in het verkrijgen van een zoo groot mogelijk aantal karbouwen. Ge begrijpt, dat een dergelijk festijn een groote opruiming teweeg brengt onder den veestapel dér Toradja's, en ook dat menigeen tot herstel zijner geschokte financiën wel eens tot knevelarijen zijn toevUcht neemt ten, koste van den kleinen man.

Nog grooter kanker evenwel, die aan den volkswelvaart der Toradja's knaagt, zijn de hanengevechten, die tot topluistesing» van ieder, doodenfeest gehouden worden. Waarde lezer, met geen grooter hartstocht verspeelt de rijk-' aard zijn kapitalen aan de roulette te Monte ' Carlo, dan de eenvoudige Toradja zijn bezittin-' gen bij de hanengevechten. Want 'tis niet zoozeer het genot van hanen te zien vechten, dan ; wel de weddenschappen die et aan verbonden zijn dat de inlander zoo met hart en ziel aan deze fatale hartstocht is overgegeven. We hebben |

gezien, dat op twee hanen, die tegen elkaar in het strijdperk traden, een stapel van 200 rijksdaalders werd verwed. Verneemt men nu, dat, naar eigen getuigenis dér Toradja's lederen dag ongeveer 90 hanen het leven moeten laten, en voorts dat deze «feesten» een week, ja langer kunnen duren, dan zijt ge eenigermate in staat te beseffen welke sommen er in dien tijd kunnen worden verloren of gewonnen. Het gebeurt dan ook . dat een arme kerel met zoo goed als niets op zak schatrijk — in de oogen der Toradja althans — huiswaarts keert; doch veel meer gebeurt het, dat zij die reeds bemiddeld zijn, door hun grooter uithoudingsvermogen alle geld aan zich trekken; dat menigeen zich in schulden steekt, geld leent van den rijkere en daardoor aan deze zijn rijstveld in pand afstaat. Dan mist hij meteen zijn bron van bestaan en is Li'het vervolg op armoe aangewezen.-

Slechts enkele «kapitalisten» zijn er. De eigendommen van Pommaramba, voormalig radja van Rante Pao, — nu wegens gebleken wanbedrijven tot 15 jaar tuchthuisstraf veroordeeld — zijn ongehoord. Naar verluidt worden kisten vol met goud en zilver in-zijn huizen angstvallig door zijn getrouwen bewaakt. Daarentegen ontvangt de kleine man, als hij padi moet snijden, slechts een karig loon, en per dag slechts eenmaal eten.

Voor eenigen tijd ontmoetten we een kepala of dorpshoofd. Zijn sawah had hij wegens gemaakte 'schulden moeten verpanden. Het inlossingsgeld ontbrak hem. Te gaan padi snijden bij een ander achtte hij, gezien zijn positie, niet oorbaar. Wat schoot er anders voor hem over dan zijn kinderen er op uit te sturen, om te kunnen leven van hun loon? .

Op een vergadering van goeroes stelden we aan dezen de vraag, of volgens hun ervaringen | j de Toradja's ook boos zouden zijn, indien van hooger hand aan deze doodenfeesten een einde werd gemaakt.

Eenparig was het antwoord dat over het algemeen de inlanders zeer wel inzien dat hun godsdienst de bron is van veel ellende en armoe; dat een ^zucht van verlichting zou opgaan, indien van Bestuurswege de doodenfeesten, die toch slechts enkelen maar ten góéde komen, werden verboden. Uit eigen beweging durft men daartoe natuurlijk niet overgaan, uit vrees dat de dewata's en geesten hun deze afwijking van den adat der voorouders zeer kwalijk zouden nomen. Verbiedt evenwel de Compagnie met haar sterken' arm deze uitspattingen, dan is er voor hen niets te vreezen, want dan staan zij onder bescherming der Compagnie, voor wier overnjacht zij immers nloesten zwichten.

De betrouwbaarheid dezer gevoelens hebben wij bij de Toradja's zelf nog niet voldoende kunnen controleeren. Het Gouvernement acht het evenwel verstandiger met finale afschaffing alsnog te wachten, doch een geleidelijke vermindering van het aantal dagen voor elk doodenfeest in te voeren. Was de duur der feesten eerst 14 dagen, en vermindert ditgetalb.v. ieder jaar met twee dagen, dan zal de bevolking langzamerhand aan dezen gang van zakeji gewend raken en zal een finale afschaffing haar niet zoo zeer treffen.

In ieder geval, 't is onze vaste overtuiging, dat deze doodenfeesten met al den nasleep ervan, onzen arbeid buitengewoon bemoeilijken, zooal niet geheel onvruchtbaar maken. Evenwel, wij hopen voort te gaan om rusteloos, door middel van Evangelieprediking en onderwijs het gebouw des Heidendoms te ondermijnen, totdat het op 's Heeren tijd en naar Zijn bevel vermolmd moge instorten, opdat er voor den Toradja zoowel op maatschappelijk als geestelijk gebied een nieuwe, een betere tijd moge aanbreken.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's