Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Synode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Synode.

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

llde Zitting (Maandag 2 Aug.). De president opende de zitting met het lezen van Psalm 33 en ging daarna voor ingebed.

Hij sprak, in aansluiting met het aan H.M. de Koningin-Moeder verzonden telegram 'n woord van gelukwensch met haar verjaardag.

Ds. Van Druten rapporteerde over de tabellarische verslagen der proponents-examens. In September 1919 zijn geëxamineerd 7 candidaten, waarvan 5 werden toegelaten; in November 9, waarvan 8 met gunstig gevolg en in Mei 1920 slaagden alle 10 die toen examen deden.

In totaal zijn dus 26 geëxamineerd, waarvan 23 met goeden uitslag ; en wel 4 van Leiden, 15 van Utrecht en 4 van Groningen.

Voor O. T. waren 3 zeer goed, 17 goed, 3 middelmatig, O onvoldoende.

Voor N. T. waren 3 zeer goed, 12 goed, 6 middelmatig, 2 onvoldoende.

Voor Bijb. Geschiedenis : 2 zeer goed, 14 goed, 5 middelmatig en 2 onvoldoende.

Kennis der Symbolische geschriften : 1 zeer goed, 16 goed, 4 middelmatig en 2 onvoldoende.

Practische Godgeleerdheid : 1 zeer goed, 16 goed en 6 middelmatig.

Geestelijke stroomingen : 4—14—5.

Kerkrecht : 4—14—5.

Leerrede : 1—7—13.

De Commissie van rapport maakte alleen een opmerking over de schriftelijke „leerrede", welke door de candidaten bij de Kerk besturen wordt ingediend. In de meeste gevallen was die leerrede naar het oordeel dier besturen middelmatig.

Prof. Knappert oordeelde, dat dat wel zal gelden voor inhoud en vorm. Hij begreep dat, daar velen tegenwoordig weinig geven om taal en stijl. Dat ligt in den geest van den tijd en houdt verband met de tegenwoordige literatuur.

Ook heeft het schets-college niet de volle aandacht van de studenten, daar hun hoofd door allerlei andere dingen in beslag wordt genomen.

F'rof. Slotemaker de Bruine zou meer geestelijke belangstelling in den ruimsten zin bij de studenten willen zien.

Op de vraag van prof. Slotemaker de Bruine of het nieuw ingerichte proponentsexamen voldoet in de practijk, spraken de heer Tammens, de president en de heer Eilerts de Haan hun ervaring uit, die evenwel nog slechts van korten duur is. (Het herziene reglement op het examen trad eerst voor korten tijd in werking). De eerstgenoemde spreker had liever het examen van vroeger behouden. Hij wees o.a. op de moeilijkheden die zich voordoen, als de exegese moet worden behandeld met het oog op de praktijk der Evangeliebediening, omdat immers de candidaten nog geen practische ervaring bezitten.

Ook achtte hij de behandeling van de „kennis van het kerkelijk en godsdienstig leven van dezen tijd in Nederland" zeer moeilijk. De president, dr. Weyland, was van oordeel, dat het examen van thans veel gemakkelijker is dan het vroegere, en gelooft dat daarom ook zoovele candidaten aanstonds zijn geslaagd. Hij meende, dat dit examen een overgang is tot de periode waar in de proponentsexamens, voor zoover zij een wetenschappelijk karakter dragen, zul­ len worden teruggebracht naar de Universiteit, zooals ook ds. De Haan zou wenschen, ofschoon de Kerk natuurlijk het recht om over de toelating tot de Evangeliebediening te beslissen, altijd moet blijven behouden. Hij zou gaarne het Kerkelijk voorbereidend examen en het proponentsexamen tot één examen maken.

Prof. Slotemaker de Bruine wilde de twee examens behouden.

Ds. Flieringa en anderen wijzen op de geringe kennis van de Bijbelsche geschiedenis, die wel samenhangt met gebrekkig en onvolledig catechetisch onderwijs. De heer Bom heeft in Amsterdam goede resultaten gezien van het nauwkeurig uitzoeken der meest geschikte uren voor het godsdienstonderwijs. Het is de ervaring van ds. Eilerts de Haan, dat de kennis der geëxamineerden er niet op vooruitgegaan is, wat hij toeschrijft aan het te spoedig afleggen der examens.

Prof. Knappert erkende voor zichzelf, dat er in de opmerking van den heer Eilerts de Haan veel waarheid ligt.

Prof. Slotemaker de Bruine erkende ook de waarheid, maar wees er op, dat de gehecle opleiding niet goed is. De studietijd moest eigenlijk verlengd worden, maar daar tegen zijn geldelijke bezwaren.

Aan de orde kwam het verslag der hoogleeraren vanwege de Ned. Herv. Kerk, waarover enkele opmerkingen werden gemaakt. Eigenaardige was de mededeeling, dat het college over sociale ethiek, dat gewijd was aan geschiedenis, wezen en doel der arbeidersbeweging en dat gegeven werd door een kerkelijk hoogleeraar, vooral door niettheologische studenten wordt gevolgd.

De president bracht een woord van dank aan de kerkelijke hoogleeraren voor de wijze waarop, en de toewijding, waarmede zij hun ambt vervullen.

12de Zitting (Dinsdag 3 Aug.) Door dr. Deeleman wordt rapport uitgebracht over een verzoek van de Classicale Vergadering van Leeuwarden, van die van Winsum en van kerkvoogden en notabelen van Zijpe om het vrouwenkiesrecht aan de orde te stellen. Met eenparige stemmen adviseert de commissie om de zaak niet principieel te bespreken, maar haar te laten rusten. Er zijn belangrijker zaken aan de orde dan deze die veel beroering brengt en best een jaar kan rusten.

Prof. Knappert betreurde de conclusie ; hij zou graag de zaak van het vrouwenkiesrecht weer aan de orde brengen.

Prof. Slotenmaker de Bruine betreurt ook de conclusie, omdat de zaak reeds zoo dikwijls aan de orde is geweest, is de zaak rijp voor bespreking. Bovendien daar de Staat reeds het vrouwenkiesrecht heeft ingevoerd, moet de Kerk ook spoedig volgen, vooral waar de vrouwen ook op godsdienstig gebied groote belangen hebben. Hij zou gaarne een voorstel zien uit deze vergadering om de zaak van het vrouwenkiesrecht weer aan de orde te stellen.

De Secretaris achtte het vrouwenkiesrecht van groot belang, maar zou het nu toch niet weer aan de orde stellen, daar het een paar jaar geleden is, dat in de Synode het vrouwenkiesrecht was aangenomen, terwijl het door de Prov. Kerkbesturen werd verworpen, en deze in hoofdzaak, wat hun samenstelling betreft, niet veranderd zijn. Het beroep op den Staat kan hij niet toelaten ; het is niet noodig, dat wij den Staat volgen.

De Vice-president wees er op, dat de commissie niet het voor of tegen van het vrouwenkiesrecht heeft besproken, maar een stemmig van oordeel was dat de zaak moest worden uitgesteld.

Ds. de Haan wees er op, niet mee te gaan met het voorstel der Commissie. Het is lang niet zeker, dat de Prov. Kerkbesturen niet veranderd zijn. Voor uitstel is geen reden. De zaak van het vrouwenkiesrecht is niet aan de orde gesteld door de Synode, maar wordt bij haar aangebracht door classicale vergaderingen. Hij was er voor de zaak opnieuw te behandelen en deed daartoe het voorstel. De heeren Tammens, Scholte en dr. van den Beke Callenfels sloten zich daar bij aan.

De president ging mee met het advies van den secretaris. Hij is een voorstander van het vrouwenkiesrecht, maar wilde toch de zaak nu niet aan de orde stellen.

Prof. Knappert drong nog krachtig er op aan, om de zaak in behandeling te nemen, maar de conclusie van de commissie werd aangenomen met 11 tegen 7 stemmen. Eén lid was afwezig. Het vrouwenkiesrechtvoorstel werd ditmaal dus verworpen.

Rapport wordt uitgebracht door den heer Labouchère over het voorstel om aan de Classicale Vergadering recht te geven om niet in de hoofdplaats der Classis, maar in een andere plaats in haar ressort te vergaderen. Overeenkomstig de gunstige adviezen der Kerk en de strekking van het rapport zal deze wijziging aan de eindstemming der Prov. Kerkbesturen onderworpen worden.

Ds. Bongers rapporteert over een aanvulling van art. 16, sub. 3, van het Reglement voor de Kerkeraden, ingediend door de h.h, F. Tammens en A. de Haan, leden der Synode en strekkende om aan de Provinciale Kerkbesturen niet alleen op te dragen de goedkeuring van veranderingen in den tractementsligger, maar ook van den ligger zelf, alsmede voor te schrijven, dat afschrift van den ligger aan die besturen gezonden worde

Overeenkomstig het rapport wordt deze wijziging voorloopig aangenomen en zal aan het oordeel der Kerk worden onderworpen.

Door ds. Zoete wordt rapport uitgebracht over een voorstel van dr. Woldendorp te Hagestein, overgenomen door de Classicale Vergadering te Gouda, om de bediening van den H. Doop reglementair voor te schrijven met de gebruikelijke formule, door aanvulling van art. 14, Ib. Syn. Regiem, voor de Kerkeraden (achter „plaats hebben" toe te voegen de woorden : „In den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes." De voorsteller beweert, dat het voorkomt, dat in de plaats van de gebruikelijke formule, andere, zelf gekozen woorden worden gebezigd. Volgens hem is zulk een Doop geen Christelijke Doop, geen bediening van het sacrament van het Verbond der genade en kan en mag daarom nooit als zoodanig worden erkend.

De Commissie van rapport herinnert aan de Synodale circulaires van 1868 en 1906 en keurt met den voorsteller zoodanige Doopsbediening af, welke een „ontheiliging moet worden geacht vnn het sacrament dos Doops."

iVlaar juist omdat de Kerk geen anderen Doop kent, dan dien waarbij de woorden gebruikt worden, ontleend aan Matth. 28 vers 19, is~ wijziging van art. 14 Ib van het reglement op de Kerkeraden niet noodig. De commissie betreurt het evenwel, dat de voorsteller zoo vaag is in zijn klacht en niet de gemeente noemt, waar gedoopt wordt met woorden, zooals door hem zijn vermeld. Zij zou hem daaromtrent nadere mededeelingen willen verzoeken.

Verder wenscht de commissie een schrijven te richten tot de Classicale Besturen, om toezicht te houden op de bediening van den Doop, terwijl haar laatste conclusie strekte om afwijzend op het voorstel te beschikken.

Prof. Knappert heeft wel bezwaren tegen verschillende uitdrukkingen in het rapport, maar het is de vraag, of hier een principieel debat moet plaats hebben of dat de Synode zich alleen moet bezighouden met de conclusies. Hij is wel voor de gebruikelijke formule, doch op andere gronden dan het rapport.

Prof. Slotemaker de Bruine acht deze zaak vèn hoog belang. Wij weten toch, dat, sinds er twijfel is gekomen, of men bij den Doop de gewone formule gebruikt, de R. K. Kerk onzen Doop niet meer erkent. Maar hij acht geen nieuwe feiten aangegeven en meent dat daarom het voorstel niet behoeft in behandeling genomen te worden.

Hij is van oordeel, dat eerst moet onderzocht worden of er reden is voor het voorstel van dr. Woldendorp en werkelijk afwijking voorkomt. Daarom wil hij, met betrekking tot die zaak, overgaan tot de orde van den dag.

De heer A. de Haan wenscht, dat de commissie het rapport terugneemt, omdat deze zaak hier niet thuis behoort. Dr. Woldendorp had, als hij bepaalde bezwaren heeft, zich moeten wenden tot de lagere kerkelijke besturen.

De heer Eilerts de Haan oordeelt ook, dat op deze zaak niet moet worden ingegaan. Verzoeker had zich, als hij bepaalde feiten wist, moeten wenden tot het Classicaal Bestuur.

Prof. Slotemaker de Bruine stelt voor, met betrekking tot deze zaak, over te gaan tot de orde van den dag, op grond, dat het de Synode niet bekend is, dat er eenige feiten zijn, die de Synode aanleiding zouden kunnen geven, om op dit onderwerp in te gaan. De heer Zoete verdedigt het rapport, en merkt tegenover dit alles op, dat de quaestie ook uitvoerig behandeld is in 1868 en in 1906, , hoewel er ook toen geen bepaalde feiten waren genoemd. Het voorstel van prof Slotemaker de Bruine om de zaak niet nader te behandelen wordt met 15 tegen 3 stemmen aangenomen.

Ds. Picard ontvangt nu het woord voor zijn rapport over de nieuwe werkwijze eener groote Synode, dat veel bruikbaars ook voor de tegenwoordige Synode heeft. Men stelle naast de Synode van 45 leden, die vertegenwoordigend optreedt, een Synodale Commissie van 15 leden voor besturend lichaam hetwelk met de financiëele zaken en de rechtspraak belast worde. Een Commissie van vijf zorge voor het agendum van eiken dag. Men werke veel commissoriaal en late alle rapporten drukken. Niemand worde in 2 commissiën benoemd, opdat deze ongehinderd kunnen doorwerken. Verschillende wijzigingen in het Reglement van Orde worden daartoe voorgesteld. Prof. Slotemaker de Bruine zet daarna uiteen, dat over de wijzigingen in het Reglement van Orde de Kerk niet behoeft gehoord te worden, maar dat dit over andere punten wel vereischt wordt en dat het rapport in sommige opzichten evenwijdig loopt met de wenschen der Vrijzinnig-Hervormden. Het rapport wordt ter visie gelegd.

Dr. Van der Beke Callenfels leest zijn rapport over „de Groote Synode." Uit dit lijvig stuk kan o.a. worden geconstateerd, dat de Kerk in meerderheid gunstig heeft geadviseerd. De voorstanders wijzen op betere ver tegenwoordiging, meer meeleven, zuiverder beeld van de Kerk, meer contact en vertrouwen. De tegenstanders zien in de Synode meer een bestuur inplaats van een vertegenwoordiging, vreezen feller partijstrijd en zucht tot uitdrijving der Vrijzinnigen. Er zullen niet genoeg practisch gevormde mannen in komen, de kosten zullen groot zijn en de wetgeving wordt bemoeilijkt. Sommigen willen, evenveel of méér ouderlingen dan predikanten in de Synode. De VrijzinnigHervormden willen een Synode van 50 leden en een afzonderlijk college voor wetgeving.

Voorgesteld is ook de leden te laten benoemen door de kerkeraden of door de stem gerechtigde lidmaten.

"De president stelt mede namens den secretaris de prealabele quaestie d.i. de vraag, of het ontwerp in behandeling moet worden frenomen. Hij is daar niet voor wegens de moeilijke tijdsomstandigheden, ofschoon hij voor een Synode is, die gekozen wordt door de Classicale Vergaderingen.

Prof. Knappert, al betreurt hij het, verklaart zich vóór dat voorstel.

Prof. Slotemaker de Bruine erkent, dat er moeilijkheden en bezwaren zijn. Maar toch : welken indruk zal het maken, als de zaak voorloopig wordt teruggenomen, nu 't verlangen naar een anders samengestelde Synode leeft in alle kringen. De zaak is rijp voor behandeling.

Men zal het niet begrijpen waarom. In onzen tijd leeft de overtuiging, dat vertegenwoordigende lichamen ook werkelijk vertegenwoordigend moeten zijn ; onze Kerk moet toonen, den geest van den tijd te begrijpen. Hij ziet niet in, waarom het voorstel moet worden terzijde gelegd voor dit jaar.

De secretaris blijft voor het voorstel om 't terug te nemen. Maar hij staat voor de formeele vraag, of als de consideraties op een voorstel zijn gevraagd, men het dan kan ter zijde leggen. Gaat dat niet, dan zou hij gaarne zien dat 't voorstel werd verworpen. Hij wil niet graag de Synode als een vertegenwoordigend lichaam, maar houdt vast aan de Synode als bestuur, dat is haar voornaamste taak.

De vice-president vraagt : Kan het voorstel ter zijde worden gelegd met het oog op art. 62 van het Algemeen Reglement. Hij meent, dat het niet kan, dat artikel zegt, dat als consideraties zijn ingekomen, een voorstel wordt aangenomen of verworpen. Ook vraagt hij : Welken indruk zal het maken op de Kerk, als het terzijde wordt gelegd, nu liet verlangen daarnaar zoo krachtig leeft in de Kerk. Velen zien met spanning uit naar wat de Synode ten opzichte van de groote Synode zal doen.

Ds, Bongers vraagt : Kan de Synode dit voorstel toch niet bespreken en als het aangenomen is de uitvoering wegens practische redenen een jaar uitstellen, evenals dat met het Reglement op het Examen is geschied ?

Ds. De Haan wijst op het gevoelen van de meerderheid in de Kerk en wil wel uitstel van de invoering. Volgens ds. Tammens is de zaak niet rijp voor behandeling, omdat de consideratiën der Kerk te weinig de practische moeilijkheden raken. Uitstel van invbenng zal eventueel noodzakelijk, ja onvermijdelijk zijn. De president acht de zaak ook lang niet rijp voor een beslissing. Ds. Eilerts de Haan zegt, dat het plan der Vrijzinnig Hervormden niet samengaat met dat van prof. Slotemaker de Bruine. Het voorstel om de zaak niet in behandeling te nemen wordt met 13 tegen 5 stemmen verworpen. Het rapport komt ilater ter sprake.

13de Zitting. (V/oensdag 4 Aug.) Aan de orde komt het rapport van den heer Sneep over het voorstel van den heer Eilerts de Haan om een verduidelijking aan te brengen in art. 3 van het Synodaal Reglement op de benoeming van ouderlingen, enz. Het doel van het voorstel is, om vast te stellen, dat, wanneer er geen bezwaren zijn ingebracht tegen de voorloopig vastgestelde lijst van stemgerechtigden, deze definitief wordt vast gesteld en dan niet opnieuw ter inzage behoeft te worden gelegd. Daarom wil hij een nieuwe alinea invoegen, waarin dit wordt bepaald.

Verder ziet hij strijd tusschen de bestaande alinea's 4 en 5. Hij wil alinea 5 aldus lezen: Nadat de voorloopig vastgestelde lijst ter inzage heeft gelegen is zij van 1 November af van kracht, tenzij bezwaren zijn ingediend. In-dit geval wordt zij van kracht, zoodra het Classicaal Bestuur eene beslissing heeft genomen. Hij stelt deze 'linea voor om antwoord te geven op de vraag bij wie beklag moet worden ingediend l^e commissie is van oordeel, dat de voorgestelde wijzigingen moeten worden aangelomen, waarmede de Synode zich vereenigt. 14de Zitting. (Donderdag 5 Aug.) Prof. Van Nes, die als secundus van prof. Knappertt aanwezig is, wordt verwelkomd.

Dl'. Slotemaker de Bruine rapporteert over (ie consideratiën betreffende de wijziging van art. 62 Alg. Reglement en de slotbepaling van dat reglement. Dit rapport heeft "Strekking op de schrapping van het veto-'«cht der Provinciale Kerkbesturen. De commissie wenscht deze wijziging aan de hoofdelijke stemming te zien onderworpen, maar telt voor er eerst dan over te-stemmen, wanneer art. 56 (de groote Synode) zal zijn 'behandeld. Conform dit voorstel wordt besloten, zoodat het rapport later zal worden behandeld.

Dezelfde brengt ook rapport.uit over de '"orloopig aangenomen wijziging van art. ', al. 4 van het Algemeen Reglement, om '"s predikanten, ouderlingen en oud-ouderlingen benoembaar te stellen tot leden van het Prov. Kerkbestuur. Tot nu toe moet men daartoe lid van het Classicaal Bestuur zijn geweest zijn. De conclusie strekt tot vaststelling. Prof. Van Nes acht de bestaande '^geling beter als een goede oefening. De secretaris voelt wel voor de verruiming der keuze. Ds. De Haan zou ook emerituspredikanten benoembaar willen zien. Ds. Flieringa meent, dat partijschappen er door bevorderd zullen worden. De president ziet in de wijziging geen heil. Ds. Bongers zegt, dat bekwame mannen soms niet in het Classicaal Bestuur komen, omdat de aftredenden gewoonlijk herkozen worden, terwijl ds. Tammens meent, dat zij, gelijk in sommige Classes, na een zeker aantal jaren niet moeten herbenoemd worden en dat de bestaande regeling beter is dan de voorgestelde. Met 12 tegen 7 stemmen wordt-besloten de wijziging te onderwerpen aan de hoofdelijke stemming der Prov. Kerkbesturen. De adviezen der Kerk waren overwegend gunstig.

Een tweede rapport handelt over eene dergelijke zaak. Het betreft de wijziging van art. 5 al. 5 Alg. Reglement („Tot leden van de Synode zijn benoembaar predikanten, ouderlingen en oud-ouderlingen."). Volgens deze wijziging zal een lid der Synode dus niet lid behoeven te zijn geweest van een Prov. Kerkbestuur of ook zelfs van 'n Classicaal Bestuur. De meerderheid in de Kerk adviseert gunstig. En ook de rapporteerende Commissie raadt, het te onderwerpen aan de hoofdelijke stemming.

Sommige leden zien de noodzakelijkheid van de wijziging niet in. Er zullen allerlei woordvoerders zonder kennis of ervaring op den voorgrond treden. Ook zullen de Prov. Kerkbesturen, die het in den laatsten tijd toch al moeten ontgelden, te veel worden uitgeschakeld. Niettemin wordt tot het vaststellen ook van deze wijziging met 11 tegen 8 stemmen besloten.

Ds. Picard brengt rapport uit over de quotisatie der Diaconieën, waarmee de Kerk over het geheel accoord gaat, gelijk ook de Commissie, op één lid na.

Die quotisatie berust op het feit, dat een belangrijk deel der bestuursbemoeienissen den diaconalen arbeid betreft. Het is dus billijk, dat de diaconieën de kosten daarvan helpen dragen, te meer, waar het gevraagde bedrag uiterst gering is. Op de opmerking, dat de diaconieënh ier niet over zijn gehoord, antwoordt de president dat de kerkeraden aan wie het concept is toegezonden, dat verplicht geweest zijn te doen. Met op één na algemeene stemmen wordt het ontwerp vastgesteld. Diaconieën met minder dan ƒ100 ontvangsten zijn vrijgesteld. Voor inkomsten van ƒ 100—ƒ 1000 is verschuldigd ƒ 2.50, van ƒ 1001—ƒ 2000 ƒ 5, van ƒ 2001—ƒ 4000 ƒ 10, van ƒ 4001—ƒ 6000 ƒ 15 en boven ƒ 6000 ƒ 25 Breedvoerig wordt gesproken over een verzoek van ds. D. E. Boeke te Schagen, om de instelling eener Commissie voor Gemeentearbeid, d.i. evangelisatie onder van de Kerk vervreemden, waarover reeds in de Synode van 1916 is gehandeld.

Toen werd besloten die benoeming aan te houden en af te wachten, wat-het lot zou zijn van de voorloopig aangenomen wetsartikelen inzake de beroeping van predikanten voor de vervulling van bijzondere werkzaamheden.

Er wordt op gewezen, dat de taak dier Commissie zeer vaag is omlijnd. Ook gelden alsnog de bezwaren die in 1916 tegen de tot standkoming van zoodanige Commissie zijn ingebracht. (Handel. 1916, bl. 449 w.). Ongetwijfeld is het noodig, dat door Evangelisatie gewerkt worde onder de groote scharen, die van de Kerk vervreemden. En in dit verband wordt gewezen op het sinds 1916 bestaande „Comité voor Inwendige Zending." Maar moeilijk zal het zijn zulk een Commissie van advies te laten optreden in Gemeenten, waar de kerkeraden beter op de hoogte van lokale toestanden en toch in elk geval geroepen zijn tot het aanvatten van den arbeid, zoodat lichtelijk betreurenswaardig conflict zou kunnen ontstaan.

De behandeling van deze zaak zal in de volgende zitting worden voortgezet.

15de Zitting. (Vrijdag 6 Aug.). Prof. Van Nes geeft het antwoord op het gisteren behandeld verzoek van ds. Boeke te Schagen, waarin verklaard wordt dat de Kerk den arbeid onder de van haar vervreemden waar deert ook om het streven om de vrucht er van voor de Kerk te behouden, maar dat de regeling daarvan aan den kerkeraad behoort. Dit antwoord wordt goedgekeurd. Aan de orde kwam het rapport van dr. Van den Beke Callenfels over de groote Synode.

De commissie van rapport is verdeeld. Ben meerderheid wil de wijziging van het art. 56 A. R. enz. aannemen, de minderheid haar verwerpen, omdat zij niet is de juiste vertegenwoordiging der Kerk.

De eerste conclusie van het rapport is : om vóór de behandeling van dit rapport te bespreken het rapport der Commissie in de vergadering van het vorig jaar benoemd om te onderzoeken de praktische en huishoudelijke bezwaren verbonden aan de groote Synode.

Deze conclusie wordt aangenomen en zoo komt eerst in behandeling het rapport namens de Commissie (Prof. Slotemaker de Bruine, A. de Haan, Picard, dr. Callenfels, Veenman en Tammens) over de werkwijze der groote Synode, uitgebracht door den hr. Picard.

De president wijst er op, dat het rapport wat vaag en onbestemd is. Waar het rapport ook spreekt over de werkwijze der Synode van 19 leden, daar ging het buiten zijne opdracht, het had alleen te spreken over de werkwijze der Synode van 45 leden. Ook had de commissie van rapport bepaalde wetswijzigingen moeten voorstellen.

Prof. Slotemaker de Bruine wijst er op, dat het rapport toch niet zoo vaag is als de president meent. De commissie heeft bij het opstellen harer werkwijze wel degelijk gedacht aan een Synode van 45 leden ; de opmerking over de Synode van 19 leden is slechts terloops.

Door hem worden verschillende wijzigingen in het Alg. Regl. in overweging gegeven, ten doel hebbend om aan de groote Synode een vertegenwoordigend karakter te geven en aan een Synodale Commissie van 5 leden een besturend en rechtsprekend. Het slot van art. 62 (regeling van beheer) blijve onveranderd. De Synode houde ook de hoogste wetgevende macht, maar de besturende en rechtsprekende kome aan de Syn. Comm. De contractae moeten door 7 leden van de Syn, Comm. worden vervangen.

De secretaris zegt, dat het rapport zwijgt over het gebouw en over de kosten, die enorm zullen stijgen, zonder dat er dekking voor is. Het zal een soort parlement worden. De vice-president merkt op, dat de wijzigingen van Prof, Slotemaker de Bruine eerst de Kerk in moeten.

De heeren Franke, Deeleman, Phaff, Scholte en Picard sluiten zich aan bij den secretaris. Dr. Callenfels en de heer Veenman zien de zaak niet pessimistisch in. Ds, Van Druten begint te aafzelen vanwege de waarlijk groote moeilijkheden. De hr. Sneep zou enkele der voorgestelde punten ter visie willen leggen. Op ds. Eilerts de Haan maakt het rapport een eigenaardigen indruk. Is de werkwijze van de tegenwoordige Synode bedoeld ? Daarover was geen rapport gevraagd. Het blijkt, dat de commissie over haar opdracht niet zeker was. Dat iemand nooit in meer dan een commissie mag werken, is zeer ondoelmatig. De aansluiting van den nieuwen toestand aan den bestaande is niet behandeld. De heer Bom sluit zich aan bij prof. Slotemaker de Bruine. Ds, Bongers stelt voor uit het rapport-werkwijze en het rapport groote Synode 'n uittreksel in reglementairen vorm aan het oordeel der Kerk te onderwerpen. Door den heer Labouchère wordt de wenschelijkheid uitgesproken om een commissie voor de verruiming der geldmiddelen te benoemen. Ds. Flieringa is versterkt in zijn gevoelen, dat de zaak niet goed voorbereid is geweest.

Door ds. De Haan wordt instemming betuigd met één der conclusiën uit het rapport groote Synode om eerst de werkwijze en dan de wijziging van art. 56 de Kerk in te zenden. Ds. Tammens sluit zich aan bij ds. Eilerts de Haan, maar verdedigt toch het rapport-werkwijze in verschillende opzichten. De president is van oordeel, dat men het vorig jaar een verkeerden weg is ingeslagen ; men had, vóór de wijziging van art. 56 voorloopig aan te nemen, zijn voorstel, om eene commissie te benoemen ter vaststelling van hetgeen uit de wijziging voortvloeit, moeten aannemen. Dat is niet gebeurd, wel later, en nu is het rapport dier commissie onbevredigend, zoowel met het oog op huishoudelijke bepalingen als op de uit de wijziging voortvloeiende reglementsveranderingen. Hij adviseert om nog den weg van het vorig jaar in te slaan.

Prof. Van Nes stelt voor de volgende motie vanorde : De Synode schorse de aanhangige behandeling der beide rapporten, totdat een nieuw uitgewerkt voorstel haar bereikt, waarin de wijziging van art. 65, Alg Reglement en de daaruit voortvloeiende wetswijzigingen tot één geheel zijn verwerkt Deze motie wordt met 13 tegen 6 stemmen aangenomen. Prof. Slotemaker de Bruine neemt de uitwerking daarvan op zich.

Door ds. Bongers wordt rapport uitgebracht over het voorstel van den heer W. C, Lodder te Zalt-Bommel, om godsdienstonderwijzers en zendelingen aan te stellen tot predikanten in kleine gemeenten en over het verzoek van den Bond van Godsdienstonderwijzers om de bevordering tot hulppredikers. Overwogen wordt dat vastgehouden moet worden aan den eisch van academische opleiding voor alle predikanten, ook in kleine gemeenten, , en dat het creëeren van twee soorten van predikanten niet gewenscht is. Met alle waardeering van den arbeid der godsdienstonderwijzers wordt de aanneming dezer voorstellen ontraden. De praeadviseurs wijzen er op, dat aan de opleiding tot zendeling hooger eischen gesteld worden dan aan die der godsdienstonderwijzers. De conclusie van het rapport wordt met alle adviezen zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.

Eenige handelingen der Synodale Comm. worden goedgekeurd. Bij ééne daarvan ontspon zich eenige discussie naar aanleiding eener mededeeling van dr. Van Druten over een aanvraag van een predikant om eervol ontslag met toekenning van de rechten van emeritaat.

16e Zitting.

De heer dr. Slotemaker de Bruine heeft voldaan aan zijne belofte om alsnog met bekwamen spoed de geformuleerde wetswijzigingen ter tafel te brengen, welke voort vloeien uit de wijziging van art. 56, Alg. Reglement. Deze wetswijzigingen (in artt. 4, 5, 15, 55—74 Alg. Regl) worden ter inzage gelegd, opdat de behandeling van art. 56, welke gisteren moest worden afgebroken, in het begin der volgende week kan worden voortgezet.

De heer Zoete rapporteert over de afschriften van uitspraken, besluiten, enz. en over de staten van kosten.

Dr, Van der Beke Callenfels bespreekt twee verzoeken, betrekking hebbende op de vereeniging „Vredeheim." Het eerste ver­ zoek is afkomstig van den scriba van het Classicaal Bestuur van Zutphen, en behelst de vraag of belegging van diaconie-gelden in het fonds Vredeheim toelaatbaar is. De rapporteerende commissie is van oordeel, dat dit verzoek om voorlichting had moeten zijn gericht aan het Prov, Kerkbestuur van Gelderland, Conform deze conclusie wordt besloten. Het tweede verzoek is van het bestuur der genoemde stichting. Het vraagt de Synode haar gezag en invloed te willen aanbevelen in de welwillende belangstelling der diaconieën en besturen met name aan de Classicale Besturen te willen verzoeken, niet dan om zeer ernstige concrete redenen goed keuring te onthouden aan financiëele deelneming van de diaconieën en het werk van Vredeheim, De commissie van rapport vermeent, dat in verband met art, 21 Regl, Diaconieën dit verzoek geen aanleiding geeft een dergelijke algemeene omschrijving tot de Classicale Besturen te richten.

De h, h, dr, Slotemaker de Bruine en A. de Haan en Eilerts de Haan zijn van oordeel, dat de bedoelde verzoeken niet om formeele redenen mogen worden afgewezen. Het betreft hier een voortreffelijk werk. Zij juichen het mooie doel van Vredeheim van harte toe, In elk geval hadden in het rapport woorden van waardeering moeten zijn opgenomen. Ook zijn er diaconieën die zeer ruime batige saldo's hebben en zeer goed iets voor dat werk kunnen afstaan. De heer Van Druten vereenigt zich met dat gevoelen, dat ook door andere leden wordt gedeeld. Sommige leden sluiten zich aan bij het gevoelen van president en secretaris, die tot groote omzichtigheid raden, waar het betreft de losmaking van diaconie-kapitaal voor allerlei stichtingen. Ten slotte wordt de conclusie van het rapport verworpen, en aangenomen een voorstel van de h, h, Eilerts de Haan, dr, Slotemaker de Bruine en A, de Haan, aldus luidende : „De Algemeene Synode van oordeel, dat de arbeid der vereeniging Vredeheim in het belang is van de Kerk, wil dien arbeid gaarne haar zedelijken steun toezeggen, en beveelt hem aan in de welwillende belangstelling der diaconieën en der besturen, "

De heer Picard rapporteert over een verzoek van den secretaris van het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht, om voorlichting nopens de strekking van art. 7 al, 2 van het Synodaal Reglement op de benoeming. Het betreft hier de vraag of bij de verkiezing van gemachtigden voor het kiescollege de volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen moet beslissen. Uit het Synodaal Reglement op de benoeming blijkt, dat hier de artt, 8 en 9 van het Algemeen Reglement in elk geval niet gelden. Naar het oordeel van sommige leden is de vraag afhankelijk van de vraag, wat hierover in het Plaatselijk Reglement is bepaald. Dit onderwerp wordt aangehouden tot een volgende zitting.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1920

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Synode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1920

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's