Allerlei.
Psalm 77,
En mijn geest onderzocht.
„Ik heb vier kinderen verloren", sprak eens eene vrouw tot een predikant. „Toen het eerste stierf, was ik boos op den geneesheer. Hem weet ik den dood van mijn kind, omdat ik meende te weten, dat hij 't niet goed behandeld had, "
Toen het tweede mij ontviel, was ik boos op mijn man, omdat hg den knaap had medegenomen op een wandeling, waarbij hij koude had gevat en die daardoor de middellijke oorzaak van zgn dood werd.
Het derde werd mij ontrukt, toen wist ik niemand, wien ik den dood van dat kind wijten kon. Toen herkende ik den vinger Gods. Bij het verlies der eerste twee kinderen was ik steeds bij de tweede oorzaken blijven staan, thans werd ik bepaald bij de eerste oorzaak nl. God maar voelde ook, hoe alles wat in mg was, tegen God opstond. God was een tyran, een eigenmachtig wezen in mijn oog. Hij plaagde mij — zoo kwam het mij voor — uit-lust tot plagen. Was eenige smart aan de mijne gelijk?
O, wonder, daar viel de slag opnieuw. De dood had thans mijn ' liefste weggenomen. Dat kind beloofde zooveel. Het was de appel mijaer oogen. Mijn lust en mijn leven. Mgn blijdschap en kroon.
Maar nu was het ook genoeg.
Ik had geen kracht meer om weerstand te bieden.
Het ging mij als den dichter van Ps. 77:
„En mijn geest doorzocht de reden, Waarom God die tegenheden Mij in zulke mate zond En wat mij te duchten stond".
En — mijn geest wnd de reden. Evenals Luther in zijn cel te Erfurt, kon ik niets doen dan kermen: .„Mijn zonde, mijn zonde!"
En wat het opmerkelijkste van alles was: het waren niet mgne zonden in het algemeen; het was niet mijn zondige toestand, tengevolge waa, rvan deze tegenbeden mijn deel waren. Ik wist zeer goed, welk kwaad het was, dat om straf had geroepen en door het oordeel Gods was getroffen."
En de bede klom op: „Gene, , o God, gene, !
Met geween kwam ik en met smeekingen werd ik gevoerd in een rechten weg.
Jerem. 31:9.
Heere, leer ons bidden I
Gij badt op eenen berg alleen, En Jesu, ik en vind er geen. Waar 'k hoog genoeg kan klimmen Om U, alleen te vinden; De-wereld wil mij achterna, . Alwaar ik ga, Of sta. Of ooit mijn oogen sla; En arm als ik en is er geen, Geen een, die nood hebbe en niet klagen kan; die honger en niet vragen kan; die lijd en niet gewagen kan, hoe zeer het doet. , O, leer mij, arme dwaas, hoe dat ik bidden moet.
Verlaat mij niet
Verlaat mij niet! U zoek ik in gebeden; 'k Heb U, o God, mijn schuld met smart [beleden; 't Is Uw gena, waarop een zondaar ziet, Verlaat mg niet!
Verlaat mij niet! in bange lijdensdagen; Help Gij het kruis, het zware kruis mij [dragen; Wees Gg de Staf, die mg vertroosting [biedt. Verlaat mij niet!
Verlaat mg niet! O, wees mij te aller [stonde Tot hulp en steun, ook aan mijn stervens-[sponde, Qg, op Wiens trouw zich steeds mijn ziel [verliet. Verlaat mij niet!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1917
De Waarheidsvriend | 5 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1917
De Waarheidsvriend | 5 Pagina's