Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de ordening Melchizedek."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de ordening Melchizedek."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een en ander over den brief aan de Hebreen. I.
De kanon der H. Schrift is voor de Gemeente Gods het richtsnoer voor haar geloof en wandel. Zij belijdt in de H. Schrift te bezitten het Woord haars Gods.

Voor dat Woord buigt zij, bij en van dat Woord leeft zij.

In de H. Schrift bezit de Kerk voor al den tijd van haar bestaan op aarde het instrument, waardoor zij bij het licht en door de leiding des H. Geestes haren God kan kennen in Zijne heeriijkheid als Schepper en Herschepper en Voleinder.

De 27 boeken van het Nieuwe Testament vormen in het geheel van den kanon een eenheid op zichzelf, een belangrijk onderdeel van den ganschen kanon.

Nu kan men op de eenheid der openbaring den nadruk leggen. Men kan, en het geschiedt met recht, er de aandacht op vestigen, dat het centrum der gansche Nieuw-Testamentische openbaring is : Jezus, de Christus, de Zone Gods, in het vleesch verschenen om den wil en den raad Gods tot verlossing Zijner Kerk te openbaren en te volvoeren.

Hij verschijnt in ieder der 27 boeken van het Nieuwe Testament als de Zonne der Gerechtigheid, op den tijd, van den Vader verordineerd, opgegaan over een gevallen en verloren wereld.

En dat is een eenheid van voorstelling en inhoud, die op zichzelf merkwaardig en zonder weerga is, die eenaanwijzing is van het werk en de werking van den H. Geest: in den arbeid van 9 schrijvers, die voor een deel schreven zonder van elkanders werk kennis te dragen, is toch zooveel, gemeenschappelijks, dat hun geschriften, 27 in getal, tezamen vormen „het Nieuwe Testament", d.w.z. één boek, de oorkonde en het getuigenis van eene, in zichzelf een eenheid vormende openbaring.

Die 27 boeken van het Nieuwe Testament zijn niet maar tesamen gebonden in één bandje ; het is niet het werk van den boekbinder, dat ze tot een eenheid maakt.

Neen, het is de eenheid van getuigenis, de verwantschap van inhoud, het gemeenschappelijk middelpunt, waardoor zij voor het besef der gemeente Gods als één organisch geheel leven.

De H. Geest, die de schrijvers leidde en verlichtte en bestuurde, is de Geest, die hen deed schrijven aangaande den Christus Gods, het Vleeschgeworden Woord.

Diezelfde Geest, van den Vader gezonden na de verheerlijking van den Christus, vereenigde Zijne gemeente om de belijdenis van Zijnen naam.

En diezelfde Geest is het, die lederen geloovige aan dien Christus bindt, doet buigen voor het Woord des Heeren, en aan zijn hart getuigt, dat in die H. Schrift God zelf tot hem spreekt.

Doch nu kan men ook een andere zijde van dit Woord naar voren brengen.

Zijn eenheid ligt hierin : dat het is het Woord Gods.

Hierin nu ligt tevens de rijkdom en veelzijdigheid ervan.

Want het is het levende Woord van den levenden God.

Daarom is het niet ééneriei en almaar hetzelfde, op eene andere wijze herhaald.

Maar rijk aan verscheidenheid als alle leven, is ook het leven, dat tintelt en schittert in het Woord Gods.

Paulus spreekt in Ef. 3 vs. 10 van de „veelzijdige wijsheid Gods". Zij is schitterend en klaar als het zuiverste licht.

Doch evenals menschelijke oogen niet in de zon zouden kunnen zien, zonder dat de felheid van het licht de oogen zou beschadigen en het gezichtsvermogen beleedigen, zoo is geen menschelijke geest, hoezeer ook verricht door den H. Geest, bij machte den heeriijken glans van het Goddelijk Wezen te bevatten.

Deze komt eerst tot het besef van „alle heiligen, wier roeping en voorrecht het is, in de gemeenschap des geloofs, en in een gestadige toeëigening door alle geslachten heen, totdat God zal zijn alles in allen, te begrijpen welke de breedte en lengte en diepte en hoogte zij der liefde van Christus, die de kennis te boven gaat" Ef. 3 vs. 18, 19.

De verblindende schittering van hetlicfit kan ongedeeld en ongetemperd door geen menschelijk besef worden opgenomen. De geloovige kan van zijn koestering genieten, en de veriosten mogen wandelen in hef licht des Heeren, maar om zijn schoonheid en rijkdom bewust te bewonderen, en bewonderend te aanbidden, moet de gemeente Gods dat licht als ontleed, uiteengelegd zien.

Zóó nu komt in het V/oord haars Gods de veelvuldige, wij zouden kunnen vertalen de veelkleurige wijsheid Gods tot haar : gelijk de lichtstralen der zon door een prisfna heenvallend, ontleed worden in een reeks van warme kleuren, zoo valt hetgeen God aangaande zichzelf te openbaren heeft in Zijn Woord als uiteen in onderscheiden deelen.

Daardoor is er gelegenheid, dat ook het bewustzijn der geloovigen de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus in zich opneme, en niet er door verblind, maar verrijkt en bevestigd worde. Eerst als het volmaakte zal gekomen zijn, zullen wij zien. aangezicht tot aangezicht. Dan niet verblind of verteerd door het vlekkeloos licht, maar aan het beeld van den Zoon Gods gelijkvormig gemaakt. Dèn kennend, gelijk ook wij gekend zijn. Volkomen en direct. Doch thans heeft des Heeren Kerk nog des Heeren Woord noodig, om den rijkdom

Zijner heerlijkheid dèèrin te aanschouwen. Het is alsof ieder der schrijvers een facet is in een volmaakt geslepen diamant, en in eigen lichtstraal opvangt en weerkaatst. „Ieder geeft op zijne wijze getuigenis aan en rijkdom der „veelvuldige wijsheid Gods"

Daarom is er alle aanleiding om, naast de eenheid van de H. Schrift, ook aandacht te vragen voor hare rijke afwisseling en veelzijdigheid. Ieder der bijbelboeken heeft zijn eigen plaats in het geheel. Ieder vangt het licht op zijn eigen wijze op, en geeft het op zijn eigen wijze wéér, naar de bedoeling en onder de leiding des H. Geestes. Hoe meer de gemeente Gods tracht, in die veelzijdigheid in te zien, zich in te leven en te verdiepen in dien rijkdom van het Woord Gods, des te meer zal ook haar eigen leven aan rijkdom en diepte winnen, en de veelvormigheid tot haar recht doen komen, welke er is, zoo goed als in de schepping Gods, ook in het werk Zijner herschepping. Het is de vraag, of men hiervoor wel altijd oog genoeg heeft gehad. oog genoeg heeft gehad. Alaar al te veel is bij vele geloovigen de éénige vraag, wat de een of andere uitspraak van het Woord Gods tot hunne ziel te zeggen heeft. En ook dit is, natuurlijk, eene vraag, die haar recht heeft. haar recht heeft. Menigmaal heeft een bepaalde „tekst" een groote, onvergetelijke beteekenis in de geestelijke geschiedenis van een kind Gods.

Geheel op zichzelf, buiten alle tekstverband, los van den samenhang, heeft een woord uit de H. Schrift u gegrepen, u niet weer losgelaten ; het heeft u vervolgd, geplaagd, verontrust, uwe zonde u getoond, zoolang tot het u te machtig werd, en gij in de schuld voor God gevallen, tot Hem om genade zijt gaan roepen.

Voor een ander is er een woord, dat hem bijzonder dierbaar is, omdat het als een vertroostende lichtstraal is gevallen in zijne ziel, toen zij in de donkerheid verkeerde en geen uitzicht had of hoop : daar klonk een belofte, daar waakte de herinnering aan een toezegging des Heeren op in de ziel, en het was als een stem uit den hemel, die den troostelooze persoonlijk riep ; hij kreeg houvast aan Gods beloften, en zag een ster opgaan in den duisteren nacht.

Zóó zou de zielservaring van menig kind van God kunnen getuigen, hoe één enkel woord het middel in de hand des Heeren is geweest, om het te doen komen tot een besliste bekeering, of als een lichtstraal, die de nevelen deed scheuren, waarin de ziel was gehuld.

En dit alles is een getuigenis aan de vrijmacht Gods, aan de kracht ook van Zijn Woord, dat levend en krachtig is en scherper dan eenig tweesnijdend zwaard.

Doch dit alles doet niets af van de juistheid van hetgeen wij zeiden, dat de gemeente der geloovigen niet steeds genoeg begeerte heeft om in te zien in de diepten en den rijkdom van het Woord haars Gods. En toch, bij en van dat Woord moet zij leven. Dat Woord is, bij de innerlijke werking van den H. Geest, het voedsel voor de ziel. Niemand kan leven van herinnering aan een vroeger genoten kostelijk maal.

Zoo kan ook de ziel niet leven louter van de herinnering aan hetgeen een woord der Schrift haar eenmaal is geweest. Maar zij moet, in de gemeenschap met alle ie heiligen, telkens nieuwe schatten opdelven uit de onuitputtelijke mijn.

Indien het heil voor een zondaar vastligt,  gewaarborgd is in Christus den Middelaar, in Zijn volbracht werk en Zijn eeuwig hoogepriesterschap, dan is er toch voor een gekochte des Heeren aan gelegen, de gangen Gods na te speuren, die Hij heeft gehouden om de komst van dien Christus in *t vleesch voor te bereiden ; dan is het toch roeping en taak der gemeente, in het Woord Gods de beteekenis van het Middelaarswerk te zien geteekend.

Zij heeft te vragen, waarin en waardoor Hij de Verlosser is geworden van Zijn volk, wat het is, dat hun den toegang verleent tot den troon der genade ; waarom zij ten allen tijde gedekt zijn door Zijne gerechtigheid.

En zoo zouden wij kunjien doorgaan.

Doch dit zij genoeg, om te wijzen op de noodzakelijkheid en 't belang van de vraag, wat ieder onderdeel ook van het Nieuwe Testament voor plaats inneemt in het geheel en welke ^jde van de Waarheid Gods zij naar voren keert.

Deze vraag willen wij thans stellen ten aanzien van den brief aan de Hebreeën. Ook dit geschrift heeft zijn eigen plaats en beteekenis. Het gaat ook in dezen brief om de eenige en uitnemende en algenoegzame beduidenis van den Middelaar.

In het middelpunt van een ganschen rijken kring van gedachten staat die van het priesterschap van Christus, die priester is „naar de ordening van Melchizedek", terwijl toch ook Zijn beteekenis en plaats vergeleken wordt met het hoogepriesterschap van Aaron en diens opvolgers.

Dit priesterschap en deze hoogepriesterlijke waardigheid van Christus is ons uitgangspunt bij de beschouwing van een reeks zeer belangrijke gedachten, die wij in den brief aan de Hebreen zullen aantreffen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1920

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Naar de ordening Melchizedek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1920

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's