Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofd zij de God en Vader die ons wedergeboren heeft 1 Petr. 1 : 3—5.

LEVENSGELUK.

Over levensgeluk wordt door allerlei mensclien gesproken.

In de breede kringen der wereld hoort gij er van gewagen, in de kleinere, der geloovigen, is dit onderwerp niet minder aan de orde van den dag.

En de meeningen daarover zijn zeer verdeeld.

Blijven wij bij onzen kring dan kunt ge daar beluisteren de taal van velen, vertolkt deze woorden : in de bekeering des zondaars voor God ligt het geluk des levens. Als ik ook maar als een Saulus weleer zoo eens gegrepen was op den weg en wist van een omzetting klaar als de dag, wat zou ik gelukkig zijn !

Neen, dat niet, zegt een ander, maar in  diepere ontdekking des harten, in een uitgebreide kennis der zonde en daarmee gepaard gaande diepgevoelde smart over de breuk, die er ligt tusschen God en mijn ziel. Graaf maar dieper!

En weer 'n ander, die houdt van den blijen toon in het leven der godzaligen, zingt daar liefst het lied zijner eerste liefde uit en zaligen tijd zijner eerste overgave des harten. Wat was hij toen gelukkig ! Zoo moest het altijd zijn !

Maar een vierde, weer anders geleid en geleerd, legt den nadruk op het dagelijksch verkeer met den Heere in een teederen, verborgen omgang met God in de binnenkamer van het leven. Alleen met God te zijn, in den Heere zich geheel te verliezen, dat lijkt een geluk te zijn storeloos schoon, onuitsprekeijk heerlijk.

Ik zou willen vragen : zou er nog niet iets anders zijn ? Zou de wetenschap eener verzoende betrekking in Christus niet juist de blijvende ervaring van 't hoogste levensgeluk met zich brengen voor menschen, die eertijds „afgesneden van voor Gods oogen", thans in een andere verhouding tot God en de wereld kunnen vinden een gedurige vertroosting des harten ?

O, als we dat weten, dat wij uit den dood overgegaan zijn tot het leven, en als we dat oefenen, dat levend contact met den hemel, dan is er zooveel blij en zalig geluk ons leven en in ons hart.

De apostel gebruikt er ééne lange pennestreek voor om het in zijn woorden als een wonderschoon levensideaal ons voor te stellen en hij kan niet nalaten achtereenvolgens in de krachtuitdrukkingen eener van God geïnspireerde sprake ons den grond en de kracht en de zaligheid van dat rijke geluk te teekenen voor allen, die naar het oordeel van een onfeilbaar getuigenis Gods daartoe verwaardigd worden.

Levensgeluk, dat bestaat voor den apostel Petrus in de ervaring van de grondeoze liefde des Vaders, van de onuitspreelijke genade des Zoons, en van de zalige gemeenschap des Heiligen Geestes.

Petrus schrijft aan de verstrooide christenen en zijn algemeene zendbrief wil een troostwoord zijn voor hen, die in , een langen lijdensweg veel van 's levens last haden te torsen. Vooral het lijden van Christus dient hun als een exempel voor oogen te staan, opdat zij hemelsche kracht zouden ontvangen om aardsche en geestelijke verdrukking te doorstaan en bange zielsworstelingen te doorworstelen.

Dan zullen zij gelukkig zijn, en in een hartelijke lofprijzing van hun levensgeluk getuigenis afleggen : „Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere - Jezus Christus, Die ons wedergeboren heeft naar Zijn goddelijke barmhartigheid tot een levende hoop I"

leder voelt dra dat het dus zonder wedergeboorte niet kan. Levensgeluk zonder • wedergeboren te zijn, dat bestaat eenvoudig  voor den apostel niet. De goddeloozen hebben geen vrede, zegt mijn God. Een geluk zonder vrede is geen geluk.

En dat zeggen wij den apostel na. Van jongsaf is het ons verkondigd, in drieërlei toonaard ons voorgezongen : gij moet wederomgeboren worden, en gij móet wederomgeboren worden, en gij moet wederomboren worden. Als feit, en als eisch en als persoonlijke ervaring is het ons altijd geleerd.

En die het leerden kennen, weten welk eene machtige, onbegrijpelijke, zekere werking Gods in de ziel daarbij hun deel werd. Wedergeboorte, het is die bovennatuurlijke, geheimzinnige en onmiddellijke daad Gods, waardoor nieuw leven ingeplant, een verbroken band hersteld, en daarmede een blijde levenservaring genoten, een heerlijke levensgemeenschap gesmaakt wordt.

Ziet, dat is de grondeiooze liefde des Vaders, die het geluk van Zijn kind beoogt, bewerkt en volmaakt.

Let maar eens op de rijke samenvoeging van krachtige uitdrukkingen in de lofzegging des apostels, dan verstaat gij, dat hij er schier geen woorden voor te vinden weet, om dat ontzaglijke groote, dat eeuwig-barmhartige van Gods liefdewerk uit te drujiken; dat geweldige, dat God zulk een onwilligen en zulk 'n onmachtigen zondaar wederbaart door de krachtige werking Zijns Geestes en daardoor in staat stelt om van hemelsche dingen en onvergankelijk levensgeluk iets te kennen. Dat zulk een harte-verandering een doorwerkend proces is en een algeheele levensvernieuwing teweegbrengt. En dat zulk een mensch, volwassen in de boosheid, in verstand, wil, gemoed en wandel, omgezet wordt en door de vernieuwing des gemoeds een geheel ander mensch wordt.

Daarin ligt toch wel een ondoorgrondelijke en onuitsprekelijke barmhartigheid Gods, dat aan erfelijk belasten, van God vervloekten en door de zonde verloren en verworden menschen een leven naar Gods wil,  in Gods kracht en tot Gods eer bereid wordt.

Is dat niet om er klein bij te worden ? Niet om het op de knieën voor God uit te weenen : „en dat aan zulk één als ik ben, die het duizendmaal verzondigd en minstens evenzooveel maal verbeurd en verknoeid heb."

„Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die naar Zijn groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren !"

Lezer, gelooft gij dat van uzelf ook ?

Kunt gij het met uw zielsgetuigenis bevestigen ? En is het u een blijde overlegging van en eigen levensgeluk uws harten ?

Dan moet Petrus' doxologie heden gaan leven in uw hart en dan zingt uw ziel mede over zoo groote liefde des Vaders, die in uwe wedergeboorte den grond legde voor uw blijvend, zalig levensgeluk.

Maar dan is er meer.

Ieder goed Gereformeerd mensch weet, dat tot onze volkomen zaligheid noodig is het werk van de drie personen van het Goddelijk Wezen.

Als de apostel het levensgeluk gegrepen heeft in eene machtige greep, dan houdt hij het vast als een drievoudig samengevlochten snoer, als een driedubbele schat van

En dan kan hij de opstanding van Jezus Christus er niet bij missen. Want er zou eenvondig geen sprake zijn van een levend-making der kinderen Gods als Christus niet opgewekt was door den Vader en in Zijn opstanding ten derden dage zich niet betoond had te zijn de levende Koning Zijner duurgekochte gemeente, gewasschen in Zijn bloed en verzegeld door Zijn Geest.

Maar, nietwaar ? omdat Hij is opgestaan van den dood, daarom herrijzen ook al de Zijnen uit het donkere graf van dood, zonde en ellende.

En dat machtige Paaschgebeuren predikt ons niet dat Jezus' opstanding onze wedergeboorte is. — Te dwaas om over te spreken ! — Maar dat verkondigt ons luide, dat door Zijn opstanding aan Zijn erve gegeveii is de mogelijkheid, neen, de zekerheid hunner geestelijke opstanding. Daarom is I Cor. 15 een levenszang voor alle geloovigen, wijl zij het met Paulus zoo hebben leeren kennen, dat zij om en door Zijne opstanding tot een geestelijke ontwaking, opwekking en levensgemeenschap gekomen zijn.

Ziet, daarin ligt de kracht van hun levensgeluk. In den Verrezene ligt het zoo vast, en in dat leven dat door Zijn verrijzenis  in hen gewekt en onderhouden wordt, wordt het bevestigd. Met Hem worden zij opgewekt ten eeuwigen, zaligen leven.

Was het voor Jacob een blijde tijding, de boodschap : „Jozef leeft en ook is hij regeerder van gansch Egypteland", voor Gods kinderen nog in veel beteren zin en in sterkere mate die Paaschjubel der Engelen : „Jezus leeft en ook is Hij uw Levenge^ver en Onderhouder, uw Regeerder en Trooster op 's levens weg."

Door Zijn kracht staan zij op, verlaten het graf der zonde, leggen de banden des doods en de kluisters der hel af, en door Zijn kracht leven zij voort in het blijde genieten van ontvangen zegen en blijvend geluk.

Lezer, nóg gaat Jezus' werk door. Nu nog, ook na onze Paaschfeestviering, gaat het onafgebroken voort dat werk der levendmaking. Hij verrees om doode zondaren levend te maken. Is het üw voorrecht ook al geworden uit genade ?

Let andermaal op de keuze van des apostels woorden en leest in Petrus' lofzegging : „door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden, dat er drieërlei opstanding voor u is weggelegd : uit den natuurlijken, uit den geestelijken en uit den eeuwigen dood, en daardoor drieërlei leven bereid is, tijdelijk, geestelijk en eeuwig, en drieërlei levensgeluk, aardsch, een geestelijk en een hemelsch geluk.

En dit is de kracht van het blijvend Ievensgeluk, dat geen macht in staat is dezen zegen te verderven, te niet te maken óf te ontnemen.

Maar één troost blijft het voor alle levende zielen : de prikkel des doods is ontnomen, de macht des doods gebroken, de vreeze des doods geweken en de ontzetting des doods weggejaagd.

Levensgeluk door de kracht der genade van den opgestanen Christus.

Maar zoo volgt dan vanzelf het derde, dat de zaligheid van dat volle, rijke levensgeluk uitbeeldt n.l. ook de gemeenschap des Heiligen Geestes.

't Is een doode prediking, waarin dat laatste gemist wordt, een dood leven waarin dat ontbreekt en doode lof waarbij dat niet gekend wordt. Dood en doodend beide !

Neen, Petrus wist het beter dan velen in onze dagen het meenen te weten. Die wedergeboren zijn naar 's Vaders ondoorgrondelijke barmhartigheid en levendgemaakt door de kracht der verrijzenis van Christus, die worden gebracht door een levende hoop tot een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis.

Dat noem ik gemeenschap des Heiligen Geestes, omdat door die gemeenschap er : een levende hoop gevoed wordt in het hart van Gods kinderen.

Die arme wereld rondom ons voedt zich met een ijdele hoop, een valsche illusie. Straks bij de ontwaking na de ure des doods zullen zij ontnuchterd en ontgoocheld worden. En het zal een vreeselijke vergissing blijken te zijn voor duizenden, die met een ' ongegronde verwachting den dood tegenschreden,

Gevaarlijk spel van den dobbelaar, die alles op één worp zet en dien het straks alles ontvalt, alles in één oogenblik. Gevaarlijk jagen van den droomerigen mijmeraar, die het beeld zijner luchtige fantasie straks aan zijn vingeren ziet ontglippen.

Neen, dan heeft Gods kind een andere hoop, en in die hope des zaligen levens wordt hij gestadig versterkt.door de gedurige invloeden des Geestes, die zijn hopen maakt èn gegrond èn levend werk en tot 'n blijvenden troost in leven en sterven.

Let ook hierbij op de keuze der woorden des apostels in het laatste deel der lofzegging, en gij verstaat ten derden male, dat zij diep van zin, rijk van inhoud en gewichtig van beteekenis zijn.

Daar is een levende hoop, een hoop op een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis. Die hoop is dus zeker en het voorwerp van die hoop is ook zeker. De geestelijke verwachting is levend, en de verwachte zaligheid een levende, onverderfelijke schat.

Wat dunkt u van zulk Geesteswerk ?  De Heilige Geest zorgt er voor dat Gods ' kinderen nooit zonder hoop zijn, en dat hun levende hoop op een onvergankelijk goed gericht blijft '

Zonder leven aan de ziel, dat komt voor ; zonder geloof, zonder blijdschap, helaas ook dat bestaat in het geestelijk leven. Maar zonder hoop zijn ze nooit. De levende hoop omknelt altijd de voorgestelde en aangeboden zaligheid. '

O, heerlijk kenmerk van blijvend levensgeluk, om altijd weer te verwachten wat God beloofde.

Zekerheid lag er in de Vaderliefde, zekerheid in de opstanding en genade des Zoons, maar zekerheid ook in de blijvende gemeenschap des Geestes, die doet verlangen naar de volkomenheid der eeuwige zaligheid.

Dat is een onverderfelijke erfenis, als een kroon die eeuwig bloeit, als een zégen die onvergankelijk is.

Dat is ook een onbevlekkelijke erfenis, ' omdat geen smet der zonde dit schitterendheilig Godsgeschenk kan bezoedelen, noch ' den hemelschen glans zelf er aan kan ontnemen.

Dat is ook een onverwelkelijke erfenis,  omdat zij als de bloem der eeuwige vreugde blijft bloeien voor allen, die deel krijgen aan den Boom des levens in het midden van het paradijs Gods en die drinken uit de Fontein der levende wateren, ontsprongen aan den Rotssteen huns heils.

Zóó is het met den rijkdom der zaligheid van dit levensgeluk,

En die rijkdom der eeuwige zaligheid wordt voor allen bewaard ; ja, opdat het hun nooit zal kunnen ontgaan, en zij het ook nooit zullen kunnen verderven, ook zijzelven worden door God in de gemeenschap des Geestes tot het ontvangen dier erfenis bewaard.

In die blijde, levende verwachting volharden de heiligen Gods ten einde toe.

Lezer, zijn ze niet welgelukzalig te noemen, zalig in dat levensgeluk, die in dat geloof deelen, in die hoop leven, en van dat geluk mogen getuigen ?

Dat geluk is levensgeluk, stervensgeluk, eeuwigheidsgeluk.

Hier zal het gesmaakt worden uit den liefdebeker des Vaders.

Straks zal het gekend worden door de opstanding des Zoons, die den dood maakt tot een doorgang tot een zalig leven,

En eenmaal zal het genoten worden, doordat de vrucht van de gemeenschap des Geestes en het leven der hope zal zijn een ontwaken in eeuwige heerlijkheid.

Als gij dat verstaat, dan zingt gij mede met den apostel in den lofzang der Godverheerlijking: „Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die naar Zijn groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hope, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden.tof een 'onverderfelijke en önbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd."

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1920

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1920

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's