Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkdijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkdijk leven.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vrouwenstemreGht.

Waarde lezers van' ons blad in dit No, een „Ingezonden stuk" zullen vinden van den Kerkeraad te Kampen in zake het stemrecht der vrouw, willen we gaarne daar nog een enkel woord over schrij ven, herinnerend aan 'tgeen we indertijd daarover hebben gezegd toen deze zaak aan de orde kwam op de Classicale Vergaderingen,

De geschiedenis maakt een eigenaardigen cirkelgang, In 1595 verscheen een geschrift — dat waarlijk nog een herdruk beleefde! — getiteld „Disputatie perjucunda mulieres non esse homines" d, w, z. „Zeer aangename verhandeling, ten betooge dat vrouwen geen menschen zijn." Naar verluidt is er nu een brochure ter perse, komende van do zijde der suffragettes, getiteld: „ Zeer aangenaam betoog, dat mannen geen menschen zijn"

Dikwijls is de vrouw miskend. Van den Griekschen wijsgeer Thales wordt beweerd, dat hij eenmaal verklaarde het "Noodlot dankbaar te zijn, daarvoor, dat hij ten eerste als mensch en niet als dier geboren was, ten tweede als man en niet als vrouw, ten derde als Griek en niet als Barbaar, Dat getuigt dus niet van heel veel eerbied voor de vrouw. En in de heilige boeken der Oude Perzen (het Zend Avesta) leert Zoroaster, dat de vrouw den man als ware hg een God heeft te vereeren en eiken morgen haar gebed tot hem behoort op te zeggen; de ongehuwde heeft dat te doen tot den vader of den broeder, in wiens huis zg woont. Heel veel waarde had de vrouw daar ook al niet!

De Spartaansche wetgeving wilde, dat de burgers niet nagverig op het uitsluitend bezit hunner vrouwen aanspraak zouden maken; zij moesten veeleer bereidwillig dat bezit met anderen deelen; als er maar schoon e kinderen werden voortgebracht en de Staat maar gezonde burgere kreeg!

Een klacht bij de rechtbank indienen mocht de .vrouw niet. De gehuwde vrouw vertoonde zich zelden in het openbaar. Eenzaam sleet zij haar leven in de sombere vrouwenvertrekken, meestal in het binnenste en het bovenste deel van het huis gelegen, dikwijls zelfs zonder venster. Bij het huwelijk werd naar de keus der vrouw niet gevraagd en volgens Demosthenes had de man het recht bij testament over zijn vrouw te beschikken; hij.kon haar legateeren wien hij wilde.

„De donkerste schaduw in het beeld der vóór christelijke (heidensche) wereld is de geschiedenis en de positie der vrouw", zegt Luthardt. En dat ook in den nieuweren tijd haar positie soms nog beneden peil gehouden wordt, bewijst b.v. een uitspraak van Schopenhauer, die zegt: „de vrouw is kindsch enhaargansche leven door blijft zij een groot kind, een soort middenstuk tusschen het kind en den man, welke laatste toch de eigenlijk mensch is." Hij oordeelt dan ook: „de vrouw is niet tot groote werken geroepen.

Haar kenmerk is niet het doen, maar het ondergaan Zij betaalt haar schatting en schuld aan het leven door de weeën der geboorte, da zorg voor het kind, de onderworpenheid aan den man."

Dat is onder invloed van het Boeddhisme dat Schopenhauer zoo spreekt. Want Boeddha, ofschoon stellig een oog hebbend voor de schoonheid der vrouw en deze in de heerlijkste kleuren schilderend, spreekt nochtans over het algemeen met verachting over haar. De ongehuwde man staat dan ook volgens hem ver boven den gehuwden. Het huwelijk verlaagt den man. De vrouw is in zijn oog de wortel van alle kwaad en een werktuig van het Booze. „Ondoorgrondelijk", zegt hij, „als de weg van den visch in het water, is het wezen der vrouwen, geslepen roofsters, bij welke de waarheid maar bezwaarlijk te vinden is, voor wie de waarheid is als de leugen en de leugen als de waarheid." Op een zelfstandige plaats nevens den man heeft zij dan ook geen aanspraak. En onder de voordeelen van het leven in de heerlijkheid rekent hij, dat daar geen vrouwen meer zullen zijn.  P

't Is wel fraai!

En we kunnen ons voorstellen, dat, wanneer een wijsgeer als Seneca zegt, , dat de vrouw een onkundig wezen is, woest van begeerte en ongeduldig", de suffragettes aan een brochure werken, getiteld: „Zijnde mannen wel menschen? "

De eerste christenen hadden gelukkig een andere beschouwing aangaande de vrouw. En de vrouwen namen bij hen zoo'n eereplaats in, dat de heidensche wijsgeer Libanius verwonderd uitriep: „wat voor vrouwen hebben toch die christenen!"

Volgens Gods Woord heeft de vrouw een geheel eigene plaats in te nemen. Haar is ook door God zelf een geheel eigene plaats aangewezen. In de schepping al. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva, hem tot hulpe. En zóó was het zéér goed.

Daar denkt Paulus aan als hij zegt: „de man is het hoofd der vrouw", wat hij dan verder uitwerkt (vers 7—9): „de man is het beeld en de heerlijkheid Gods; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans, want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit den man; want ook is de man niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om den man" (1 Cor. 11).

Hier denkt Paulus dus aan en redeneert hg uit de schepping, met eerbied vervuld voor Gods scheppingsordinantie. De plaats door den Schepper aan de vrouw toegewezen is een andere, dan die van den man. En hun onderlinge verhouding is naar Gods ordinantie aldus, dat de man is geplaatst boven de vrouw. De man is in het leven de leiding gevende persoon-Igkheid. Bg hem berust het gezag. De vrouw is aan den man gegeven tot hulpe. Haar taak is een dienende. Haar plaats is aan 's levens binnenzijde. Zij vindt haar doel in den man. In de vrouw is het priesterlijk, in den man het profetisch en koninklijk ambt overheerechend. Bij haar is het gemoedsleven, bij hem verstand en wil 't krachtigst ontwikkeld.

En — de Apostel zegt het nadrukkelijk — deze dingen verdienen onze volle aandacht ook ten opzichte van het gemeentelijk, van het kerkelijk leven. Daarvoor zegt hg deze dingea juist.

Een eigen positie moet de vrouw innemen. De vrouw is een andere dan de man. Zoowei in het huisgezin als in de Kerk;

In het huisgezin mag de vrouw zich niet aan de macht des mans onttrekken. Evenmin als de man de vrouw als een minderwaardige, mag behandelen. Beiden zijn mensch — maar dan een ieder in a'n orde. Zoodat dan ook geen man, die verstandig is, iets in het gezinsleven zal doen, dan na ernstig overleg met zijn vrouw. Waarbg niet onmogelijk is, dat veelszins het scherpzinnig oordeel der vrouw van grooten invloed zal zgn op de te nemen beslissing en den te bewandelen weg.

Van een volstrekt leidelijk zijn in het huisgezin is dan ook voor de vrouw geen sprake, Hoe dikwijls zit zij mee in den raad des gezins en wordt naar haar stem geluisterd!

En hoe nu op het terrein der Kerk ? We hoorden het al: de scheppingsordinantie mag hier niet worden vergeten of uitgeschakeld. Paulus leert het ons nadrukkelijk. En dus ook niet door het woord: „in Christus ia geen man en vrouw." Er is en blijft onderscheid. De vrouw is en blijft een geheel andere persoonlijkheid dan de man.

Zeker, voor Gods aangezicht is geen aanneming des persoons. Voor Christus en Zijne genade geldt niet het onderscheid van man en vrouw.

Maar dat is niet het zelfde, als dat in het midden van het gemeentelijk leven man en vrouw dezelfde plaats zouden hebben. In 't geheel niet. Doch dé, t wil weer niet zeggen, dat de vrouw slechts volstrekt lijdelijk zou moeten zijn in de gemeent®. Dat is ze en mag ze in het huisgezin niet zgn. Dat is ze en mag ze ook in het midden van de Kerk niet zijn.

Natuurlijk moet hier geen sprake zijn van het feminisme, dat niets te makes » heeft mot en geenszins te beschouwen is als vrucht van het christendom als zoodanig. Maar wel moet in 't oog gevat, dat de Heere ook voor de vrouw èn in het huisgezin èn in de Kerk een bepaalde werkkring heeft.

Hierbg zij allereerst gewezen op allerlei geestelgken arbeid, in den tijd der apostelen, door de vrouw in het midden der gemeente verricht. Of lezen we niet in den brief aan de Filippensen van Euodia en Syniyohe, die door Paulus genoemd worden onder zijne „medearbeiders" en van wie hij getuigt, dat zg „met hem gestreden hebben in het Evangelie? " En is in Rom. 16 geen^sprake van Maria „die veel voor ons gearbeid heeft" (vers 6), van Tryfena en Tryfosa „vrouwen die in den Heere arbeiden", van Persis, „de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere" (vers 12)?

Zij zullen allen met Julia en de ongenoemde zuster van Nêreus (vers 15) wel een actief aandeel hebben gehad aan de uitbreiding van het Evangelie.

Zeer gewichtige diensten werden ook aan de zaak van Christus bewezen door het bekende echtpaar Aquila en Priscilla. Paulus noemt ze beide (Rom. 16 vers 3) „mijne medewerkers in Christus Jezus, die voor mijn leven hunnen hals gesteld hebben; welken niet alleen ik dank, maar ook al de gemeenten der Heidenen."

In Hand. 18 : 26 lezen we, dat niet alleen Aquila maar ook Priscilla den AlexandrijDSchen Jood Apollos „den weg Gods nauwkeuriger uitlegden." Waarbg — tot driemaal toe — Priscilla het eerst genoemd wordt en daarna haar man.

De waarschijnlijke overbrengster van den brief aan de Romeinen was Phoebe. Paulus beveelt haar den broederen te Rome aan, en noemt haar „een dienares der gemeente, die te Kenchreën is", een betiteling, vaak vertaald door „diacones van Kenchreën."

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkdijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's