Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een baken in zee.

Het is bekend, dat onder de tegenstanders van het vrouwenkiesrecht de Antirevolutionairen in de voorste rij staan. Daarin verschillen zij van de Chr. Historischen, die op tiunne candidatenlijst een plaats voor de vrouw hebben ingeruimd.

Nu gaat het bezwaar van de Antirevolutionairen inzake het vrouwenkiesrecht niet daartegen, dat de vrouw de bekwaamheid tot het uitoefenen yan het kiesrecht zou missen, maar de bedenking richt zich tegen liet onjuiste beginsel, dat gelegen is in de emancipatie der vrouw, d.w.z. in de gelijkstelling van man en vrouw.

Het is niet juist, wat de moderne rechtsbeginselen voorstaan, dat de vrouw een zelfde roeping en taak heeft te vervullen als de man, dat de vrouw een zelfde plaats in den Staaf en de maatschappij behoort in te nemen, als de man.

Deze beschouwing is in strijd met wat de Heilige Schrift leert.

Oód schiep den mensch naar Zijn beeld ; man en vrouw schiep Hij ze. Wel zijn dus beiden geformeerd naar Gods beeld, maar '^ij zijn daarom niet aan elkander gelijk.

God legde in de vrouw een geheel anderen aard dan in, den man. God gaf de ^rouw door alle eeuwen heen een gansch andere levensroeping en levenspositie dan den man.

Nu valt echter bij de beoordeeling van het vrouwenkiesrecht te onderscheiden tusschen het actieve en het passieve vrouwenkiesrecht. Het eerste hefeft op het oog om de vrouw aan de stemming te doen deelnemen. Het laatste bedoelt d€ vrouw den toegang tot de vertegenwoordigende en de besturende colleges te ontsluiten.

Het zal duidelijk zijn, dat de bezwaren, die wij hierboven noemden, als voortvloeiende uit Gods Woord, niet het actieve maar wel het passieve vrouwenkiesrecht raken.

Het eerste is er, wel niet door de Antirevolutionaire partij begeerd, maar krachtens uitdrukkelijke wetsbepaling verplicht. Wie zich daaraan onttrekt, maakt zich aan een strafbaar feit schuldig.

Geen enkele bepaling uit de Heilige Schrift verbiedt de vrouw aan de stemming deel te nemen. Daarom moet zij gaan, ook al heeft zij bezwaar.

De vrouw heeft in de gegeven omstandig heden het vrouwenkiesrecht te hanteeren als het zwaard tegen de goddelooze moderne vrouwenbeweging, om zoo haar. naar de roeping van Gods Woord te weerstaan.

Onlangs lazen we dat onder hen, die medewerkten aan den opbouw van den muur rondom Jeruzalem Sallum en zijn dochters waren (Nehemia 3 vers 12). Hij was een Overste. Zonen had hij niet, maar hij en zijne dochters werkten mee. Dat mocht. Dat was toch geen werk voor vrouwen Maar Sallum zei : 't Gaat om Jeruzalem. En zijne dochters zeiden : Wij trek ken op voor Jeruzalem.

Onze vrouwen behooren ter stembus op te gaan.

Zweden is voor hen een baken in zee. In dat land kwam ten vorigen jare het vrouwenkiesrecht tot stand : De revolutionaire vrouw maakte van het kiesrecht druk gebruik ; de vrouw, die het gezag minde, bleef echter thuis.

En het gevolg? Een Socialistisch Ministerie. En een van de eerste daden was om te schrappen, dat de Koning regeert bij de gratie Gods.

God geve, dat bij ons nog tot in lengte van dagen de belijdenis, dat de Koningin regeert bij de gratie Gods, uit onze Staatsstukken spreekt.

Daarvoor heeft ons Christenvolk in Gods gunste te waken.

Oók onze Christenvrouwen.

Geestverwanten van Calvijn.

In een vlugschrift getiteld : „Dootf beginselen gedreven, gaande ten strijde", van de hand van onzen Hoofdredacteur, herinnerf deze aan een woord van Mr. Groen van Prinsterer : „In onze beginselvastheid ligt onze kracht."

Want onze beginselen, die naar den Woorde God-s zijn, zoo zegt ds. Van Grieken, dragen de kiemen in zich voor hetgeen elk levensgebied noodig heeft, om te groeien en te bloeien tot Gods eer en tot zegen van ons volk. Onze beginselen hebben het beginsel voor de Overheid en voor het volk in zich, waarbij de Overheid en het volk alleen zal welvaren. Zoo ook voor het maatschappelijk leven, voor de sociale wetgeving, voor het kiesrecht, voor de school, voor Staat en Kerk.

Maar die beginselen, naar den Woorde Gods, hebben we dan ook te kennen, te beleven, lief te hebben, te verdedigen en uit te dragen.

En ook hierin herinnert Groen van Prinsterer ons, dat in onze beginselvastheid onze kracht ligt. Waar nu aan de overzijde gewerkt wordt op verzwakking en verwerping van het Godsgeloof. Waar daar het beginsel naar voren wordt gedragen : in plaats van de openbaring Gods het gezag der mënschelijke rede en in plaats van de souvereiniteit Gods de souvereiniteit des menschen —, daar hebben wij ons meer bewust te worden wat onze christelijke levens-en wereldbeschouwing zijn. Om als geestverwanten van Calvijn en leden der Antirevolutionaire partij, ernaar te staan, dat straks bij den stembusstrijd onze heerlijke beginselen worden ingezet en verdedigd, waarbij ieder van ons met een heiligen eed zich verbindt, om niet alleen zélf alles te doen, maar ook anderen, mannen en vrouwen, op te wekken, met een heiligen ijver en met vurige liefde vervuld, opdat alle man en vrouw in actie kome en we met eerlijke consciëntie ons voor God kunnen stellen, die zegt : die Mij eeren zal Ik eeren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden.

In die wetenschap hebben zoo aanstonds alle geestverwanten van Calvijn op te trekken en zich te scharen rondom het Antirevolutionaire vaandel.

Op den Antirevolutionairen landdag te Groningen zeide ds. Knap, onze bekende Hervormde predikant : „Ik zegen het oogenblik, dat ik mij publiekelijk onder het Antirevolutionaire vaandel heb geschaard, om"dat deze groep zoo flink opkomt voor de

heerschappij der heilige ordinantiën in het menschelijk leven en daarmede voor de eere onzes Gods."

Om Gods eere gaat het. Het gaat om de absolute souvereiniteit Gods ook in het Staatkundig leven.

Zoo vinde ons de dag van 5 Juli bereid, geschaard om het Antirevolutionaire vaandel, het vaandel waarin geweven is de zoo kostelijke spreuk :

tegen de revolutie, het Evangelie, tegen den vrijheidsboom, het Kruis.

Arbeidswetgeving.

Het is een gewone „vergissing" bij de S.D.A.P.ers om het zóó voor.te stellen, dat zij de menschen zijn van de arbeidswetgeving en dat rechtsche Ministeries niets gedaan hebben.

Het deed ons daarom goed, te lezen (Meinummer van de „Socialistische Gids") dat mr. Troelstra schreef dat een rechtsch Ministerie de verdienste heeft het eerst met de arbeidswetgeving te zijn begonnen. Hij schrijft toch :

, Het rechtsche Ministerie van 1888, vrucht der Grondwetsherziening, zette dan ook den eersten beslisten stap op het terrein der arbeidswetgeving, waardoor met het ouderwetsche liberale Manchesterdom principieel werd gebroken."

Dat mogen we nu wel ter harte nemen in deze verkiezingsdagen, vooral onze' arbeiders, die men zoo gaarne rood zou willen laten stemmen. Rechts heeft op het gebied van de sociale wetgeving werkelijk wel zooveel gepresteerd, dat men veilig z'n stem op rechts, op Antirevolutionair kan uit brengen.

Het is dus het rechtsche Ministerie-Mackay geweest, dat er voor zorgde, dat in Mei 1889 een wet in het Staatsblad kwam , , houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en van vrouwen." En dat het hier een zaak van belang geldt, erkent niemand minder dan de Sociaal Democraat W. H. Vliegen in zijn boek : „De Dageraad der Volksbevrijding'"' met de volgende woorden :

„De belangrijkste sociale gebeurtenis uit het jaar 1889 is dan ook ongetwijfeld de totstandkoming dier Arbeidswet, die meer invloed uitgeoefend heeft dan men o|)pervlakkig zou zeggen ; enz."

Natuurlijk bleek na enkele jaren, dat meer dere wijzigingen noodig waren in deze wet, vooral omdat bij de ontwikkeling van industrie en bedrijf de arbeider in den economischen wedloop het gelag zou moeten betalen, maar het groote feit blijft, dat de eerste Arbeidswet te danken is aan het eerste Rechtsche Ministerie.

En toen deze wet verbetering behoefde, wat 't weer een Rechtsch Mi n i s t e-r i e dat kloek optrad ; zoodat namen als van dr. Kuyper, maar vooral van wijlen Minister A. S. Talma voor altijd met eere aan de Arbeidswetgeving verbonden zijn.

De nieuwe Arbeidswet van 7 Oct. 1911 bewijst dat.

Natuurlijk zoekt men vooral van den kant van de S.D.A.P.ers dezen arbeid van Rechtsche Ministeries te kleineeren. Maar het is weer een S.D.A.P.er, en wel de heer Keesing, die in de „Sociale Verzekeringsgids" protesteert tegen het feit, dat „uit onkunde of kwaadwilligheid in de pers het praatje verspreid wordt, dat de Invaliditeitswet voor de arbeiders weinig voordeden bevat, dat deze voordeelen gering zijn en dat zij zich bovendien eerst na vele en vele jaren zullen openbaren."

Wij vinden het prettig, dat er toch gelukkig ook nog S.!D.A.P.ers zijn, die de Rechtsche Ministeries eere willen geven, al wordt het telkens openbaar, dat men den arbeid van rechts komende - liefst zooveel mogelijk bemoeilijkt en tegenwerkt, gelijk de geschiedenis van Minister Talma bizonder kan bewijzen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's