Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Kerk en het Woord Gods. XIV.

Het Formulier van wederopneiping bestaat dus eigenlijk in drie stukken:1 de mededeeling aan de Gemeente, 2 het leerstellige gedeelte, 3 het ritiieele gedeelte.

De bekendmaking aan de Gemeente houdt in: de mededeeling, dat N. N., die afgesneden was, de begeerte heeft te kennen gegeven, om weder opgenomen te worden in het midden der Kerk.

Tevens wordt hier dan met blijdschap geconstateerd, dat de remedie van den ban, de daarop gevolgde vermaningen en de, gebeden der gemeente een gezegenden invloed uitgeoefend hebben, dat er schaamte over de zonde ontwaakt is en de begeerte, weder tot de gemeenschap der Kerk toegelaten te worden, het gevolg was. Waarbij gevraagd wordt — enkele Zondagen vóór de avondmaalsviering — of er ook in de Gemeente zijn die bezwaren hebben in te brengen in deze, opdat de Kerkeraad niet misleid worde bij de aanvrage. De opwekking tot gebed en dankzegging gaat hiermee gepaard, daar er oorzaak is voor dankbaarheid bij de aanvankelijke bekeering, die intrad, en tot gebed, omdeu Heere te sojeeken Zijn werk, aan den zondaar begonnen, te voltooien tot eere Zijns Naams, tot zegen voor den zondaar en tot heil der Gemeente.

Is deze bekendmaking een of twee maal voorgelezen en hebben zich geen verhinderingen voorgedaan, dan ssal de Kerkeraad in dit werk voortvaren en in den dienst, ., waarin het Avondmaal bediend wordt, zal de eigenlijke wederopneming plaats hebben met voorlezing van het Formulier,

Het eigenlijke Formulier bestaat dan uit twee deelen.

In het leerstellige deel wordt zeer in het kort de grond, waarop de leer der wederopuemiug rust, aangewezen.

Dit stuk houdt dan verder in: . de mededeeling, dat er van de zijde der Gemeente geen wettige bezwaren ingekomen zijn en dat de voorgenomen wederopneming dus kan plaats hebben. De gronden, waarop de wederopneming rust. Zij is geene daad van menschelijke vinding, maar eene verordening van Christus in Matth. 18 : 186 : „alwat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen".

Naar deze uitspraak staat de zaak met den afgesnedene nog niet hopeloos; er is nog ontbinding van de banden der verdoemenis mogelijk. God heeft geen  lust in den dood des zondaars, maar daarin, dat hij zich bekeere en leve. De Kerk neemt daarom een boetvaardig zondaar ook met open armen weder in haar midden op, evenals de Gemeente in Corinthe.

En voorts, als die ontbinding heeft plaats gehad, is zij vast en bondig in den hemel: „zoo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zq vergeven". Wie zich oprechtelijk bekeert, heeft niet te twijfelen, of God hem wel in genade aanneemt.

Na deze korte schriftuurlijke uiteenzetting volgt het rüueele gedeelte, waarin vier hoofdzaken zijn aan te wijzen:1de schuldbelgdenis van den af gesnedene; 2 de verklaring van de Gemeente, dat hij ontbonden is van de banden der afsnijding en weder is opgenomen in de Kerk; 3 de opgenomene dankgebed. vermaning aan den wederen de Gemeente; 4 het Allereerst dan vraagt de dienaar des Woords aan den terugkeerende, of hij oprecht berouw heeft van zijne zonde, waarom hij van de Gemeente afgesneden werd. Want de schuldbelijdenis voor den Kerkeraad is niet genoeg, daar de afsnijding in het openbaar is geschied na een openbare zonde, waarom ook de schuldbelqdenis in het midden der Gemeente moet geschieden door bevestigend te antwoorden op de vragen van het Formulier:1 of hij oprecht berouw heeft over zijne zonde en hardnekkigheid; 2 of hij gelooft, dat God hem ook die zonde vergeven heeft; 3 of hij begeert tot de Gemeente weder opgenomen te worden en 4 of hij belooft van nu voortaan zich in alle Godzaligheid weer te willen gedragen.

Op deze vragen heeft hij eenvoudig met: , Ja, ik" te antwoorden.

Heeft de boetvaardige zondaar dat gedaan, dan volgt de wederopneming zelve. De dienaar verklaart: „wij dan, alhier vergaderd in den Naam en de macht des Heeren Christus, verklaren u, N.N., ontbonden te zijn van de banden der afsnijding; en wig verkondigen u, dat gij staat in de gemeenschap van Christus, van de heilige Sacramenten en van alle geestelqke zegeningen en weldaden Gods, die Hij aan Zijne gemeente belooft en bewijst, waarin u de eeuwige God tot het einde toe behouden wille door Zijnen eeniggeboren Zoon Jezus Christus" — welke verklaring in haar geheel met „Amen" besloten wordt.

In dit onderdeel ligt het eigenlijk karakter der wederopneming. Ze is maar niet een reglementaire handeling, een inboeken van een lid, zooals bij een vereeniging plaats heeft, maar de gemeente is zich in deze bewust, in den Naam en met de macht van Christus te handelen. En in de veronderstelling, dat de belijdenis van den wederkeerende oprecht is, heeft zij den heiligen moed, in Jezus' Naam, naar uitwijzen van het Woord, den wederkeerende de zonde te vergeven en te spreken van volkomen vrijspraak, die uitspraak bezegelend met het plechtige „Amen." Het is dus een daad van geestelijke sleutelmacht. Waarom dan ook gezegd wordt: „Zoo wees dan verzekerd, mgn lieve Broeder, in uw hart, dat u de Heere heeft opgenomen in genade." Mochten er dan twijfelingen oprgzen in de ziel, hg luistere niet naar de stem der zonde, maar geloove, dat al zqne zonden en ook zijn zondige aard door het lijden en sterven van Christus zijn verzoend, en dat geen zonde noch zwakheid, die tegen zijn wil in hem is overgebleven, kan hinderen, dat God hem in genade aanneemt. Maar wijl ook elk kind van God zondaar blijft tot aan zgn dood toe, klinkt de waarschuwing hem tegen: „Zijt naarstig, omuvoortaan te wachten voor de listigheid des Satans en boosheid der wereld, ten einde gij niet weder vervalt in de zonde. Heb Christus zeer lief, want u zijn vele zonden vergeven."

En dan komt de vermaning tot de gememte, dezen broeder met toegenegenheid te ontvangen. Het Formulier houdt rekening met de gelijkenis van den verloren zoon, kennende de gestalte van den oudsten broeder. In ons hart zit van nature de ongeneigdheid een afgedoolden, maar met berouw wedergekeerden zondaar, volledig als broeder te ontvangen. En daarom wordt een beroep gedaan op de toegenegenheid der harten met deze woorden: En gij, geliefde Christenen, ontvangt dezen uwen Broeder met toegenegenheid des harten; zijt vroolijk, dat hij dood was en weder levend is geworden, verloren was en gevonden is; verheugt u met de engelen des hemels over dezen zondaar, die zich bekeert. Houdt hem niet langer voor eenen die vreemd~is, '''maar voor een medeburger der heiligen en huisgenoot Gods." *

Geen koele ontvangst dus wachte den wedergekeerden zondaar, maar het hart opene zich in volle liefde, wijl Christus Zqne rijke genade verheerlijkt heeft en aan Satan zyn prooi heeft ontrukt. Laat Satan dan droevig en boos zijn, maar de gemeente zal zich vroolijk en blijde verheugen over den geredden zondaar. De gemeente mag dan ook den wedergekeerde niet blijven verwijten zijn afdwaling, niet meer over de zonde blijven spreken en hem niet langer houden voor eenen, die vreemd is, maar moet hem beschouwen als een medeburger der heiligen en huisgenoot Gods, die zonder eenige voorwaarde deelt in de volle rechten van een lidmaat van Christus' Kerk.

De plechtige handeling van de wederopneming wordt besloten meteen dankgebed, waarin den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus wordt dank gezegd, waar Hij den broeder gegeven heeft bekeering ten leven en der gemeente stof tot blijdschap.

En het volle broederhart spreekt zich uit in dit kostelqk gebed: „Wij bidden U, bewijs hem Uwe genade, om van de vergeving zijner zonden meer en meer verzekerd te zijn in zijn gemoed en daaruit te scheppen eene onuitsprekelijke blijdschap en lust, om U te dienen. En gelijkerwijs hij te voren vele menschen heeft geërgerd door zijne zonde, wil hem alzoo wederom verleenen, vele menschen door zijne bekeering te stichten. Geef hem tot het einde toe volstandelijk te wandelen in Uwe wegen; en laat ons leeren uit dit voorbeeld, dat bij U is genade, opdat Gij gevreesd wordt; teneinde wij, hem houdende voor onzen medebroeder en mede-erfgenaam des eeuwigen levens, U te zamen mogen dienen met een kinderlijke vreeze en gehoorzaamheid al de dagen onzes levens, door onzen Heere Jezus Christus, in wiens naam wij ons gebed besluiten:

„Onze Vader enz."

Wat een heerlijk gebed en roerendschoone dankzegging. In heel de tuchthandeling geen zweem van farizeïsme. In alles diep besef van de kracht der zonde, van de heiligheid des Heeren, van de liefde van Christus.

„Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddeloozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters: maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt zijne wet dag en nacht.

Want hij zal zgn als een boom, geplant aan weterbeken, die zijne vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wèl ge lukken,

Alzóo zijn de goddeloozen niet, maar als het kaf dat de wind henendrijft.

Daarom zullen de goddeloozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars ia de vergaderiug d«r rechtvaardigen; want do BEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddeloozen zal vergaan." Ps. 1.

Onze Jaarvergadering.
In het nummer van heden vindt men de agenda'van onze a.s. Jaarvergadering. En men zal moeten toestemmen, dat onze Penningmeester niet te veel schreef toen hij beweerde, dat onze Jaarvergadering belangrijk zou worden.

We rekenen dan ook op druk beaoek, zoowel van predikanten en kerkeraadsleden, als van onderwijzers en gewone gemeenteleden. Laat men Woensdag 19 Maart er eens afriemen, om naar Utrecht te gaan.

Woensdag zeggen we. En dat is iets bizonders, dat onze Jaarvergadering op een Woensdag gesteld is. Tot nog toe waren we gewoon op Donderdag saam te komen. Waarom altijd op Donderdag ? Ja, dat weten we zo niet. Dat was nu eenmaal gewoonte geworden. Maar dat we er nu een Woensdag van gemaakt hebben, is op verzoek van onderwijzers, die, door den vrijen middag, op dien dag beter kunnen komen dan Donderdags.

Temeer waar er een punt van de agenda is 't welk bizonder het onderwijs raakt, verwachten we nu althans enkelen uit den kring onzer schoolmannien. Want we hebben toch wel onderwijzers die lid van den Geref. Bond zijn? Of althans behoorden te zijn?

Ieder zal dus goed doen rekening te houden rnet Woensdag 19 Maart. Ook de Afdeelingen of de besturen. Laat men de agenda eens onder de oogen zien en eens over de dingen samen van te voren praten — of een vergadering van de Afdeeling uitschrijven — opdat men goed voorbereid ter vergadering komt. Daar zal elk punt van de agenda door den voorsteller kort en duidelijk worden ingeleid en toegelicht en dan zal ieder uit de vergadering, die zich daarvoor opgeeft, een paar minuten krqgen om te zeggen wat er op z'n hart ligt, Hoe korter en bondiger dat alles geschiedt, hoe beter dat we opschieten en hoe meer zaken we kunnen doen.

Daarvoor gaan we dan ook naar Utrecht. Niet om onzen tqd te verbeuzelen. En daarom, hoe talrijker de opkomst der leden is en hoe beter men zich heeft voorbereid, hoe liever het ons zijn zal.

Wone de Heere in ons midden en geve Hg ons een heerlqk samenzijn, zooals we wel meer van Hem in gunste mochten ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's