Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De verkiezing tot het ambt. *)

De Roomsche Kerk heeft op het Con-, cilie van Trente o. m. dit verklaard: „Indien iemand beweert, dat de ambten, door de Bisschoppen verleend zonder toestemming^ of roeping door het.volk, geen waarde hebben, die zij vervloekt."

Hier wordt de Ggmeente dus geheel uitgeschakeld. Alleen het ambt (de Paus en door hem de lagere geestel: gkheid) kan het ambt voortbrengen. Van Christus is de macht om in het ambt te stellen overgegaan op den Paus en dat is door opvolging alzoo gebleven. De Gemeente, of gelijk de Roomsche Kerk zegt, het volk, de ïeeken, hebben in het kerkelijk leven niets geen macht of invloed. Alle kerkelijke macht berust bij de ambtsdragers, die de ware, eigenlijke Kerk zijn.

Hieruit volgt, dat de Roomsche Kerk van de predikanten, die na de Reformatie door de Gemeente waren geroepen, moest verklaren, dat zij niet in het ambt stonden. Te Trente werd dan ook stellig en kras verklaard: „Het Concilie oordeelt, dat allen, die alleen door de gemeente gekozen en in het ambt gesteld, dit ambt aanvaarden, niet voor dienaren der Kerk, maar voor dieven en roovers te houden

Een geheel ander standpunt namen de Reformatoren, Luther, Zwingli en Calvijn, ' in. Het Luthersche standpunt hing saam met de eigenaardige verhoiadiugen in Duitschland. Daar was reeds van de middeleeuwen, af gestreden tusscben Paus en Keiser over de vraag, wie het recht zou, hebben om de geestelgken te benoemen. En het is dus niet te verwonderen dat, toen door de Reformatie de Pauselijke macht wegviel, de Landsheer alle kerkelijk gezag aan zich trok. Hg werd Summus Episcopus, d. w. z. de opperste Bisschop der Kerk. Zooals de regeerder was, zoo werd dan ook de godsdienst, en van den Vorst ging de roeping tot het ambt uit. Een stelsel, dat de Remonstranten in bond met de Liberty osche partij van Oldenbarnevelt ook in dezen lande in de Gereformeerde Kerk hebben - zoeken in te voeren en waartegen onze Vaderen wel hebben gestreden, maar waarvan de nawerking toch in de Dordtsche Kerk-^orde te bespeuren valt, waarin immers 'telkens voorkomt, dat de goedkeuring der Overheid bij de verkiezing tot het apabtj moest worden gevraagd. 

Waar, nu het Roomsche" stelsel was: de verkiezing door den Paus of „het ambt; stelt het ambt in" —en het Luthersche: ' de verkiezing door de Overheid of „wiens  de regeering is, diens is ook de zorg voor; het kerkelijke", daar kwam Calvijn met het * Schriftuurlijk beginsel weer naar voren: de verkiezing behoort aan de gemeente, gelijk in de Apostolische gemeenten de ambtsdragers door de gemeente van Christus werden verkozen. De ambtsdrager behoort van God en van de gemeente geroepen te zijn; en in zulk eene verkiezing ligt der ambtsdragers wettig en heilig mandaat. Gelqk ên in onze Belijdenis èn in onze ^Bevestigingsformulieren  uitkomt. In art. 31 onzer Belqdenis staat: „Wij gelooven, dat de Dienaars des Woord^ Gods, Ouderlingen en Diakenen, tot hunne ambten behooren verkozen te worden door wettige verkiezing der Kerk, met aanroeping van den Naam Gods en goede orde, gelijk het Woord Gods leert." En in denzelfden zin wordt in ons Bevestigingsformulier gevraagd: „Of gij gevoelt in uw hart, dat gij wettiglijk van Gods gemeente en mitsdien van God zelven tot dezen heiligen dienst geroepen zqt? "

Niet dus de Paus als Pontifex Maximus óf Opperpriester; ook niet de Overheid als Summus Episcopus of hoogste Bisschop — maar de Kerk alleen kan de wettige roeping tot het ambt verleenen. Zelfs z.g.n. collators mogen hier niet geduld, omdat het recht van de Gemeente hier onverkort moet blijven en rechten van derden hier niet mogen bestaan. Op verschillende Synoden is dan ook in het midden van onze Gereformeerde Kerk geklaagd, dat door jonkers «n magistraatspereonen „met voorwendinghe dat zij jus patronatus hadden en de collateurs der pastoryen waren" het recht van de Gemeente verkort werd en „onbekwame dienaren des Woorda werden ingedrongen." Op de Synode van Dordrecht van 1619 is dan ook — zij 't een schuchtere — poging gewaagd van het coUatierecht af te komen, maa de heeren commissarissen vanwege de Staten gaven te kennen, dat de Staten er niet toe konden meewerken, om hen, die „in deughlijcke possessie" waren, door „eenige Kerekelgcke constitutie" te laten berooven. Niemand minder dan Voetius nam daar ©venwel geen genoegen mee en heeft, nadat ook het verzoek van de Z.-Hollandsche Synode, waaraan hij ook zelf had deelgenomen, door de (Edel-Mogendheden was afgewezen, in 1637 een lijvige latijnsche verhandeling geschreven, waarin hij uiteenzette dat dit patronaatsrecht moest worden afgeschaft, daar de zaak in kwestie onrechtvaardig en slecht was, bovendien voor de kerken hoogst nadeelig. Volgens Voetius ook was de Gemeente zelve geroepen tot het verkiezen tot het ambt en zqn oordeel was, dat dooi" ieder bezitter van een collatie dat zoogenaamd recht (krachtens schenking of koop verkregen) moest worden teruggegeven aan de ware rechthebbenden: aan de Nederduitsohe Gereformeerde Kerken.

Nu komen we evenwel voor een andere kwestie nog; en wel deze: volgt nu uit het GereformeerAj beginsel, dat alleen zulk een. verkiezing tot het ambt wettig is, waarbij de gemeente zelve geheel vrij en zonder eenige beperking door meerderheid van stemmen de ambtsdragers kiest? Hebben, de gemeentes-leden alleen het recht tot verkiezing, onafhankelijk van het ambt, onafhankelqk van den kerkeraad?

Wie nagaat wat Calvijn daaromtrent in de practijk heeft gedaan en wat door de Gereformeerde Kerken in alle landen in toepassing is gebracht, door in hun Kerkordening nader te regelen, hoe de verkiezing voor het ambt zou geschieden, bevindt dat van een dergelijk onbeperkt stemrecht der gemeente, onafhankelgk van den kerkeraad, nergens sprake is. En dat is ook eigenlijk wel te verstaan. Immers moeten we niet in de dwaling van Grotius e. a. •vervallen, door te zeggen dat de gemeente een democratie is en de keuze der kerkedienaren een natuurrecht van de geloovigen, evenals de leden van een Vereeniging het recht hebben, zonder eenige leiding, een' bestuur te kiezen. Dat dit in de Vrijè Gemeente van wijlen ds. Hugenholtz geschiedt, is te verstaan. Maar de Kerk is geen Vereeniging; ag is een stichting van Christus; en elke macht, welke de gemeente toekomt, is geen recht van haar zelf, maar een gave van Christus. Het volk regeert niet in de Kerk; maar Christus regeert in haar. En Hij doet dat in en door de Gemeente op de door Hem zelf aangegeven manier, gelijk in 's Heeren Woord dient te worden nagespeurd. '

Diensvolgens is er dan ook bij Calvijn en in de onderscheidene ordeningen voor de Geref. Kerken hier en elders nooit sprake geweest van een onbeperkt stemrecht der gemeente, maar is steeds en overal aan den Kerkeraad bij de verkiezing een groote, zelfs overwegende macht geschonken; zóo selfs, dat de verkiezing in eigenlijken zin meestal door den Kerkeraad geschiedt, waarop de gemeente dan haar approbatie of goedkeuring'geeft.

Nu moeten onze Geref. Vaderen daar natuurlijk oorzaak voor gehad hebben. Want om zonder meer te zeggen, dat onze Geref., Vaderen dit gedaan hebben om de voiksmenigte te breidelen gaat niet op; want ook in Geneve, zelfs ook in de martelaarskerk der Hugenoten in Frankrijk, evengoed als 'in de vluchtelingenkerk te Londen — waar van geen „volkskerk" sprake was — ging het óók zoo toe.

En dat onze Geref. Vaderen het wel echt uit beginsel zoo deden blijkt wel, uit het feit dat, als men begint om te pleiten voor het onbeperkt recht der gemeente in deze, principieel Calvgn en anderen zich hier tegen verzettei; Francois Lambert, die in 1526 voor de Hessische Kerk en Jean Morelli, die in 1561 voor Frankrijk iets dergelgke wilden, werden niet gevolgd, maar bestreden!

De historie is steeds een uitstekende leermeesteres.

En daar vernemen we juist dat zich telkens een z.g.n. democratische strooming voordeed, met het zeggen dat dit in de Gereformeerde Iijn lag, terwijl het inderdaad niets anders was dan een independentistisch beginsel. Zoo ook dat spreken soms over „de rechten der gemeente."

Hier dient dan ook wel voorzichtiglijk geoordeeld te worden.

(Wordt vervolgd.)


*) Door enkele vragen, ons nog vóór de Clas-.sical^ Vergaderingen gedaan, kwamen wij er aanstonds toe eeij artikel te schrijven over de wijze van verkiezing van Kerkeraadsleden, doch het kon niet, meer geplalatst worden. We willen het echter liiet terughouden en nu nog geven. Dit artikel is in het kort Weergegeven wat dr. H. H. Kuyper jaren geleden gaf in zijn boekje «De verkiezing voor het Ambt», Leiden, D. Donner 1900. Hier en daar slechts werd wat uitbreiding gegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's