Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Armen en rijken in het Nieuwe Testament.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Armen en rijken in het Nieuwe Testament.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

vn.

Dezelfde toon, die klinkt in den aanhef der bergrede, valt in heel het onder wgs des Heeren te beluisteren, waar het de vraag van armoede en rgkdom raakt.

Wie Jezus in Zqne omwandeling op aarde tot een socialist willen maken, of Hem op hunne zqde willen trekken door te spreken van Zgne „proletarische instincten, " mogen wel eens afmeten, welk een klein onderdeel van Zqne prediking direct met de vraag van aardsche schatten in verband staat.

Wg zeggen dit niet, om de beteekenis van Zgn woord in dit opzicht ook maar eenigszins te verkleinen, maar om den vinger te leggen bg de eenzgdigheid dergenen, die een enkele uitspraak, een enkel voorval, uitlichten uit het geheel, alsof zulk een woord tot de armen, zulk een ontmoeting met een' rgke, het eenige was, door Hem gesproken of beleefd.

Zulk een eenzgdigheid' maakt het dan te gemakkelgker, dit op zichzelf gestelde woord in een valsch licht te plaatsen, en den schgn te wekken, alsof Jezus aan de zgde der sociaal-democratie stond.

Wèl is ook deze poging, soms door de sociaal-democratie gedaan tot annexatie van den Christus, een getuigenis haars ondanks aan den onontkoombaren invloed en de onmiskenbare beteekenis van Zijn persoon.

Doch deze onbedoelde hulde aan Zgne grootheid neemt toch het feit niet weg, dat van Zgne woorden een verkeerd gebruik wordt gemaakt.

Voor Jezus heeft nimmer de brood-vraag in het middelpunt Zijner belangstelling gestaan op de wijze, waarop een materialistische levens-opvatting haar stelt.

Dat kön niet, omdat voor Hem alles religieus bepaald was, en dus iedere vraag kwam te staan in het licht van de beteekenis die zij had voor het Koninkrgk Gods, en beheerscht werd door het uitwijzen van den heiligen wil des Vaders.

Wanneer wg dus, voor een. oogenblik de uitdrukking overnemende, willen onderzoeken hoe Jezus-over de „broodvraag" dacht;  dan zij voorop gesteld, en gelieve de lezer in gedachten te houden, dat dit nooit in dezen zin kan bedoeld zgn, alsof de Heere Christus een sociale kwestie heeft willen stellen of oplossen.

In hetgeen Hg predikte mag ook een sociologisch beginsel opgesloten liggen, doch, dit ligt volstrekt niet alleen, zelfs niet allereerst, in de enkele uitspraken over rijkdom en armoede; en zeker heeft Hij over de „sociale kwestie" in den modernen zin niet gesproken.

In welk licht stelde Hg de „brood vraag"? Ook hierover handelt een deel der bergrede, waarin de grondregels worden aangegeven voor het Koninkrijk Gods in zijn aardsche regeling.

Allereerst zij dan herinnerd aan de bede uit het volmaakte gebed: „geef ons heden ons dagelijksch brood"; bede, die reeds in oude tijden vergeestelijkt werd, en verstaan van de geestelgke spijze, die in het H. Avondmaal den geloovigen werd geboden; deze opvatting werd bevorderd door de gewoonte in de oude Kerk sedert de 2e eeuw bestaande, om vóór de viering van het H. Avondmaal het „Onze Vader" te bidden; zij vond haar uiting en werd als vastgelegd in de latgnsche vertaling van Hieronymus van het N. Testament, welke als de „Vulgaat" de officieele tekst der Roomsche Kerk werd. Hieronymus nu vertaalde: „geef ons heden ons bovennatuurlijk brood, " duidelgk bewgs, dat hg de opvatting huldigde, dat hier om geestelijk goed wordt gebeden.

Evenwel dit houdt geen steek. Jezus leert hier o.i. de Zgnen bidden om de nooddruft des lichaams, om de vervulling van tg delg ke behoeften. Zoo is het terecht ook opgevat door den Heidelbergschen Catechismus, die aldus omschrijft „opdat wg daardoor bekennen, dat Gij de eenige oorsprong van alle goed zijt, en dat noch onze zorg en arbeid, noch uwe gaven zonder uwen zegen ons gedijen, en dat wiij derhalve ons vertrouwen van "alle schepselen aftrekken en op U alleen stellen."

De „broodvraag" wordt dus, als men wil, door Jezus gesteld, maar: in een gebed, en in den vorm van een bede.

Duidelgker dan hierin kan het wel niet uitkomen, dat hg ten volle de beteekenis en het recht van deze vraag erkent; en ook, hoe hg.haar wil bezien hebben.

Bij Jezus is niets te vinden van de eenzgdigheid en overgeestelijkheid, dié de behoeften en eischen van het lichaam miskent, en, in theorie althans, alleen met het leven der ziel wil gerekend hebben. Hoe zou Hij niet erkend hebben, dat de mensch, als schepsel Gods, door Hem geformeerd, wel terdege rekening moet houden met zgn lichamelijk bestaan; dat dit niet moet verwaarloosd of in zelfkastgding ten ondergebracht; dat de mensch ook tegenover zijn lichaam een roeping en plichten heeft?

Maar ook, kunnen wij anders verwachten dan dat deze Volmaakte ons zou leeren, alle vervulling van de nooddruft des lichaams te verwachten in afhankelijkheid van God, die de eenige oorsprong is van alle goed, en zonder Wiens zegen niets ons kan gedijen?

En verder: in deze bede ligt tevens aangewezen, hoever het begeeren zich mag uitstrekken. De nooddruft des • lichaams, de behoeften van het tgdelgk leven worden niet ontkend of verwaarloosd; liet leven in den tgd is een wezenlijk bestanddeel van ons bestaan; doch ook dit moet worden geleefd in het besef van onze afhankelgkheid, in het geloof, dat iedere ademtocht onzer longen, iedere klop van ons hart, iedere beweging onzer leden gestuurd wordt en gedragen door de alomtegenwoordige en almachtige kracht Gods, zonder Wiens wil wg ons niet kunnen roeren of bewegen.

Daarin nu ligt tevens de grens aangegeven voor de begeerten; Jezus leert de Zgnen bidden om het dagelijksch brood, d.w.z. om wat voor lederen dag noodig is; niet alleen wordt hierdoor het besef van afhankelijkheid levendig gehouden; maar ook blijft zóo voor de kinderen Gods hart en gedachten op hooger en verder doel gericht dan alleen de vervulling van tgdelgke nooddruft.

En zou het niet goed, niet noodig zgn, dat aan het begeeren een grens wordt gesteld?

Is alle besef te loor gegaan voor de beteekenis van dat andere woord des Heeren uit de bergrede, waarin Hg tegelgk afmaant van het bezorgd zijn en heenwgst naar hooger levens-doel: „Daarom zeg ik u: zgt niet bezorgd voor uw leven, wat* gij eten en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleeden zult: Ia niet het leven meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleeding? Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en oogsten niet en brengen niet in schuren, en toch voedt ze uw hemelsche Vader; zijt gij niet veel meer dan zij? En wie van u kan met bezorgd zqn aan zijn lengte éen el toevoegen ? En wat zijt gij bezorgd over kleeding? Let op de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet en spinnen niet; en ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zqn heerlijkheid niet gekleed was als éen van deze. Indien nu God het gras op het land, dat er heden is en morgen in den oven geworpen wordt, alzóo bekleedt, hoeveel te meer u, gg kleingeloovigen ? Weest dus niet bezorgd, zeggende: wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleeden? Want over dit alles bekommeren zich de heidenen. Uw hemelsche Vader toch weet, dat gij dit alles noodig hebt. Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijne gerechtigheid, en dit alles zal u erbq gegeven worden. Weest dus niet bezorg(^i voor den dag van morgen, want de morgen zal voor het zijne zorgen. ledere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad."

Lichamelqk en maatschappelijk hebben wij allerlei behoeften. Doch wdar is de grens, indien het oog niet verder reikt dan het aardsche leven; indien niet het Koninkrijk en de gerechtigheid Gods allereerst worden gezocht; indien niet het leven in ieder opzicht in de hand Gods wordt gesteld, en uit Zijne hand geleefd?

Onze materialistische tijd laat met zoo schrikwekkende duidelijkheid zien, waarop het moet uitloopen, wanneer het leven van God wordt losgemaakt, met Zijn wil en gebod niet meer rekent; de menschheid, die hare' plaats tegenover God niet heeft willen kennen, ondervindt de gerechtigheid des Heeren, die haar heeft overgegeven in het goeddunken van hun hart.

De gansche schepping kwam allengs den mensch ter beschikking; al wat de aarde aan rijkdom en overvloed in haar schoot borg, werd door hem opgespoord, ontgonnen, gebruikt. Wetenschap en techniek werden hem dienstbaar, en hielpen mede de schatten van het leven hem te ontsluiten.

Doch dit alles was losgemaakt van God; het strekte niet, om God te eeren, maar leidde tot een^zich van God willen emancipeeren; het werd niet gebruikt in onderwerping aan de regels, door Christus gesteld, maar in den dienst van een ongebreideld egoïsme.

En zie hier nu de ironie der goddelijke gerechtigheid - die in den hemel woont, zal lachen  - de mensch, die dacht te heerschen, werd een slaaf: beheerscht door zijn begeeren, dat geen perken meer kent; overheerseht door een zelfzucht, die met den naaste geen rekening meer houdt, en alleen naar de bevrediging van eigen begeerten vraagt.

De rijke weet geen perk te stellen aan zijn verlangen naar vermeerdering van d zijne schatten; hoe meer er aan weelde en verrijking van zijn stoffelijk bestaan, hoe meer er aan levensgenot binnen zjjn bereik komt, des te meer neemt zgn behoefte toe; daar komt een onleschbare dorst naar genieten, die toeneemt naarmate men tracht hem te stillen. En het  oog wordt gesloten voor de onduldbare,  schrille tegenstelling met het bestaan van den arme, die nauwelijks of in het  geheel niet genoeg kan krijgen om in de meest bescheiden behoeften te voorzien, en die evenzeer hunkert naar een schittering en weelde, welke voor hem alsnog onbereikbaar zgn.

Hoe oneindig ver is het zinnen en begeeren van arm èn van rijk af-geraakt van de soberheid en zelfbeperking, die de Christus voor het aardsche leven stelt als regel, zoowel in de bede van het „Onze Vader, " die leert te vragen om het dagelij ksch brood, als in dat andere woord uit de bergrede, dat aanwijst, hoever het begeeren naar bevrediging van de levensnooddruft zich mag uitstrekken I

Geestelgk gaat de vrijheid te loor, wanneer met het woord des Heeren niet meer wordt gerekend. Rijken èn armen worden beheerscht en meegesleurd door begeerte naar aardsch goed.

Instede van in afhankelijkheid en ootmoed te streven naar inperking van behoefte; naar eenvoud en soberheid, en in die afhankelijkheid vrg te staan tegenover het aardsche stoffelijk leven, en rqk te zijn in God.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Armen en rijken in het Nieuwe Testament.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's