Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want indien wij met Hem eén plante zijn geworden in de gelijkmaking Zijns doods, zoo zullen wij 't ook zijn-in de gelijkmaking Zijner opstanding. Rom. 6 : 5.

Eén plante met Hem.

Het is zulk een teedere en innige betrekking, die dïiar is tusschen Christus , en Zijne Kerk, den hemelschen Bruidegom en de Bruid, die Hem van den Vader gegeven is en die Hij kocht tot den prgs van Zijn dierbaar bloed.

Daar is geen band, zóo hecht en die z6o vast aaneensnoert. De teederste band, dien wij hier op aarde ons kunnen voorstellen, is die tusschen moeder en kind en toch behoudt ook in die vereeniging elk zijn eigen leven, terwijl van Christus en Zijne Gemeente geldt, dat zij saam ééne plante, één lichaam zijn.

Ook de huwelijksband tnsschen man en vrouw, in de Schrift aangegrepen als afschaduwing van de vereeniging tusschen den hemelschen Bruidegom en Zijne Bruid-kerk, is daarvan nog maar eén matte afglans.

Eén leven stuwt voort door dit geestelijk lichaam, waarvan Christus het Hoofd en de geloovigen de leden zijn.

Alle band bindt hier slechts voor een tijd; als de dood komt wordt het menschenkind losgemaakt van al wat hem lief werd; in de stervensure bezwijkt elke band; in spijt van alle gemoedelijke oppervlakkigheid staat daar het woord der Schrift: Abraham weet' van ons niet en Israel kent ons niet Heel anders echter de band, die de geloovige. aan Christus bindt; die is"niet te verbreken; kan zelfs door 't geweld des doods niet beschadigd worden. Zie, alle banden, die hier op aarde binden, maken 't sterven moeilijk; hoe kan 'n moeder in die laatste ure bezwaren om 't dierbaar kroost, dat weenend aan haar sponde staat. Maar 't omgekeerde is waar tusschen Christus en de geloovigen; die verbintenis maakt 't sterven licht; deze band heeft zoo weinig letsel van den dood te vreezen, dat deze veeleer de doorgang wordt naar 't „voor altijd met den Heere"; de bode, die heenleidt naar de oorden, waarvan geschreven staat: het Lam, dat in 't midden des Troons is, zal hen weiden en hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; noch dood noch leven, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch eenig schepsel vermag die vereeniging te verbreken.

Dit is oorzaak, dat al wat met Christus geschiedt, van 't hoogste belang is voor al Zijn volk. Hier op aarde wordt 't kind gebaat als de vader voorspoedig is en gezegend wordt, en 't ware kortzichtig, indien het daarin geen belang stelde ; toch is dit maar voor 'n tijd. Maar aan Christus en aan Zijn Werk en aan het welslagen van dat Werk hangt de eeuwige toekomst onzer onsterfelijke zielen. Gij, zondaar, zijt in den diepsten en volsten zin van het woord belanghebbend bij al Wat Christus wrocht, bij al wat Hem wedervoer; wee u, zoo ge nog niet eens belangstellend zijt. Ja, .diepe schaamte moet ons bedekken, als wij bedenken, dat we zoo dikwerf aan Christus kunnen voorbij gaan, alsof 't ons niet aanging.

Gaat 't ulieden niet aan, gij, die op den weg voorbijgaat?

Maar als Christus dan aan den derden morgen zegevierend de kluisters van den dood verbreekt en het leven en de onverderfelijkheid aan 't licht brengt voor, al de zijnen, moest 't dan niet als 'n juichtoon zijn, die gaat van mond tot mond en aanzwelt tot 'n triomfzang dier groote schare, die uit diepe afgronden wordt gered en verlost: de Heere is waarlijk opgestaan, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. De rechte Paaschzegen dringt 't hart tot den danktoon: loof den Heere, mijne ziel, en al wat binnen in-mij is. Zijnen heiligen naam!

Doch, die met Christus zullen leven, " moeten ook met Hem gestorven zijn.

Mïtar hoe is dat mogeliijk, dat wij met Christus zouden gestorven zijn, lang eer wij nog geboren werden? Is dit-niet de ongerijmdheid zelve?

Neen, lezer, want eeuwen vóór Golgotha nog zijn wij reeds gestorven in den eersten Adam, stamvader en bondshoofd van het ganschemenschelijke geslacht; toen onze stamvader afviel van God en wegstierf in den geestelijken dood, toen stierven wij in en met hem; toen stierven wij aan het ware leven; toen stierven wij af van God; toen werden zonde en dood onze geestelijke levenssfeer.

En toen nu op Golgotha de tweede Adam stierf. Hoofd en Wortel van een nieuw verkoren geslacht. Hém van den Vader gegeven, toen stierven al de Zijnen, al de gegevenen des Vaders met en in Hem; maar welk een gansch ander sterven was dat als in het Paradijs; in Adam was 't een sterven aan het leven, aan de gerechtigheid, aan God, in Christus was 't een sterven aan den dood, aan de zonde, over den duivel; daar een jammerend rampzalig sterven, hier een heilrijk, zegen-zwanger, levenbrengend sterven.

Één plante met Christus in de gelijkmaking Zijns doods; wat van nature ons afschrikt en doet deinzen, blijkt bij nadere beschouwing eèn heilsfontein te zijn. Hoe dikwerf gaat 't ons, kortzichtige onvernuftige menschenkinderen, alzoo!

Één plante met Christus in de gelijkmaking Zijns doods.

Vatten wij dit wèl! Dit beduidt niet, dat Christus de pers niet alleen zou getreden hebben, dat de gegevenen des Vaders Hem daarin zouden hebben bijgestaan, allerminst.

Dat hebt gij wel anders gezien, lezer, tóen in de jongst verloopén weken u 't lijden van Immanuel voor de oogen werd geschilderd: als Zijne jongeren, die Hij liefhad, in Zijn bangste zielsbenauwing, waarin hem 't bloedzweet werd uitgeperst, nog niet een uur met Hem konden waken, en Petrus, die des Meesters grootheid had gezien en beleden, zich vreemd van Hem hield onder Zijne vijanden.

Op andere dingen moet hier 't oog geslagen.

Christus heeft alleen de pers getreden; alleen de bres gebroken in den muur des doods; alleen den nacht der Godverlatenheid, doorworsteld; en dit geschiedde in den weg der zelfvernietiging. Hij, die in de gestaltenis Gods zynde 't geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn, zoo roept de Apostel uit, heeft zichzelven nochtans vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbend. En zoo heeft Hij 't pad gebaand voor zondaren om met God verzoend te worden. In dien weg van zelfverbrij zeling tot in den vloekdood des kruises toe, ging Hij in de plaats der zijnen; Hij voor hen.

Hem de straf, hun de vrede.

Hem de smart der vertreding, hun de zoete vrucht der volmaakte gehoor­ zaamheid, waardoor zij,  wonder van genade, voor God gelden als hadden zg nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als hadden zij zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hen volbracht heeft.

Hij, de Borg, spreekt in gadelooze ontferming tot Zijn volk: „al 't uwe is het Mijne", en neemt hun zonde, hun schuld, hun vloek, hun dood, hun doem op zich; en voorts: „al 't Mijne is het uwe", en bekleedt ze met Zijn leven. Zijne gerechtigheid. Zijne onvergankelijke heiligheid !

Een plante met Christus in Zijnen dood wil dus zeggen, dat in Zijn bitter lijden en sterven voor al Zijne leden de zonde verzoend, de schuld betaald, de vloek ten einde toe gedragen werd".

Maar dit gaat verder nog; onze Catechismus wijst als meerdere vrucht van 's Hollands dood ook dit aan: „dat door Zijne kracht onze oude mensch met-Hem gekruist, gedood en begraven wordt, opdat de booze lusten des vleesches in ons niet meer regeeren."

Van dat sterven des Heeren gaat kracht en werking uit in Zijne leden; het kruisigt, doodt en begraaft in hen den ouden mensch, en maakt hen zoo tot één plante met Christus in de geljjkmaking Zijns doods. Niet slechts de veroordeelende macht der zonde in het gericht werd door 's Heilands sterven gebroken, maar pok de beheerschende macht dier z(Hide •in hun hart en leven, In 's Heilands sterven en opstaan zag die ontzettende zondemacht den schepter harer heerschappij zich ontvallen; wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods ?

Wel voert dit één plante met Christus zijn de ziele dikwerf door diepe afgronden; als 't met 's menschen eigen ik, met zijn hooggevoelend hart, met zqn grootheidswaan, met heel dien ouden mensch in den dood moet, in den dood des kruises.

Op den smallen weg, als kruisdrager achter Jezus aan, van Gabbatha naar Golgotha, opdat ons ik, onze wil, onze tegenstand, onze vijandschap, onze deugden en braafheden ook, opdat dat alles aan 't kruis genageld worde. En dat wil de mensch niet, dat staat hem tegen, daarvoor deinst hij terug.

En dit wordt niet gevorderd, opdat wij daarmee nu toch zelf ook nog wat betalen zullen van onze schuld. In 't minst niet; maar het is noodig, dat wij aan ons zelf zullen sterven, want wie zign leven zal willen behouden, die zal het verliezen; het tarwegraan moet in de aarde vallen en sterven, of 't brengt geen vrucht voort. Sterven is de levenseisch, en leven is de stervensvrucht.

Bedenk deze dingen, als gij antwoord zoekt op de vraag, of 't ook Paschen, opstanding was voor uwe ziel.

Voor den Gekruiste was de Verrijzenis aan den derden morgen; en alleen degenen, die met Hem gestorven zijn, vzullen ook met Hem leven.

De kracht Zijner opstanding werkt slechts in diegenen, in wie ook de werking Zijns doods werd gewrocht.

't Is noodig, dat wij met Christus sterven.

't Moeten onze zonden zijn, die daar op 't hout gedragen worden; 't moet ons ik, onze wil, onze grootheid zijn, die daar als niets worden, een vloek voor God.

Op die volkomen vereeniging met Christus in Zijn dood en opstanding doelt ook 't schoohe beeld in ons tekstwoord, aan de natuur ontleend.

Het natuurlijke is de zinneprent van 't geestelijke. Als 'n tak op een boom wordt geënt, dan wordt zij mei; dezen één levend geheel; krachtens deze vereeniging leeft de tak in alles met den boom mede; wordt 't winter, dan laten beide boom en tak, plant en entsel, de bladeren vallen, dan wordt het winter voor beiden; maar gaat de levenwekkende lente-adem door 't geboomte, dan wordt aan beiden 't leven zichtbaar, dan bot bij beiden het leven uit,

In dit nauw saamgroeien van plant en entsel vindt de vereeniging der gelooyigen met Christus haar treffend beeld.

Van eeuwigheid zijn ze door God in Christus lichaamsgewijs saamgevat; van voor de grondlegging der wereld zijn ze gegevenen des Vaders aan - den Zoon.

Maar deze ideëele, dat is in de gedachte Godö vastliggende vereeniging moet in den tijd in elk hunner worden uitgewerkt, Gods eeuwige idee wordt nu tastbare werkelijkheid, als de Heilige Geest den mensch door wedergeboorte in levensverband zet met den Christus; door 't geloof, dat de Heilijge Geest in 't harte werkt, komt de dadelijke, persoonlijke, ziels-innige vereeniging met Christus tot stand. Hierop komt 't nu aan bij dat één plante met Christus zijn in de gelijkmaking Zijns doods. Het is niet te doen om zelf-versterving van den mensch buiten Christus om.

Wie buiten Christus om telken dage tranenbrood als zijne spijze vindt, komt daardoor den hemel geen stap nader.

't Is niet genoeg, als een mensch door diepe afgronden heenworstelen moet, neen, maar in die diepten van smart moet hij één plante met Christus zqn, en dan, rnaar ook dan alleen is hij op weg naar den stralenden morgen der Verrqzenis, want alleen die met Christus gestorven zijn, zullen met Hem leven; wie één plante met Christus wierd inde gelijkmaking Zijns doods, wordt het ook in de gèlijkmaking Zijner opstanding.

Hierin is niets, dat bevreemdt, wanneer gij hierop acht geeft, dat die in Gods Raadslag rustende vereeniging met Christus, die de gegevenen des Vaders bindt aan den Zoon in Zijn lijden en sterven, onverbrekelijk is.

Uit de hand des goeden Herders wordt nooit één Zijner schapen gemist.

Hij, de groote en barmhartige Hoogepriester draagt-op Zijn Middelaarshart al de Zijnen als Hij wegzinkt in de wateren van den dood; maar als gij Christus kent, hoe kan 't dan anders, of die allen zijn nog bij Hem als Hij in Verrijzenis-glorie opstijgt uit de diepten van den dood; en als Hij straks opvaart ten hemel en zich neerzet aan de rechterhand der kracht Gods, dan nog wordt er van die allen niet één gemist.

Die met Christus vereenigd is, die is 't van eeuwigheid tot eeuwigheid; die is het, en 't schrikt den lijdensschuwen mensch af, die is het wanneer de Borg als spotkoning door Jeruzalems straten voortschrgdt; die is het, als 't langs den smartenweg naar Golgotha gaat; die is het, als Hij daar schier breekt onder dén last van het kruis.

Gewis, dat kennen ze ook, niet om indien nog te boeten voor hun zondeschuld, dat deed Christus de Borg voor hen, maar als met hun Borg en Middelaar vereenigd, en omdat de kracht Zijns Ijjdens werkt in hen.

Dit wandelen op den smallen weg, met, Christus één plante geworden zqnde, wordt den geloovigen niet benijd van den natuurlijken mensch. Maar, als zij 't recht inzien, dan zouden ze dit kruisdragen achter Christus aan niet willen inruilen tegen de schatten dezer wereld. Mozes verkoos liever kwaljgk behandeld te worden met des Heeren volk, dan voor 'n tijd de genietingen der wereld, de schatten van Egypte te hebben. Niet altijd ligt het zoo vlak; 't gaat hun dikwerf als Simon van Oyrene, die op den weg naar Golgotha gedwongen moest worden om 't kruis op te nemen. Valt .'t u zwaar, discipel van Christus, om' achter Hem te komen en het kruis Hem na te dragen, zie dan op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs. Die 't kruis heeft gedragen en de schande veracht, maar nu is gezeten in eeuwige heerlijkheid, en zoo ook voor u een heerlijke'erfenis heeft verworven, een schat, dien geen oog heeft gezien en geen oor gehoord.

Met Christus gestorven zult gij ook met Hem leven.

Één plante in dood en opstanding beide, en tot u luidt het troostwoord van de lippen des Verrezenen: Ik leef en gij zult leven.

Zulk een troost blijft den wereldling vreemd; dat straks de smarten in eeuwige heerlijkheid worden ontbonden, en 't kruis door eén kroon wordt vervangen, dat is alleen voor 't eigendom van Christus. Zulk een vooruitzicht mist de slaaf der zonde, dat teleurstellingen en tegehheden, 'waarvan ieder zijn deel krijgt, eenmaal in blijde verrassing worden verslonden.

Het levenspad van, den onbekeerde eindigt in 'n donker graf, waaruit opklimt de nevel der verdoemenis, maar nu 't kind des Heeren  Ook, zijn weg eindigt in een graf, maar dan in zulk een, waarin de fakkel der Verrijzenis werd geplant, en waaruit opglanst 't licht van den eeuwigen morgen.

En al is 't waar, dat dit heerlijke. Godgewijde, eeuwige leven, hiernamaals eerst alle kluisters afschudt en in volgroeide heerlijkheid bloeien zal, hier vangt het aan.

Hier reeds riep 't de dichter uit: het is mij goed, mijn zaligst lot, nabij te' wezen bij mijn God, Wel treffen hem hier nog vele smarten, maar als hij staat voor den Heere, dan zijn hem die kruissmarten de bewijsstukken, dat hij één plante werd met Christus in de gelijkmaking zijns doods, en de vaste profetie, dat hij 't straks ook zijn zal met Hem in de eeuwige glorie Zijner Verrijzenis; en waar de vooruitgeworpen lichtglans dier.glorie zóó heerlijk reeds is, dat hij dringt tot getuigen:

'k Waar liever in mijns Bonds-Godswoning, een dorpelwachter dan gewend, aan d' ijdele vreugd in 's boozen tent, hoe zal dan de volle werkelijkheid alle beschrijving te boven gaan!

De smarten in de vereeniging met Christus zijn verkieslijk boven de vreugd, in den schoot der wereld gesmaakt.

O, allernauwste, allerinnigste verbintenis tusschen Christus en Zijn Kerk 1 Welk een volkomen overdracht: al 't uwe het Mijne, al 't Mijne het uwe!

Dat deed Luther uitroepen: o Heere Jezus, ik ben Uwe zonde, en Gij zijt mijne gerechtigheid.

Dit is ons noodig, dat wij op Christus leeren zien, als op het Lam Gods, dat onze zonde wegdraagt; dit is noodig, dat de Heilige Geest ons innerlijk in levensverband zet met Christus, opdat wij één plante zijn met Hem in dood en opstanding beide, en uit de sfeer van Adam's doemschuld mogen overgezet zijn in de lichtsfeer van Christus' gerechtigheid.

Acht 't niet gering, lezer, dat gij een kind des toorns zijt, aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelve onderworpen. Gij zijt diep te beklagen, als 't nog nimmer tot u doordrong, dat gij zoo diep verloren zijt; maar ook ernstig te beschuldigen, want gij sluit oog en oor en hart voor Gods onverpoosd vermaan.

Verzet baat u niet! Wie zijt gij, o mensch, die tegen God zoudt twisten ?

O, leer buigen onder 't oordeel uwer verlorenheid, en zie dan, hoe God zelf een weg heeft geopenbaard uit den dood naar 't leven, uit de afgronden des doods naar de hoogten des heils.

Christus alleen is een volkomen verzoening van uwe zonden!

Vlucht tot Hem, ' die 't oor neigt tot de smeekbede die van 'safgronds schaduwwegen tot Hem opklimt.

Vergeet, niet, dat de heilsfontein u slechts baten kan, wanneer gij aan haar levende wateren deel erlangen moogt.

Geef acht op de roepstem: komt tot de wateren, o alle gij dorstigen; blijf niet van verre staan; drentel er niet omheen, maar ga recht op den genadetroon aan en leg daar uw smeeking neer: o God, wees mij 'zondaar genadig!

Bn houd u dan hiervan verzekerd, dat God geen bidder laat staan.

En zoo 't uw oprechte lust mag zijn, om met Christus één plante te zijn, .in dood en opstanding béide, in diepte en hoogte, in lijden en heerlijkheid, heb dan goeden moed; treed dan hoopvol voorwaarts op den smallen weg; aan 't einde der baan gloort de morgen der eeuwige opstanding; over uwetegenhedenspreidt 't licht der Verrijzenis glans van vertroosting, want God verlaat de Zijnen niet, en de Overste Leidsman is getrouw.

Zoo 't u bange wordt in 't noodweer des levens, zie op Hem, die u wacht met de kroon na zooveel hangen tegenspoed, en laat de gedachte iaan Zijn onwankelbare trouwe, aan Zijn nimmerfalende hulpe u dermate vertroosten mogen, dat gij met den zanger instemt:

Ik volg U zonder schrik op 's afgronds schaduwwegen. Gij leidt mij aan Uw hand naar 't eeuwig Vaderhuis.Mijn allerlaatste snik zal spreken van Uw zegen. Mijn allerlaatste blik zal breken op Uw kruis.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's