Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

stichtelijke overdenking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als Hij nabij kwam, en de stad zag, weende Hij over haar. Zeggende: och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uwen dag, hetgeen tot uwen vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uwe oogen. Lukas 19 : 41 en 42.

De weenende Koning.

Van den Olijfberg af, van wiens top men Jeruzalem liggen zag met haar helder witte gebouwen, reed de Heere Jezus, zittende op een veulen. Èen jubelende schare omringde Hem. De discipelen waren opgetogen van blgdschap. Zg spreidden hunne kleederen op den weg; anderen hieuwen palmtakken af en spreidden ze ook op den weg. En zij riepen met luide stem: Hosanna den Zone Davids I Gezegend is de Koning, die daar komt in den naam des Heeren.

Dit alles liet de Heiland toe. Hij aanvaardde de koninklijke hulde, om voor Ziyn laatste lijden té toonen dat Hq die eere waardig was. Hg was de Koning, die in den naam des Heeren kwam.

Hij was echter een Koning die weende, een Koning in den weg van smart en tranen, een Koning in Igdenggestalte.

En als Hij nabij kwam en de stad zag, weende Hij over haar". Luidkeels schreide Hy over haar.

Wat de oorzaak van Zijn weenen was?

Jeruzalem was een stad door den Heere eeuw uit eeuw in zeer beweldadigd. Zooveel gunst werd haar bewezen door den Hoere, Die ook in haar midden Zgn bgzondere tegenwoordigheid openbaarde, dat de godvreezende Israëliet eer zijn rechterhand zon vergeten dan deze koningsstad. Maar op datzelfde Jeruzalem is wel van toepassing dat het bederf van het beste, het slechtste wordt.

Do meest „godsdienstige" stad was ook de meest goddelooze. Zij moet zich hoor en verwijten: „Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de pi-ofeten doodt en steenigt, die tot u gezonden zijn."

Het gebeurde nu eenmaal niet dat een profeet buiten Jeruzalem gedood werd! Zij was de stad die de Godsgezanten doodde, inplaats van hen met gejubel te ontvangen. E)n daarom wordt de vloek des Heeren over haar uitgesproken „Uwe vqanden zullen in u den eenen steen niet op den anderen laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt."

En Hij weende over haar. Niet alleen om wat geschied was. Niet alleen omdat Hij hen vele keeren had willen bijeenvergaderen, als een hen hare kiekens en... zy hadden niet gewild. Maar het ergste zou nog komen. Zij zouden den hoogsten Profeet en Leeraar verwerpen, Hem Zelf, den van ouds beloofden Messias. Hy wist dat het „Hosanna" spoedig veranderd zou worden in een „Kruist Hem." Hij weende over zooveel goddeloosheid by zooveel uiterlyken godsdienst. 

Toch gold dit weenen niet Jeruzalem alleen. Zij was de hoofdstad, het middelpunt van heel Israel, het inbegrip van de bemoeienissen Gods met het oude bondsvolk. De Heere Jezus weende over de zonde van het gansche volk.

Maar wie is er die zeggen durft: over my behoefde de Heere Jezus niet te weenen? Het is toch de zondige eigenschap die ons allen kenmerkt, dat wij de zegeningen Gods vertreden. De mensch was het beste schepsel, door den zegenenden Schepper. Hij heeft zich het slechtste gemaakt, door zijn zonde. En juist omdat het Evangelie der , genade ons van onuitsprekelyke zegeningen meldt, stelt de verwerping daarvan ons nog veel schuldiger dan het oude bondsvolk. Toch doen wij van nature niet anders dan dat Evangelie verstoeten. Daarom geldt de ontzaglijke ernst van 's Heeren woord ook ons: hoevele keeren heb Ik u bijeen willen-vergaderen als een hen hare kiekens, maar gij hebt niet gewild.

Er valt over ons en onze werken alleen te weenen. Te weenen door Hem, Die vol des Heiligen Geestes was, over de klove tusschen den mensch en een heilig en weldadig God.

Weenende heeft de Heiland uitgesproken: och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uwen dag, hetgeen tot uwen vrede dient. Maar nu is het verborgen voor uwe oogen.

Dit laatste was de waarheid, de harde waarheid, de ontzettende waarheid. Hunne oogen waren blind voor wat tot hun vrede diende. De waarheid van Gods Woord is meedoogenloos hard in de bekendmaking van  des menschen ellende. Zjj zegt ons dat de mensch in de meest volstrekte ellende verkeert, waaruit hij zich nimmer door eigen kracht kan opheffen. Zij trekt hier scherpe lijnen. Laat ons er van afzien die lijnen wat minder scherp te trekken. Wy zouden tekort doen aan wat geschreven staat. Wat tot onze vrede dient is voor onze oogen verborgen. Door onze zonde zijn wij blind voor onze zonde.

Maar hoe hard ook deze waarheid is, niemand vergete dat zij ons door een weenenden Zaligmaker wordt medegedeeld. Zy is geen koude bekendmaking; zij wordt ons geopenbaard door een medelijdenden Hoogepriester, als met een bloedend hart.

Als Hij de stad zag weende Hij over haar.

Wij moeten niet slechts de oorzaak van Zijn weenen kennen, maar de groote beteekenis daarvan. Immers hebben wij hier te doen met den medelydenden Hoogepriester, Die in den weg van smart en tranen de Verlosser is van een volk dat in volslagen ellende ligt. Wanneer wij over de ellende van onzen naaste weenen, kan die deelneming hem verkwikken, maar verder kunnen wij het toch al niet brengen. Maar met het medelijden van den Christus is het zoo geheel anders. "Had Hij niet over de' zonde geweend, er zou nimmer verlossing van de zonde zijn.

Een weenende Koning doet Zijn intocht te Jeruzalem. Hy staat aan het begin van Zyn bangen lydensweg. En dit is nu zoo wonderlyk, dat God ook de zonde van Jeruzalem' gebruikte om den raad Zijner verlossing uit te voeren. De blindheid van het Joodsche volk bracht Christus naar het kruis. Omdat zij niet bekenden hetgeen tot hun vrede diende, hebben zij den Christus uitgeworpen, hebben zij gekruisigd Dengene, Die tot hen gezonden was. En door dat Kruis komt de verzoening tot stand, die tot vrede dient. Omdat het verborgen was voor hunne oogen, bleef de Heere Jezus weenen. Wel niet in letterlyken zin. maar toch zóo, dat Hij als de Man van smarten door Gethsêmané naar Golgotha ging. Hij bleef weenen. Zijn ziel was bedroefd tot den dood toe.

„Maar nu is het verborgen voor uwe oogen." Dit zeide.Hy, niet met de gedachte : gij moet het nu zelf maar weten. Ik weet er geen raad op. Het zij zoo !... Neen, Hij wist raad. Hy kende do volkomen uitkomst. En als door weenende oogen zag Hij den weg Hem voorgesteld en het spoorde Hem aan den lydensweg ten einde toe te betreden.

Hij is de weenende Koning en door Zijn weenen werd eene eeuwige verlossing voor Zijn Gemeente tot stand gebracht.

Door Zijn tranen worden tranen gedroogd. Als Johannes op Pathmos de heilige stad zag, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, hoorde hij een groote stem, die zeide dat God Zelf by hem zal zijn, niet meer dus in de schaduwteekenen der wet, God Zelf en „Hy zal hun God zijn. En God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen, " Er zal geen rouw, geen gekrijt meer zijn. Aan het weenen zal een einde zyn, voor goed, voor eeuwig. Het aardsche tranendal is dan doorworsteld. Gods kinderen zullen dan koningen zijn, in heerlijkheid, in blydschap. De schare der verlosten zal een jubelende schare zyn en het „Hosanna" zal klinken door de gewelven des hemels tot roem van God, Die op den troon zit en het Lam.

Dit is een zegen die van den weenenden Koning komt. En het zal blyken dat Hy door de kracht van Zign verzoenend Iqden en sterven, van Zyn verzoenend weenen Zyn Kerk voor eeuwig met God vereenigt.

Maar zullen eens onze tranen van de oogen afgewischt worden, dan zullen er toch hier op aarde tranen zijn. •

Er zal geweend worden! Er moet hier droefheid zijn! Droefheid naar God, die een vreedzame vrucht der gerechtigheid afwerpt. Inderdaad, dit hartelijk leedwezen is een beteekenisvolle vrucht van den weenenden Christus, die door Zijn Geest in onze harten gewrocht wordt. Wy bedoelen eene droef heid, wijl onze oogen opengegaan zijn voor hetgeen tot onzen vrede dient. Iets van den weenenden Koning daalde dan neder in onze harten. De zonde, myn eigen zonde, wordt gezien in het licht van Gods heiligheid. En myn ziel weent, wijl de Heere mij vele keeren tot Zich heeft willen vergaderen en ik heb niet gewild. Ik zou wel alles willen geven als ik de zonde van het niet-willen ongedaan kon maken. Maar dat gaat niet! Dat gaat in der eeuwigheid nietl Er blyft niet anders over dan te weenen óver mijn diepen val, in het besef dat, al zouden wij eeuwig weenen, wy daardoor nimmer éen penning kunnen afbetalen van onze schuld.

De weenende Koning maakt weenende onderdanen. Ook als wij weten mogen dat onze zonden ons vergeven zijn, de droefheid blyft, omdat onze zondige natuur blijft.

Maar zoo wordt ook de blydschap geboren, verheuging in den gekruisten Christus! Immers dan is alles wat in den Zaligmaker is, heerlijk en schoon. Ook Zijn smart, ook Zyn tranen. En er is verheuging in Hem, Die door Zyn weenen de schuld betaald heeft. Het „Hosanna" wordt uitgeroepen over Hem Die daar kwam in den naam des Heeren. En er is dan een roemen in den weenenden Koning, Die door Zijn bloed Zyn Gemeente Gode gekocht heeft:

Gezegend zy de groote Koning, Die tot ons komt in 's Heeren naam! Wy zeegnen u uit 's Heeren woning; Wij zegenen u al !e zaam.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's