Allerlei.

Onder oen ecce-homo stond eens te lezen: Ik ben schoon; doch men bemint Mij niet. Ik ben edel; doch men dient Mij niet. !k ben rijk; doch men bidt Mij niet. Ik ben abnachtig ; doch men vreest Mij niet. Ik ben eeuwig; doch. men zoekt Mij niet. Ik ben wijs; doch men vraagt Mij niet. Ik ben de weg; doch men bewandelt Mij niet. Ik ben de waarheid; doch men gelooft Mij niet. Ik ben het leven ; doch men begeert Mij niet. Ik ben het licht; doch men ziet Mij niet. Ik ben barmhartig; doch men betrouwt Mij niet. Ik ben de Leidsman ; .doch men volgt Mij[niet, O mensch, gaat gij verloren, wijt het Mij niet. Want Ik bén de schuld van uw verdoemenis niet.

Gode alleen de eer.

Dikwijls zien wij elk steunsel ons begeven, waarop wij buiten God ons vertrouwen op vestigden. Dit geschiedt opdat wij, als de ure der verlossing gekomen is deze uitsluitend Gode toeschrijven en Hem alleen daarvoor danken, — „Het is beter tot den Heere toevlucht te nemen dan op den mensch te vertrouwen". Ps. 118 : 8. „Doch gij, o mijne ziel! zwijg Gode, want, van Hem is mijne verwachting. Ps. 62 : 6.

Zwak en toch machtig.

Als elk steunsel aan de rechter-en aan de linkerkant, waarop wij vertrouwden, ons is ontnomen, dan worden wij vaak sterker dan wij te voren waren. Genoopt ons alleen staande te houden, verlangen wij eerst het ware gevoel van onze zwakte en alleen dan zoeken wij en vinden onze kracht in God. — „Als ik zwak' ben" (zegt Paulus) „dan ben ik machtig". 2 Oor. 12 : 10.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen