Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Modus vivendi II

Bij de. Bepalingen regelende de bevoegdheid en de regten der minderheden in de gemeenten der Nederlandsche Hervormde Kerk, ingediend door den Waalschen predikant ds Luti was gevoegd deze

Memorie van Toelichting.

Art. 1. Een kiezerslijst is noodig om tot de kennis van het juiste getal stemgerechtigde lidmaten te komen, maar is in gemeenten waar het coöptatiestelsel vigeert, slechts om de tien jaar voorbanden De, bepaling in al 2 is noodig om de leden der minderheid in staat te stellen zich aan elkander aan te sluiten.

Art 2. Bepaalt van welk soort van minderheden in de Nederlandsche Hervormde Kerk sprake is; de erkenning eener minderheid is de erkenning van v een bepaald feit, dat echter zelf hierdoor niet wordt goed-noch afgekeurd.

Art. 3. Uitgaande van de stelling dat o wij zoo min mogelijk moeten ingrijpen in de bestaande organisatie en ons moeten bepalen tegemoet te komen aan de godsdienstige behoeften der minderheid, stellen  wij voor, haar alleen in het college van ouderlingen te doen vertegenwoordigen.

Wanneer de minderheid haar eigen  ouderlingen zelf benoemt, is het billijk dat zij niet medewerkt tot de benoeming  der overigen; ook wordt aan de meerderheid de benoeming van diakenen overgelaten. De meerderheid heeft op deze, wijze den waarborg meerderheid te blijven in den kerkeraad, en de benoemingen worden niet zoo gecompliceerd als het geval zoude zijn indien alle leden tot de benoeming van diakenen moesten medewerken.

Sommige Kerkeraden hebben wel eens bezwaar gemaakt ouderlingen en predikanten ..in den geest der minderheid te benoemen, onder verklariug dat dit eene handeling zoude zijn in strijd met hunne overtuiging. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen en tevens de minderheid geheel vrij te laten, stellen wij voor haar zelf de benoemingen te laten doen. De kerkeraad óf het kiescollege treedt dan niet handelend op; het verleent zelfs niet eens aan de minderheid de machtiging om zelf te ^andelen, want deze bezit haar kracntens de wet.

Art. 4 heeft bij de bestaande toestanden geen toelichting noodig.

Art. 5. Het bij art. 3 gezegde is ook toepasselijk op de beroeping van predikanten. Wat de laatste alinea betreft, het is noodig een termijn te bepalen binnen welken de verklaring moet zijn ingekomen, opdat door het dralen der minderderheid het verkiezingswerk niet noodeloos vertraagd worde.

Art. 6. Wij zijn van oordeel dat het in het belang van een goede regeling dezer zaken is slechts enkele algemeene bepalingen te maken. Wij meenen tevens dat de Classicale Besturen, met de plaatselijke toestanden bekend, bij ontstane geschillen naar billijkheid kunnen beslissen, welke bepalingen wèl, welke niet in de aangewezen lijn voortgaan.

Art. 7. Vooral waar de minderheden optreden tot het doen van benoemingen en beroepingen; kwam het ons voor, dat het algemeen stemrecht in praktijk gebracht moet worden. Daar de minderheid géén Kerkeraad heeft moet de bepaling van het Synodale reglement betreffende het kiescollege door eene andere vervangen worden. Evenals de thans bestaande kiescollegiën niet zelf hare benoemingen tot kerkeraadslid of hare beroepingen tot predikant ter kennis brengen van de verkozen en, maar dit doen door den kerkeraad, die den beroepsbrief uitvaardigt: „gezien den uitslag van den daarvoor enz.", evenzoo moet dit geschieden bij de benoemingen en beroepingen eener minderheid, die volgens art. 3 en 5 gerekend, worden dhmaal gemachtigd te zijn tot het doen der keuze. — Tegen deze overbrenging-kan bij den kerkeraad, ook bij afwijkende opvatting van de Evangeliewaarheid, geen bezwaar bestaan; het is geen bepaalde handeling waardoor men eenige instei* ming betuigt met.de zaak, maar die overbrenging is de uitvoering qualitate qua van een wettig genomen besluit. Verder spreekt het van zelf, dat, waar de ouderlingen en predikanten der minderheid zich slechts door de wijze van hunne benoemiog van de overige kerkeraadsleden onderscheiden, de reglementaire bepalingen ten opzichte van de benoemde ouderlingen en predikanten en mQt name de bepalingen in art. 8 en 9 van het Reglement vqor de Kerkeraden en artt. 63; —65 van het Reglement op de vacaturen op hen van toepassing zijn. Waar de minderheid hare bepaalde godsdienstoefeningen heeft, kwam het ons echter uit den aard der zaak meer wenschelijk voor dat van deze beurten gebruik werd gemaakt tot het voorstellen en bevestigen van de mannen door de minderheid gekozen.

Art, 8. De hier opgenomen .bepaling dient om de werkzaamheid der door de minderheid gekozen ouderlingen juist te omschrijven en is geheel in overeenstemming met de grondgedachte van de thans voorgestelde regeliug

Art. 9. Wij hebben hier aan eene minderheid in een gemeente met èén predikantsplaats een uitweg geopend om voorziening te-erlangen in hare godsdienstige behoeften. Heeft de kerkeraad overwegende bezwaren tegen het afstaan van en of meer predikbeurten van predikanen in den geest der minderheid, dan wenschen wij hen daartoe niet te verlichten, wat alleszins aanleiding zou kunnen geven tot moeilijkheden. Ons is het genoeg indien de minderheid, vooral waar het geldt de doopsbediening en het bevestigen van nieuwe lidmaten, geleenheid heeft deze handelingen op wetige wijze door gelijkgezinde predikanten te doen voltrekken. Over de kosten die hieruit voortvloeien spraken wij niet; wij lieten dit met opzet na aan de vertegenwoordigers der minderheid zij het overgelaten zulke maatregelen te beramen als waardoor hierin kan worden voorzien.

Daar het getal stem-Art. 10 en 11. erechtigde lidmaten der minderheid aanspraak heeft op het bezit van één of meer ouderlingenen predikanten barer richting s het billijk tevens dat bij eene nieuwe keuze onderzocht worde of de aanspraak nog bestaat Geldt hét den eenigen preikant eener richting dan mag, dunkt ons, het ledental niet geheel overeenkotntig art 5 geëischt worden. Zulk eene vermindering kan tijdelijk zijn en de verandering die ontstaat door het al of niet hebben van een predikant harer ichting is voor eene betrekkelijk vrij anzienlijke minderheid vrij pijnlijk.Daarom stellen wij voor slechts 2/3 te eischen van het normale cijfer dat volgens, art. 5 zou worden geëischt Evenzoo meenen wij wat de ouderlingen betreft eene uitzondering te moeten maken, zoolang er nog één of meer predikanten van de richting der minderheid in de gemeente werkzaam zijn. Wij wenschen dat elk hunner minstens éen ouderling der .zelfde richting hebbe, die hem bij zijn dienstwerk kan bijstaan.

Art. 12. .Het kan de bedoeling van de oorgestelde bepalingen niet zijn om wanorde te verwekken; zij kunnen derhalve eerst in werking treden naar gelang de gelegenheid zich daartoe, voordoet. De erkenning der minderheid kan ten allen tijde geschieden; hare rechten kan zij eerst uitoefenen naar gelang ouderling-en pxedikantsplaatsen komen te vaceeren.

Art, 13 is een overgangsbepaling die den kerkeraden den termyn aanwijst, binnen welken zij aan hunne verplichingen moeten voldoen,

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Vragenbus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's