Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Bijbel, zijnde Gods Woord voor ons.

IV.

Onze Bijbel bestaat dus uit twee groote deelen, die niet gescheiden van elkaar zijn, daar het Nieuwe Testament de vervulling aanwijst van hetgeen in het Oude ons beschreven is, maar die toch onderscheiden moeten worden, daar het ons in onderscheiden bedeeling der tijden verplaatst en wel vóór en na de komste van Christus in het vleesch.

Het Oude Testament bestaat uit 39 boeken ; waarbij we willen opmerken, dat de volgorde in den Hebreeuwschen bijbel anders is dan in onze Nederlandsche overzetting. Immers heeft men in den Hebreeuwschen bijbel drie groepen van boeken, en wel : de Wet, de Profeten en de Geschriften.

Slaan we dus een Hebreeuwschen bijbel op (van achteren beginnen we dien te. lezen !), dan vinden we eerst de Wet, zijnde de 5 boeken van Mozes : Genesis (wording, schepping, geboorte). Exodus (uittocht) Leviticus (het Levitische of priesterlijke boek met allerlei voorschriften voor tabernakel, tempel enz.), Numeri (getallen, tellingen) en Deuteronomium (herhaling van de wet). Dikwijls noemt men deze eerste vijf bijbelboeken samen den Pentateuch (d.i. het vijfdeelige boek, een werk op 5 rollen geschreven).

Na „de Wet" volgen in den Hebreeuwschen bijbel de Profeten. Dat is een groep' van eerste en latere profeten. Zóó worden ze door de Joden althans onderverdeeld. De eerste profeten zijn dan: Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuel, 1 en 2 Koningen. De latere profeten zijn: Jesaja, Jeremia, Ezechiël en het Twaalf-profeten-boek, bevattende : Hosea tot en met Maleachi.

De derde afdeeling in den Hebreeuwschen bijbel wordt gevormd door de geschrif t e n, zijnde : 1 Psalmen, 2Spreuken en Job. en Esther. 3. Daniël, Ezra en Nehemia, de Kronieken.

Dat laatste gedeelte van den Hebreeuwschen bijbel is dus, zooals men ziet, in drieen verdeeld, waarvan de middelste groep (Hooglied-Esther) de 5 feestrollen zijn, die alzoo worden genoemd, omdat elk boek op een afzonderlijke rol was geschreven, om op Joodsche feest-of gedenkdagen te worden voorgelezen ; Esther op het Purimfeest, Klaagliederen op den gedenkdag der verwoesting van Jeruzalem enz.

- Hier is nog wel een opmerking aan toe te voegen eer we van den Hebreeuwschen bijbel afstappen. En wel deze : de eerste vijf boeken, d e W e t genaamd, zijn dus de 5 boeken van Mozes en bevatten dus meerendeels geschiedenis van „in den beginne schiep God hemel en aarde" tot en met den dood van Mozes.

Verder merken we op : dat de boeken, die de e e r s t e p r o f e t e n genaamd worden (Jozua-Koningen) geschiedkundige boeken zijn, die de geschiedenis bevatten van de verovering van Kanaan tot het begin der Babylonische ballingschap. 

(Ruth staat dus in deze afdeeling niet).. 

De laatste profeten (waarbij Daniël en Klaagliederen niet behooren) zijn Jesaja enz. met het als één geheel gerekgnde 12 (kleine) profetenboek. 

Bij de G e s c h r i f t e n volgen Job, Psalmen, Spreuken in andere volgorde dan bij r ons ; Ezra en Nehemia zijn één boek en ook 1 1 en 2 Kronieken zijn tot één boek vereenigd ; (wat ook met 1 en 2 Samuel en 1 en d 2 Koningen 't geval is).

Een heel andere indeeling dus dan in ónzen Nederlandschen Bijbel en ook een ander (minder) getal boeken. Door de vereeniging van de 12 (kleine) profeten in één boek, vdoor combinatie van 1 en 2 Samuel, 1 en 2*Koningen, 1 en 2 "Kronieken en door Ezra en Nehemia in één boek te vereenigen, wordt het getal boeken in den Hebreeuwschen ibijbel 24. Zelfs voegden de Joden wel eens Ruth bij Richteren en Klaagliederen en Jeremia om alzoo 22 boeken te krijgen naar het getal van het Hebreeuwsche alphabet.

Bovenstaande rangschikking is gewijzigd toen hét O. T. in het Grieksch vertaald is ; en die gewijzigde volgorde in den Griekschen bijbel, Septuaginta (vertaling der zeventigen) geheeten, is in latere vertalingen, ook in onze Staten-Vertaling, bewaard.

De indeeling en de volgorde der boeken in ónzen Bijbel is, dat er drie groepen zijn : de historische, de dichterlijke of zedekundige en de profetische boeken. 

De 17 historische boeken verhalen de geschiedenis van het volk van Israël zooveel mogelijk in chronologische orde. 

Ze zijn : Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium (saam ook genoemd „de 5 boeken van Mozes"), Jozua, Richteren, Ruth, 1 en 2 Samuel, 1 en 2 Koningen, 1 en 2 Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther.

1 en 2 Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther. Na die 17 historische boeken volgt een andere gro& p en wel de 5 dichterlijke of zedekundige boeken en wel : job. Psalmen, Spreuken, Prediker en Hooglied. Ze zijn dichterlijk van vorm en zedekundig van inhoud.

Een derde groep wordt dan gevormd door 17 profetische boeken (17+5+17 boeken = 39 boeken saam) en wel : Jesaja, Jeremia Klaagliederen van Jeremia, Ezechiël, Daniël, (de groote profeten geheeten) Hosea, Joel, .Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggai, Zacharia, Maleachi, (de 12 kleine profeten genoemd).

We willen nu dit Oude Testament nader gaan bezien. En dan hebben we al gemerkt, dat het ons 'in de historische boeken vooral geschiedenis komt verhalen en wel bizonder de geschiedenis van Israël. Dat was het volk, dat de Heere Zich verkoren heeft en Zich als Zijn volk heeft afgezonderd van de andere volkeren ; dat Hij Zijn Woord bekend maakt en dat Hij als Zijn volk leert en leidt. Van dat volk verhalen dan ook de Oud-Testamentische geschriften voornamelijk, om te openbaren dat de Heere dat volk wil lokken tot de kennis van Hem, Die alleen verlossing, leven en zaligheid schenken kan ; maar om ook ons mee te deelen, dat het Joodsche volk zich van God afkeerde en tegen den Verlosser opstond, om liever te verkeeren met andere volkeren en andere' goden na te wandelen. Dat verhindert den Heere niet Zijn Raad te volbrengen en Christus te doen geboren worden uit de Joden. Om ook eerst aan de Joden, Zijn volk, het Evangelie te doen verkondigen. Maar als Israël dan zich verhardt en den Christus uitwerpt, dan komt een nieuwe bedeeling van Gods genade, waar Hij Zich wendt tot de heidenen en de Joden verstrooit over den aardbodem, om straks na de heidenen te hebben geroepen en toegebracht. Zich weer bij vernieuwing te wenden tot Israël, dat van vleeschelijke trotsch bevrijd zich met den heiden zal moeten leeren buigen bij het kruis van Golgotha, waar voor den Heere geen onderscheid is tusschen Jood of Griek of Barbaar of Scyth.

Het begin nu van deze historie, tot op de aatste eeuwen aan de komste van Christus' n het vleesch voorafgaande, vinden we de boeken des Ouden Testaments.

Evenwel is Israël niet de moeder der natiën. Het begin van het menschengeslacht ligt roeger dan de dagen dat Israël ontstond.

En daarom krijgen we in het Oude Testaent eerst een geschiedenis die héél de wereld raakt in schepping en aanvankelijke ontwikkeling van het menschengeslacht. Maar dan krijgen we vermeld, dat de Heere uit het menschengeslacht Zich wendt tot Abram, den nakomeling van Sem, om Abrahams zaad aan te nemen als Zijn Bondsvolk.

Eerst dus de vóórgeschiedenis, en wel loopend van de schepping tot aan de afzondering van Abram. Dat vinden we beschreen in Genesis 1—11.

Tusschen de roeping van Abram en het einde des Ouden Verbonds ligt dan een tijdruimte van ongeveer 2000 jaren ; gelijk ook van de schepping tot Abrams roeping ongeveer 2000 jaar te rekenen is.

Handelen dus 11 hoofdstukken van het eerste bijbelboek over die eerste 2000 jaren ; over de volgende 2000 jaren is heel wat méér geschreven, gelijk we kunnen vinden vanaf Genesis 12 tot aan het laatste boek van het Oude Testament I

Hoewel die eerste 2000 jaren een betrekkelijk klein tijdperk, is, wat het gebeuren der dingen betreft, zoo kunnen we dit tijdvak toch gevoegelijk in onderdeden verdeelen en wel van de schepping tot den zondvloed en van den zondvloed tot de roeping van Abram.

De tweede 2000 jaren vragen om een uitvoeriger verdeeling in tijdvakken, omdat er veel méér geschied is dan in de eerste 2000 jaren.

We zouden dan voor de laatste 2000 jaren de volgende tijdperken kunnen noemen : 1. van Abrams roeping tot den intocht in Kanaan (Genesis 12-Deuteronomium) ; 2. van den intocht in Kanaan tot de scheuring des rijks (Jozua, Richteren, Ruth, 1 en 2 Samuel, 1 Kon. 1—11) ; 3. van de scheuring des rijks tot de ballingschap (1 Kon. 12—2 Kon. Amos, Hosea en Jona (10 stammen rijk), Jesaja, Micha, Nahum, Zefanja, Habakuk, Jeremia (2 stammenrijk). De geschiedenis der 10 stammen eindigt met de wegvoering naar Assyrië, die der 2 stammen met de Babylonische ballingschap. Als 4de (slot) tijdperk krijgen we dan nog de geschiedenis van het Joodsche volk (in hoofdzaak de 2 stammen) in en na de ballingschap. Hierover handelen de boeken Ezra, Nehemia, Esther, Ezechiël, Daniël, Haggai, Zacharia en Maleachi. Het doorloopend geschiedverhaal des Ouden Testaments eindigt met Nehemia's tweede komst te Jeruzalem, 432 óór Christus.

(Wordt voortgezet).

Evenredige vertegenwoordiging in de Kerk.

Er is telkens aanleiding om daar weer eens ver te schrijven en voor te waarschuwen. want hoewel evenredige vertegenwoordiing geheel tegen het karakter van Christus' kerk ingaat en het wezen der Kerk aantast, komt men er telkens .weer mee aandragen en probeert men steeds weer om het op de erve der Kerk eene plaats te geven.

Waarom evenredige vertegenwoordiging van alle mogelijke richtingen en partijen en groepen in de Kerk door ons niet kan worden aanvaard ? Wel, omdat dan van de stelling wordt uitgegaan : ieder 'kan op zijn eigen manier zalig worden en God kan op elke wijze, die de mensch uitdenkt, gediend worden. En dergelijke stellingen moeten door ons ten stelligste worden gewraakt.

Onze christelijke godsdienst, zoo belijden we, rust op de Zelfopenbaring Gods. Hij heeft Zichzelf aan ons geopenbaard. Wij hebben God niet uitgedacht, maar de Heere, Die van eeuwigheid is, heeft Zichzelf geopenbaard en zooals Hij Zichzelf aan ons geopenbaard heeft, zóó kennen we Hem ; in Jezus Christus, naar Zijn Woord ; door de werking des Heiligen Geestes.

Nu mogen wij die Zelfopenbaring Gods in den Christus, ons in de Schriften „voorgesteld, niet willekeurig gaan veranderen. Want de Heere handhaaft Zichzelf en komt altijd Zelf óp voor Zijn Woord en voor Zijn Christus en wee degenen, die dat Woord nu gaan verwerpen of veranderen ; die dien Christus tegenstaan of Hem Zijn eere rooven. God Zelf zal Zich daartegenover stellen en het is altijd in de Kerk des Heeren door God Zelf geprezen, indien de Kerk hierbij toeziet, alle leering maar niet verdraagt, alle willekeurige voorstelling van den Christus maar niet duldt en zich niet schikt in hetgeen de mensch als waarheid aan de markt komt brengen.

God Zelf is hier Koning en Rechter. En Hij doet nooit anders dan Zijn Woord handhaven, terwijl Hij niet duldt dat Zijn Christus wordt geloochend of op verkeerde, onbijbelsche wijze wordt gepredikt.

Oud en Nieuw Testament zijn hierin van denzelfden geest en spreken dezelfde taal. De eigenwillige godsdienst der joden aan den voet van den Sinai, waar het gouden kalf in het midden staat, verdraagt Hij niet. Hij haat zulks. En als de gouden kalveren door Jerobeam worden opgericht om op eigenwillige manier God te dienen, dan zendt Hij een dienstknecht om daarover het veroordeelend vonnis te strijken en Gods oordeelen aan te zeggen. Gelijk als 'n vlammend vuur het woord van Elia staat tegenover Achabs zondebedrijf in den dienst van Baal, den zonne-god en Astarte, de maangodin. En de Heere twist dan met den Koning en het volk, omdat Hij God is en Hij alléén ; omdat Zijn Woord alleen waarheid is. Het Woord des Heeren slingert Elia in het midden van het dwaas, zondig, eigenwillig doen en laten van vorst en volk en de Heere laat Zijn vordering op koning en onderdanen niet los, ook zelfs niet door de oordeelen heen.

Het Nieuwe Testament is vol van 't zelfde en spreekt daarin nóg duidelijker dan het Oude Testament. De Apostelen worden gebonden aan het Evangelie ; dat zullen ze moeten prediken allen creaturen, allen volken. En waar de een hier en de ander daar zal zeggen : wij prediken óók den Christus, waarschuwt de Heiland te voren en zegt, dat er, maar één Evangelie is, gelijk er maar één Christus en maar één God is ; één weg der zaligheid en des vredes. Die niet van God gezonden is, die niet Gods Woord brengt, die niet den Christus der Schriften predikt, wordt door God en door Christus Zelf gebrandmerkt als een valsche dienstknecht, als een dief en een moordenaar, die de schapen der kudde wil doen dwalen en wil wegvoeren als een roof.

Zulke wolven, die de kudde niet sparen, zijn er altijd geweest ; ook wolven in schaapskleeren. Maar de Gemeente mag zulk kwaad dan niet dulden en laten voortwoekeren ; allerminst mag zij zulk optreden prijzen en aan zulke valsche leeringen een plaats inruimen in haar midden.

Valsche verdraagzaamheid is den Heere een gruwel. En Jezus, de verhoogde Heiland, openbaart Zich niet zonder groote oorzaak aan den Apostel Johannes op het eiland Patmos met 'n tweesnijdend scherp zwaard uit Zijnen mond uitgaande, terwijl Zijn ogen zijn gelijk een vlamme vuurs. (Openb 1 vers 16).

De geesten moeten beproefd worden of ze uit God zijn. En al zou er een engel uit den hemel komen, die een ander Evangelie bracht dan het Evangelie ons van God gegeven, dan zou ieder zich tegenover dien engel en tegenover die prediking moeten zetten en daarvoor zou geen plaats mogen worden ingeruimd in het midden der gemeente. Tot de werkzaamheid der gemeente behoort dan óók, om het erf des Heeren heilig te houden naar Zijn Woord. En wat God haat zullen ook wij moeten haten. Wat Hij niet verdragen en dulden kan noch wil, zullen wij niet mogen toelaten noch publiek noch bedektelijk. En als Christus zegt: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot den Vader dan door Mij" dan mogen wij niet gaan leeraren, dat ieder toch wel in z'n eigen weg en op z'n eigen wijze tot God kan komen. We moeten durven zeggen, dat zulke leering leugentaal is, waardoor zielen worden misleid en met de zaligheid van arme zondaren wordt gespeeld.

Voorstander van evenredige vertegenwöordiging te zijn is hetzelfde als Gods Woord van zijn autoriteit te berooven en elke leering gelijk te stellen. Allerlei weg ter zaligheid wordt dan uitgedacht en verdedigd. Maar dat is hetzelfde als niet in oprechtheid godsdienstig, niet in oprechtheid christelijk te zijn. Dat is voorstander te wezen van elke variëteit op godsdienstig gebied en te dragen en te dulden wat God niet wil dulden, omdat Hij het haat.

Al verandert satan zich dan als een engel des lichts ; of een engel daalde neder uit den hemel, brenge^nde een ander Evangelie •— de Gemeente heeft hierin Gode meer gehoorzaam te zijn dan den menschen en Christus' navolger te zijn, door te toetsen aan Gods Woord ; alles wat daarmee in strijd is te verwerpen en daarvoor geen plaats in te ruimen, maar dat te bestrijden en uit te bannen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's