Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen achter is en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot den prijs der roeping Gods die van boven is in Christus'Jezus. Filipp. 3 : 14.

Één ding doen.

II.

Paulus is dus eenerzijds bezig met te vergeten hetgeen achter is, aan de andere zijde strekt hij zich tot hetgeen voor is. De apostel gebruikt hier een beeld om liet geestelijke leven aan te wijzen. Het beeld vau een wedloop wordt hier gebruikt. Bij de oude volken waren de spelen zeer geliefd en werden op bepaalde lijden met groote plechtigheid gevierd. , Uit Griekenland' werden zij overgebracht naar Klein-Azie en vandaar naar Rome, en de Romeinen waren zóo aan huu spelen verkleefd, dat het een spreekwoord werd, dat zij slechts twee dingen behoefden, nl. „brood en spelen."

Vooral zal hier gedoeld zijn op de Isthurische spelen en ""wel bepaaldelijk op den wedloop. Om de twee jaren werden zij gevierd. Een lange baan werd afgezet eu.gereed gemaakt. Bea scheidsr6cht«r moest beslissen wie het eerst het eind der baan bereikte en geen stoffelijk voordeel viel den overwinnaar ten deel, doch een eereprijs, bestaande uit een eenvoudigen krans, oudtijds van" klimop, later van pijuloof gevlochten. Nu werden degenen die deelnamen aan den wedloop tegelijk tot den loop toegelaten en wie bet eei-st het eindpunt bereikte verkreeg den prgs. Zoo wijst Paulus ook elders op deu wedloop om ons geestelijke dingen uit te beelden. „Weet gij lieden niet, dat die in de loopbaan loopen, allen wel loepen, maar dat één den prijs ontvangt ? Loopt alzoo, dat gij dien moogt verkrijgen."

En als de apostel zijn naderend einde voorziet mag hij het heerlijk getuigenis afleggen: „ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik beb het geloof behouden."

, Strekkende tot hetgeen voor is", en ge ziet in den geest dien looper voortsnellen langs de baan om het einde te bereiken. Hetgeen vóór was, omspande dus dat deel van de baan dat lag tusschen bet punt waar de looper op een bepaald «ogenblik was, en het eindpunt der baan. Alle kracht opwekkende liepen zij voort, bet hoofd en den hals voorover gebogen. Wat Paulus hier nu mee bedoelt? Wel bij vergelijkt het'loopen in de geestelijke loopbaan met het loopen in zoojn wedloop. Zoo iemand ziet niet hoever hij al gevorderd is door achteruit, maar door vooruit te zien. Hij staat niet stil om den toeschouwers te vragen wat zij er wel van denken, of hij den prijs winnen. Neen, dit was verloren tijd Hij vergeet hetgeen achter is en strekt zich uit naar hetgeen voor is. Zóo, wil Paulus zeggen, gaat het met het kind des Heeren. zich strekkende tot hetgeen dat voor is, wijst ons dus op het voortschrijden op den weg des geestelijken levens.

Wat had Paulus veel in den dienst des Konings mogen verrichten; .hij was tot groote dingen gebruikt, doch zoolang God hem den adem en het leven schonk moest hij arbeiden. Hij dacht niet, ik heb al zooveel gemeenten gediend, neen ook al bevindt hij zich in gevangenschap, hq schrgft verschillende brieven tot vermaning en vertroosting en hij moet werken zoolang het dag is. Doch niet alleen voor de gemeenten bleef hij zorgen, ook zyn eigen woord had niet slechts beteekenis "voor anderen „gelijk gij uwe leden gesteld hebt, om dienstbaar te zijn der onreinigheid en dienstbaar der ongerechtigheid, tot ongerechtigheid, alzoo stelt nu uwe leden, om dienstbaar te zijn der gerechtigheid tot heiligmaking." Het leven van Gods kinderen is een teer leven voor des Heeren aangezicht. Zij zullen het volmaakte nooit grijpen aan deze zijde des grafs, doch doordat zij door Christus gegrepen zijn, ' kan er geen vadzige rust zijn, als het goed zal wezen. Christus moet in hen wassen, de nienwe mensch opstaan. Beijvert u om uwe roeping en verkiezing vast te maken, spreekt de apostel elders. „Uw hart zy niet nijdig over de zondaren, maar wees te allen dage in de vreeze des Heeren, want zekerlijk er is eene belooning en uwe verwachting zal niet afgesneden worden." En dan is het dienen van den Heere in nieuwigheid des geestes, het oefenen van de deugden der godzaligheid geen zware last. Neen het is geen last die bezwaart, doch opheft en opvoert hem, die hem op zich neemt, evenals vleugelea.een vogel. Een biddend leven aan Gods genadetroon is zoo'n rijk leven.

En nu zal het ideaal dat wenkt steeds verre blijven, doch één ding staat vast, als de laatste vijand, de dood komt, is in dien dood ook steeds het eindpunt bereikt en de eertroon wordt ontvangen, „Houdt moed, godvruchte schaar, Hij is getrouw de bron van alle goed."

„Strekkende naar hetgeen voor is." Wat wordt ook in dit opzicht de armoede der wereld openbaar. Zij strekt zich ook uit naar hetgeen voor is. Onverpoosd schrijdt zij voort op de baan barer ontwikkeling. En het blijkt telkens dat zij het leven zoekt op de velden des doods.

En, zoo tracht ieder mensch van nature het geluk te grijpen, doch telkens weer ontglipt het aan zijn machtelooze vingeren. Telkens teleurgesteld, geeft de mensch bet niet op en steeds weer gordt hij zich aan om geluk en vrede te verwerven en toch hij bereikt zijn doel nooit. Zoo gaat de tijd voort totdat de dood al hetgeen nog voor was toch doet behooren tot hetgeen achter . is en de tijd voor eeuwig voorbij is om de dwaasheid goed te maken. En wat dan vóór is zal vreeselijk zijn. Dood en verderf zullen aangrijnzen. En hetgeen achter is zal een berg van zonde en schuld zijn, een verzondigd leven. Schrik van rondom!

Is dat, lezer, uwe kostelijke ziel waardig? Is dat loon naar arbeid? Altijd de zonde te dfenen, steeds de ongerechtigheid gedaan brengt op het einde als loon het eeuwig verderf van voor het aangezicht des Heeren.

Arm mensch, geve God u oogen om te zien en een hart om op te merken.

Wat sluit echter dit „strekkende tot hetgeen voor is" ook een sterke opwekking in zich voor Gods kinderen om niet om te zien en stil te staan. Want wat is er veel dorheid en magerheid des geestes; vadzig neerzitten. Het strekt echter voor de ziel die ouder haar ti-aagheid, omzien en stilstaan bij vernieuwing schuldenaar wordt voor God tot troost dat het anders gaat in de geestelijke loopbaan dan in de natuurlijke. Bij den wedloop ontving slechts hij een prijs die het eerst het eindpunt der baan bereikte; hier echter ontvangen allen een prijs die wettig leven wier voéten zijn gezet, door genade, op den eeg des vredes. En nu strekt dit niet tot verontschuldiging voor traagheid, wereldzin en biddeloosheid, doch tot bemoediging voor een mensch die in dit alles zich als schuldenaar voor Gods aangezicht ziet ontdekt en gebukt gaat onder den last siijner overtredingen en zucht om bevrijding der ziel. God die ze allen brengt op den weg zal ze ook voortleiden want Hij is het begin en het einde; Hij schenkt genade voor genade. Zijn werk wordt gezien aan Zijne knechten. Hij bezoekt de overtreding met de roede, en de ongerechtigheid met plagen, maar Zijne goedertierenheid neemt Hij van Zijne kinderen niet weg en in Zijne getrouwheid feilt Hij uieti „Jaag ik naar het wit." Ook hier wordt gedoeld op den wedloop. De looper snelde voort in de richting van het wit: een paal waarop een witte streep was aangebracht, die het eindpunt der baan aanwees. Paulus en ieder kind des Heeren heeft het wit in het oog en zijn voet treedt voort op de levensbaan die voert naar het Jeruzalem dat boven is.

Paulus keert niet terug, doch aangedaan door den Geest Gods, is hij bezield met - vurig verlangen het eindpunt 4e mogen bereiken, den loop te beëindigen om na een leven vol strijd en moeite, vol bang gevaar en zware worsteling te ervaren dat er een rust overblijft voor Gods volk en dat hun na het strijdperk van dit leven wacht een rusten van den arbeid.

„Jaag ik naar het wit". Er mogen geen zijwegen worden ingeslagen, maar langs de gebaande weg het eindpunt tegemoet. In het loopen, als hen de heete middagzon steekt, verkwikt God de zijnen met een milden regen, en zoo gaan zij van kracht tot kracht steeds voort om te verschijnen voor God in Zion. Er mag met geen schepsel worden geheuld, op geen vleesch worden gesteund, doch recht af op het doel en de Heere geeft genade en eere, kracht om voort te schrijden.

„Jaag ik naar het wit." Moet schaamte het aangezicht niet bedekken? Wat is er weinig voortgang op den weg des levens. O zeker aan vleeschelijke heiligmaking geen gebrek, doch wat wordt er weinig openbaar' van" dat waarachtig geestelijk leven dat dorst naar God en leeft uit en tot God. Hoe weinig ware godsvrucht, nauw leven met deu Heere, wordt er toch gevonden. Paulus mocht zeggen dat hij niet liep als op het onzekere. Neen, zijn oog was gericht op het wit. Doch wat loopen velen wel als op het onzekere { En gewis, als het stof der zonde dat hoog opdwarrelt het zielsoog benevelt, dan raakt het wit uit het oog en de voet stoot zich aan allerlei, en vanzelf doolt men af op zqwegen, verslapt men in zijn gang. Droeve werkelijkheid! Gelukkig dat de Heere zoo getrouw is als sterk en niet laat varen wat Zijn hand begon.

Vaak is het alsof de eindpaal geplant is op de spitsen der bergen en de ziel, omfloersd door de wolken der zonde, druipt weg van treurigheid en klagen en het hart slaakt de verzuchting „ik kom er nooit" en een stem fluistert van binnen „geef den moed maar op". Zoo wordt het gemoed geprangd, want het wordt als waarheid gekend: „wie volharden zal tot den einde, die zal zalig worden." Zouden ze dan maar tot de wereld terugkeeren? Hoe zou het kunnen? Lezer, hebt ge daar op 't eind van de baan bq het wit ^eeu Man zien staan? Hij wenkt de Zijnen en het is alsof een onzichtbare koorde om hniine ziel geslagen hen op geheimzinnige wijze trekt. En zoo is het ook, want Hij heeft hen lief gehad met een eeuwige liefde, daarom trekt Hij ze met goedertierenheid. De kracht om te gaan, de drang om voort te gaan, komt Gods kinderen toe uit Christus' volheid van genade. Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs.

Hij staat aan het eind en is bij hen tevens door Zijn Heiligen Geest. Die Geest wederbaart ten leven, die Geest brengt op de baan, die geest is het die het doen van een enkelen stap moet bewerken; het oog ontsluiten voor Christus, Hem dierbaar doet zijq zoodat het liefdevuur ontvlamt.

Die Man aan het eind van de baan heeft op Zijn kleed en Zijn dij geschreven „Koning der koningen en Heere der heeren". Hij is de overwinning Israels. In Hem ligt de waarborg dat er niet een onderweg bezwijkt, ze staan in Zijne handpalmen gegraveerd. Hij draagt ze op Zijn Hoogepriesteriyk harte. Een iegelijk die om prijs strijdt, onthoudt zich in alles. Deze dan doen wel dit, opdat zij eene verderfelijke kroon zouden ontvangen, - maar zij - eene - onverderfelijke. Ik bedwing mijn lichaam en breng het tot dienstbaarheid. Degenen die liepen in een wedloop ontdeden zich van alles wat het loopen kon belemmeren en zoo vermaant ook Paulus: maar nu legt gij dit alles af, nl., gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond. Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mensch raet zijne werken en aangedaan hebt den nieuwen mensch enz.

„Laat ons afleggen allen last, en de zonde die ons lichtelijk omringt en laat ons met liijdzaamheid loopen de loopbaan die ons voorgesteld is; ziende op deu oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus" Hoe grooter het pak eigengerechtigheid, hoe ruimer leven, hoe trager de gang. Dat het gebed dan maar opstijge om de voortgaande ontkleedende en uitschuddende werkzaamheid des H. G.!

„ Tot den prijs der roeping Gods die van boven is in Christus Jezus."

Christus heeft Zijn volk niet alleen vrijgekocht, Hij heeft tegelijk hun een kroon verworven.

In de loopbaan ontving de overwinnaar een prijs die soms werd opgehangen bij het wit. Het wit toch was niet de prijs, wees alleen het eindpunt aan en die het wit het eerst bereikte verkreeg den prijs, een krans uit klimop of pijnloof - gevlochten. Welnu, de looper in de geestelijke loopbaan strekt zich uit naar het wit, tot den prijs, d.w.z. om zoodoende deu prijs te verkrijgen. Het verkrijgen van den prijs is onlosmakelijk verbonden aan het jagen naar bet wit! Wat hier de prijs wel is? Niets minder dan de eeuwige zaligheid, dat is „de kroon des levens."

„Zijt getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens." En deze kroon zal niet verwolken maar tot in eeuwigheid groenen; het is naar Petrus getuigenis: „de ouverwelkelijke kroon der heerlijkheid, " Deze gelukzaligheid zal overtreffeii Adams geluk voor den val. Wie zal beschrijven de heerlijkheid die aan Gods kinderen zal worden geopenbaard ? De sterfdag zal zijn de dag hunner kroning, dan kwelt de zonde niet langer, want het lichaam des doods blijft achter; dan geen .wereld meer die verleidt, geen satan die aanvecht; dan geen onvolmaakte genietingen, geen gebrekkige gehoorzaamheid ; geen strijd tusschen vleesch en geest maar eeuwig zich verlustigen in den volzaligen God, kennen gelijk men gekend is; ja, dan gegrepen waartoe men van Christus Jezus gegrepen is, volmaakt in de liefde! Hoe groot is het goed dat gij weggelegd hebt voor degenen die u vreezen! Ja, het zal altijd gelden: „de helft was ons niet aangezegd".

Geen wonder dat zij hunne kronen zullen nederwerpen voor het Lam, het levend getuigenis dat de prijs bun als een genadeloon was verworven door den Christus, dat Hij de kroon voor Zijn volk en Zijn volk voor de kroon bewaart. „Door U, door ü alleen, om het eeuwig welbehagen", in dezen in genade roemenden juichtoon ligt de stemming vertolkt van al Gods kinderen.

Lezer, ligt er voor u reeds heerlijkheid in dien prijs, hoe toch zult gij anders loopen om dien te verkrijgen? Inderdaad gij wilt van natui-e wel de straf ontgaaü, doch den prijs, het zalig hemelleven, met den Heere te zijn, verlangt gij niet. Wat zal de prijs dien gij zult ontvangen na uw wedloop in de zonde te hebben volbracht armzalig zijn, daar hij niets - minder dan rampzaligheid is. Och, wij bidden u, sta een wijle met bedaardheid stil op uw weg die voert naar het verderf en vraag den Heere of Hij u wil brengen op - den smallen weg, die ten leven leidt.

Maar wat wordt ook door degenen die den Heere vreezen de prijs dikwijls te laag geschat, ook al zal daar de bede uit de ziel opklimmen om de vernieuwende werking van Gods Geest, waardoor alleen de zonde wordt gehaat en het leven wordt verkoren.

„Tot den prijs der roeping Gods", zoo gaat ouze tekst verder. Het is een prijs, die verbonden is aan, die behoort bij de roeping Gods. Ge gevoelt dus dat Paulus hier niet alleen nadere bepaling geeft van den prijs, doch tevens van degenen die hem zullen verwerven. Het is die bepaalde prijs, die behoort bij de roeping Gods en mitsdien alleen aan de door God geroepenen wordt geschonken. Die door God geroepenen zijn weer degenen die wettig loopen en het is eene roeping waarbij een prijs behoort.

Paulus belicht op deze wijze den prijs en de loopers beide.

„Roeping Gods", wat hebbeu wij daaronder te verstaan? Me dunkt hierdoor wordt onze roeping aangewezen die van Godswege tot den .mensch komt èu die roept tot God, Zoo roept God door Zyn Woord: „wendt u tot Mij en wordt behouden. Bekeert u want waarom zoudt gij sterven." Hij roept ons op voor Zqn dienst en tot Zijne vreeze. Hij roept nns door de natuur en geschiedenis^ door allerlei levensomstandigheden.

En wat hoort nu bij roeping? Wei, wat anders dan een antwoord I In dit geval zal het ruoeten zijn een antwoord bestaande in een levensdaad.

Doch, vreeselijke werkelijkheid. God, die in aederbuigend ontfermen Zijne schepselen roept ontvangt geen antwoord, wat blijkt uit het feit dat de mensch de zonde büjft dienen en zieh niet tot God bekeert. Maar zal dan niemand de loopbaan betreden, zal niemand dus ook den prijs ontvangen? Gode zij dank, er is niet alleen een uitwendige roeping waardoor de mensch onontschuldigbaar wordt geateldj doch ook is er eene inwendige roeping Gods, waar de roeping het antwoord in zich sluit, doordat God den dooden zondaar levend maakt, zijn gevaarlqken staat ontdekt en hij de stad „verderf" leert ontvlieden. „God werkt in de Zijnen het willen en het werken beide naar Zijn welbehagen." Deze roeping nu heeft de apostel hier op het oog. Deze roeping Gods nu is van boven. In uw geest ziet gij de vele wandelaars op den breeden weg des verderfs, rijken en armen, wijzen en dwazen, grooten én kleinen. Het gevaar beseft men niet, een anderen weg begeert men niet. Uit de gevallen menschheid komt de begeerte naar de verlossing in Christus niet op. De orde des heils is volstrekt bovennatuurlijk in dezen zin dat zij vrucht is van de vrij machtige liefde Gods.

Zoo grijpt God den mensch in de ziel en door inkeer komt hij tot afkeer en nadenken en zijne voeten worden gezet op den weg des vredes. Van boven en naar boven. De roeping-komt van God en voert tot God. Het aangezicht wordt gericht als reizende naar Jeruzalem.

Lezer, welken koers houdt gij ? Houden uwe treden nog de hel vast, of hebt ge misschien uzelf op den weg gezet ? O dat giij uzelven niet misleidt want er is een weg naar de hel zoowel van de poorten "des hemels als van de stad „verderf." Het is een weg vol strijd, vol bange zieleworstelingen. Gods onkreukbaar recht en vlekkelooze heiligheid worden door den geroepene erkend en de zonde in al haar afschuwelijkheid gevoeld. Uitwendig zijn velen geroepen, doch weinigen uitverkoren. Maar van de waarlijk geroepenen getuigt Petrus: „die ons geroepen heeft .tot Zijne eeuwige heerlijkheid."

En al mag dan Gods kind zuchten over zichzelven, in ongeloof vaak nederzitten, gelukkig „deze roeping is onberouwelijk." God staat in voor Zijn werk,

„Die van boven is in Christus Jezus." De roeping die van God den Vader uitgaat wordt gezegd te zijn in Christus Jezus. Dit ziet nu zoowel op de roeping als op den prijs, want het is een roeping tot de eeuwige heerlijkheid.

De menschheid was jammerlijk-gevallen en had zijn weg verdorven, zij kon zich niet opheffen uit de diepte harer verlorenheid en Gods heiligheid snijdt den zondaar eeuwig af; er was geen weg tot God. God kan geen gemeenschap hebben met den onreinen zondaar. Maar nu is dit het wonder van ontferming dat de Zoon op de vraag des Vaders: „wien zal Ik zenden? " antwoordde: „zend Mij." Christus is degene, die in Zijn eigen persoon door Zijn lijden en sterven den toegang ontsluit tot Gods troon. „Hij is de weg, de waarheid en het leven", niemand komt tot den Vader dan door den Zoon. Christus is de Borg en Middelaar en nu op grond van het feit dat in Christus de weg is, wordt de roeping door den Vader mogelijk en werkelijk. In Christus is de versche en levende weg geopend. En uit den genadeschat van Christus worden alle geloovigen bediend.

„Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzoo in Hem." Maar nu is Christus niet alleen de weg, maakt niet slechts de roeping Gods mogelijk, doch Hij heeft ook den prijs verworven.

„Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid." Hij is Christus d. i. gezalfde en Jezus d. i. zaligmaker. Het was dus geen ijdele toevoeging maar heerlijke ontsluitende waarheid: „in Christus Jezus" In dien Christus is Sion door recht verlost, de schatten des heils zijn door Hem wettig verworven.

Is die Christus u reeds dierbaar in Zijn persoon en werk, . kent gij reeds, lezer, uw ellende buiten Hem? Haast u om nws levens wil!

Gij geveinsden, zonder genadewerk in de ziel, bedriegt uzelven niet.

Maar gij, die in Christus uw Middelaar hebt gevonden of met smachtend verlangen naar Zijne gerechtigheid dorst, gij zult na uw loop te hebben voleindigd ingaan in de vreugde uws Heeren.

Na het kruis de kroon der rechtvaardigheid! Straks zijt gij eeuwig thuis en behoort gij tot de groote wolke van getuigen, die evenals gij pelgrims zijn geweest, doch nu juichen voor den troon. Ook uw stem zal zich met aller lofzang paren en gy zult altijd met den Heere wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's