Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op Kerkelijk Erf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op Kerkelijk Erf

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI. Kerkorde en Confessie.

Staan wij nader stil bij de beschouwing van het geestelijk karakter der Kerk, als hef lichaam van Christus, dus bij de onzichtbare Kerk, dan dient aus eerst voor oogen ger steld, dat die onzichtbaarheid niets afdoet van haar werkelijkheid; Die Kerk is er. ook al wordt die door het oog niet waargenomen en daarom is zij voorwerp van geloof en wordt dus in de geloofsbelijdenis opgenomen : Ik geloof één heilige, algemeene, C h r i s t e 1 ij k e Kerk. Hierbij hebben wij dus gansch niet te denken aan een instituut op aarde, noch aan eenig ideaal, maar aan de wezenlijke Kerk, het lichaam van Christus. Daarom ook kan die Kerk alleen gekend worden door het geloof, dat belijdt: „dat ik daarvan een levent lidmaat ben." Alleen door in het leven der Kerk te zijn ingelijfd, wordt dat leven verstaan en die Kerk in haar eenheid, heiligheid, algemeenheid, wijl van Christus gevat.

Hiermede worden dus ook weer niet de kenmerken van een zichtbare Kerkformatie bedoeld, doch die eigenschappen, welke aan de onzichtbare Kerk eigen zijn, tot haar wezen behooren en daardoor dus evenals de Kerk zelve voorwerpen des geloofs zijn. Wij gelooven dus aan de eenheid der Kerk. De 'Kerk is één lichaam (vgl. Efeze 4:4; Rom. 12 : 4, 5). Voortdurend wijst de Heilige Schrift op de eenheid der Kerk als een organisch geheel. In het laatste onderricht des Heeren aan Zijn discipelen op den vooravond van Zijn lijden en sterven teekent de Christus het innerlijk organisch levensverband van de Kerk als Hij zegt : I k b e n d e, w a r.e W ij n s t o k. In Christus is dus geheel het leven der Kerk begre'pen, Hij draagt de gansche Kerk, zelfs zou men kunnen zeggen, dat Christus de Kerk is. Evenals het verborgen leven van den wijnstok zich openbaart in dien wijnstok, zoo arbeidt het verborgen leven van Christus in heel Zijn lichaam als organische eenheid.

In den Christus is de wortel des levens, Hij is het Hoofd des lichaams. Spreken wij van den wortel des levens, dan duidt dit dus-op de eigenlijke levensbron, van waaruit het geheele lichaam wordt gevoed én onderhouden. Doch noemt de Schrift Christus het Hoofd (Ef. 1:22), dan wordt daarmede de verhevenheid van het organisch geheel des lichaams aangewezen. Wij hebben slechts te letten op den mensch om dit te verstaan. Immers in ons hoofd hebben wij als 't ware het centrum van het lichaam, vanwaaruit dat lichaam als uit één punt wordt geleid, beschermd en onderhouden. Zoo wordt ons in de aangehaalde plaats ook de Christus geteekend als het Hoofd van Zijn gemeente, d.i. Zijn lichaam, waarin dit dus zijn middelpunt heeft, waarin de eenheid des lichaams is geconcentreerd en uit hetwelk de bestiering, bescherming en onderhouding uitgaat.

Derhalve is het gansche lichaam van Christus ook vervuld van één geest des levens. Evenals één leven door den ganschen wijnstok werkzaam is en de ranken en vruchten voortbrengt, evenals ook één leven al onz'e leden doorademt, zoo is ook de Geest van Christus het leven Zijns lichaams. ' Zoo onderricht ons Gods Woord dus omtrent het wezen der Kerk als een organische, levende werkelijkheid, die, schoon onzienlijk voor ons oog is en werkzaam is. Doch, wijl geestelijk en onzienlijk, bekomt de mensch geen kennis van deze werkelijkheid, dan door aanraking met haar verborgen leven en het deelgenootschap daaraan. Haar bestaan en wezen wordt dus slechts door haar eigen leven medegedeeld en is daarom voorwerp van geloof. Derhalve is ook de levende betrekking tot het lichaam des Heeren weer de grond des geloofs, wijl het geloof daaruit wordt geboren, werking des levens is.

Het geloof is dus openbaring des levens en daarmede ook bewustwording daarvan. Het is dus een zeker weten; dat het lev^n zelf medebrengt krachtens het levensverband met het lichaam van Christus. Daarom draagt ook deze^ kennis het karakter der eenigheid en zij is gemeen aan alle leden, zij 't ook in onderscheiden mate. De eenheid des lichaams kan zich dan-.pok niet anders openbaren dan in eenigheid des geloofs, wijl één leven gaat door allen.

Dit^werkzame leven, dat het zieleoog opent voor de geestelijke dingen, kan niet nalaten ook de saamhoorigheid met dat lichaam van Christus te doen kennen en zoo wordt ook de reinste harmonie der Christelijke liefde het voorwerp des geloofs, ondanks al den strijd en naijver in 't leven hier op aarde. Het lichaam van Christus wordt door één liefde gedragen van Christus tot de Zijnen en van de leden tot hef Hoofd. Ook deze liefde ontspringt aan het leven zelf, zij is de gloed van het leven des Geestes en dus openbaring van dat leven.

Uit deze saamhoorigheid met het lichaam des Heeren volgt weer de verwachting van de heerlijkheid Zijner toekomst, waarin het gansche lichaam deelen zal en zoo staat deze als het voorwerp der Christelijke hope.

welke met het nieuwe leven wordt geschonken, en welker vervulling gewis en zeker is. 2oo wordt in de eenigheid van geloof, hoop en liefde de eenheid van het lichaam van Christus openbaar.

Van deze Kerk zegt de belijdenis nu, " dat 2ij heilig is. Ook dit kan dus niet beteekeiien, dat de leden van eenige_ Kerk hier op aarde heilig zijn. Ook hier ziet het geloof op de onzichtbare Kerk, die absoluut heilig is, zijnde het lichaam van Christus, pit wordt dus van haar gezegd in onderscheiding van de wereld der zonde. Wat uit Je wereld opleeft is onheilig, met zonde bevlekt, doch wat uit den Christus leeft is heilig. Daarin ligt ook opgesloten, dat in de mededeeling des nieuwen levens ook de heiligheid is begrepen. De wedergeborene is heilig voor God, wijl hij in het levensverbond met het lichaam van Christus is betrokken en opgenomen, dus in Zijn heiligheid deelt. Zoo spreekt de Schrift van Gods krnderen en noemt hen heiligen, gelijk ook de artikelen des geloofs spraken van de gemeenschap der heiligen.

Voorts noemt het artikel, waarover wij handelen, de Kerk algemeen. Het woord dat hier door algemeen is vertaald, klinkt naar het Grieksch : Katholiek, - en bedoelt, dat die Kerk zich onder alle volkeren openbaart, door de geheele wereld is verspreid. Ook hier moeten wij niet denken aan een eenheidskerk, die als een groot instituut de alleen erkende openbaring van het lichaam van Christus wil zijn. Evenmin grijpe men naar het ideaal om zulk een Kerk in het leven te roepen in den tijd, want ook al zou zulks tot stand komen, dan ware daarmede nog niet belichaamd, wat hiermede gezegd is. hnmers niet alleen over de breedte der aarde, maar.ook over de wenteling der tijden gaat de algemeenheid der Kerk. Nog steeds hebben wij hier voor oogen de onzichtbare Kerk die is en die Katholiek "is. Hierin wordt ons de goede olijfboom geteekend (vlg. Rom. 11), opkomende uit den wortel Christus, als een beeld van het heilig volk, dat uit alle tongen en volkeren en natiën saamgelezen, wordt voorgesteld. Zoo is dus de Kerk een organisch geheel, een nieuwe menschheid, welke door de verborgen levenswerking van den Christus uit die gansche menschheid wordt opgewekt en het behoort dus tot haar wezen algemeen te zijn, d.w.z. zich over alle volkeren te be-- trekken. Ook dat woord Katholiek bepaalt ons dus bij de geestelijke eenheid der Christelijke Kerk en wel inzonderheid op haar wezen als vernieuwing van het menschelijk geslacht, zoodat het natuurlijk levensverband der volkeren gesproten uit één stamhoofd van het geslacht, ook in het geestefijk levensverband der nieuwe menschheid wordt teruggevonden.

Dit wordt met name uitgedrukt in : Christelijke Kerk. Dat wil toch niet 'zeggen, dat er nog andere Kerken kunnen zijn. Integendeel er is maar-één Kerk, d.i. de Christelijke. Christus is haar Hoofd. De Kerk is van Christus, ontvangt uit Hem haar leven met al de gaven en schatten daarin weggelegd. Hij is het Stamhoofd van het nieuwe geslacht, dat wij teekenden en alleen 't verborgen levensverband met Hem doet den gevallen mensch deelen in de ge-•meenschap Zijns lichaams, gelijk Hij gezegd heeft : „Ik ben de ware Wijnstok en gij zijt de ranken."

D.

J. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Op Kerkelijk Erf

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's