Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Feuilleton.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feuilleton.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

OMBRA.

VAN STERVEN EN LEVEN.

Een waar verhaal door JAN VELTMAN.

10)

Van thuis moest ze, en van haar zelf wilde ze vóór donker terug zijn, omdat de weg zoo eenzaam was. Willem en Mien wilden haar wel een uur gaans vergezellen, als ze langer bleef, maar Ombra wist hen duidelijk te maken, dat nadat eerste uur gaans het pad juist in 't donker allergevaarlijkst werd. En na allerlei passen en meten bleek hetheele brok genot niet grooter te zijn dan twee en een half uur. Toeh — Mien verzon, dat zij en Willem samen nicht wel halverwege konden geleiden; ze hadden 't genot dan zooveel te langer en bovendien nog een uitstapje. Als vader en moeder 't maar goed vonden! O, dat beetje regenen hinderde niet; en misschien werd het nog wel mooi weer. Goed, ze mochten dan.

En nu was 't van weerszijden vragen en vertellen zonder eind. En 't bleek dan, dat die jonge menschen elk in een afzonderlijke wereld leefden, en dat de een de wereld van den ander niet kende, en er 't bestaan nooit van had vermoed.

Ombra vertelde van goochelen en tooveren, van buikspreken, van concerten en tooneelvoorstellingen, van biljarten en dobbelen, dammen en domineeën en kaarten: dat was haar leven van al den dag in de herberg, en 't was haar 't zelfde als 't bebouwen yan den akker, en wieden, en vruchten plukken.

En och, die tante Betje wist in eens niet meer, wat ze van haar nicht moest denken, en om den haverklap hingen haar dikke armen slap langs 't lijf en wiegelde haar bolle hoofd met treurig gebaar daarop heen en weer. En Mien en Wim kenden al di^ dingen als groote zonden, gelijk ze 't gouden kalf van Aaron kenden, en 't stond in de zóóveelste les van hun „Vraagboekje". En al meteen keken ze naar moeder, als om te vragen, of ze Ombra wel uitgeleide zouden doen.

En Ombra besefte niets "van hun verbazing niet alleefi, maar kon zich niet voorstellen dat niet elk mensch met al die dingen op de hoogte was als met de geregelde wisseling van dag en nacht. Dan moest ze even lachen, omdat Wim en Mien en tante nog nooit goochelen en tooveren hadden gezien en buikspreken gehoord; en wat kwaad er dan in stak, dat je met een qeue tegen een bal stootte, of een kaart uitzocht en neerlegde.

En tante kwabbelden dan de wangen van verbouwereerdheid, als haar nicht zoo maar lachend sprak over die vreeselijke dingen, waarvan ze nu maar voor 't eerst den naam hoorde: qeue en karambool en biljard, pandoeren en kwartetten. Ombra moest maar niet meer daarvan spreken, en Mien of Wim haar niets meer vragen; van dat rare niet.

En als de Bornhemsche nieht en neef dan vertelden van hun leven van al den dag, van werken en leeren, en naar de vereenigingen gaan, waar ze baden en zongen en den Bijbel lazen, en naar de katechisaties en Zondags tweemaal naar de kerk en naar de ZoHdagsschool als hulp — raakte Ombra heelemaal het spoor bijster. Van zulk een leven had zij nooit gehoord.

„En op die vereeniging, kaart je dan nooit eens? Of dammen of zoo iets? "

Maar nu kon Wim zijn lachen niet meer inhouden, en Mien' had nog nooit grooter onzin gehoord. En moeder scheen boos te zullen worden, want hiaar wangen en kin begonnen zóó te kwabbeien, of er de brokken vleesch af zouden schudden. Ze keek op de klok en zei dan:

„Je moest je dan stillekens aan maar klaar maken, want het zal vroeg donker zijn van avond".

De jonge menschen knikten elkander toe, ten teeken dat ze dan maar niet moesten dralen; ze zouden dan nog heel wat kunnen vragen en vertellen, wat in moeders tegenwoordigheid nu niet meer kon gaan. Vader kwam dan ook binnen om nicht de boodschap mee naar huis te geven, dat hij dan nog maar een poosje zou wachten op ê'^n varkentje: ze moesten thuis maar eens zien, hoe dat het geschiktst uitkwam. Tante Betje zorgde, dat Ombra wat goeds mee kreeg om er onderweg van te genieten, en bovendien een versnapering voor degenen, die ze thuis zou vinden.

Wim en Mien schenen haast te hebben en 't afscheid was dus kort.

Dan togen de drie jonge menscb een, de meisjes gearmd en Wim' naast zqn nicht. De broer en zus wilden gaarne meer van 't goochelen buikspreken weten, en Ombra toont bizondere belangstelling in 't leven den kring der jonge menschen, waarmede zij verkeerden. Voortdurend was er één van de drie aan't woord en allen wenschten wel bij elkander te blijven. En zoodoende duurde het geleidelijk langer dan bedoeld was; doch allen vonden 't goed zoo, omdat Wim Mien in 't terugkeeren toch ook gezelschap aan elkaar hadden. Nog geen afscheid, en dan zette Ombra alleen de reis voort.

Zij wist, dat ze terugkeerde naar de wereld, die haar tegenstond, maar in de vaste hoop, eerlang haar intrede te doen in die andere wereld, waarin dezen dag even een blik had geslagen en waaruit een bekoorlijke klank in haar ziel natrilde.

[Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Feuilleton.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's