Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ninevé.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ninevé.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor duizenden jaren, toen Europa nog bedekt was met dichte bosschen, waarin de ruwe bewoners, in dierenvellen gehuld, rondzwierven, bestonden in de streek tussohen de rivieren Tigris en Eufraat, 'die op de Armenische bergen ontspringen en het land Mesopotamië in sluiten, reeds twee groote beschaafde rijken, Assyrië en Babylonie, met de ontzaglijke hoofdsiteden Ninevé en Babyion. Het geheele land was één korenveld, hier en daar afgebroken door boschjes en palmen en cypressen, door boomgaarden en tooverachtige tuinen. De inwoners, rijk door landbouw, handel en nijverheid, spreidden in huizen en kleeding eene groote wedde ten toon. Zij droegen een linnen hemd, daarover een wollen gewaad, dat met een gordel was toegesnoerd ; hierover een korten, witten mantel. Zij zalfden zich het geheele lichaam met myrrhe en droegen het haar in lange lokken. Zij hadden een zegelring aan den vinger en in de hand een kunstig gesneden stok. Hunne huizen waren belegd 'met veelkleurige tapijten, waarin figuren van allerlei dieren waren geweven. Zij vervaardigden kostbare versierselen uit goud, ivoor en brons, hadden een vast stelsel van maten, munten en gewichten, 'berekenden den duur des jaars op 365V4 dag, verdeelden het uur in 60 Thinuten, den dag, overeenkomstig het aantal maanden, in 12 uren en vereenigden, naar de schijngestalten der maan, 7 dagen tot 'Cen week.

Wondere wereld van beschaving daar in het tweestroomenland, tussohen de rivieren Tigris en Eufraat, waarvan de oudheid reikt tot in het verst verleden, eeuwen vóór de geboorte van Obristus. ,

Maar die wondere wereld is vergaan. De grootheid en glans van de reuzen-' steden Ninevé en Babel zijn niet meer. En alles is zóó geheel en al verdwenen, dat men soms vraagt , of de profeten J'ona en Daniël, of de oude Grieksohe geschiedschrijver Herodotus ook gefa-, beid hebben, als zij de grootte en schittering dier steden beschreven.

Doch in de vorige eeuw zijn Ninevé en Babyion, vooral Ninevé, weder voor ons opgestaan.

Reeds lang hadden vreemde heuvels nabij de stad Mosoel de aandacht der reizigers getrokken en het vermoeden werd uitgesproken, of zij missohien ook de overblijfselen eener stad waren. De Fransohman Bottabegon in een der heuvels te graven, stuitte op éèn muur, die versierd was met beeldhouwwerk, waarop hij den naam van Sargon, een Assyrisohen koning las, en weldra bleek hem dat Ninevé gevonden was. De Engelschman Layard zette de opgravingen voort. Eens toen hij bij een Arabisch opperhoofd vertoefde, kwamen twee Arabieren 'in vollen ren op hem toegesneld. „Spoedig Bey" riepen ze, „spoedig, naar de groeve, men heeft Nimrod (den stich-. ter van Babyion) zelf gevonden. Wij hebben hem met eigen oogen gezien. Er is geen God, dan Qod !" En vóór zij zich den tijd gave" den vromen uitroep te herhalen, hadden zij hunne paarden gekeerd en renden weer weg. Oogenblikkelijk begaf Layard zioh naar de opgraviingen waar men een ontzaglijk steenen hoofd, grooter dan een man, had blootgelegd. Dit was het hoofd van een reusachtigen, steenen leeuw met de vleugelen eens adelaars. De bewoners van de omliggende gehuchten kwamen toesnellen en onophoudelijk hoorde men den uitroep : „Er is geen Qod, dan God en Mohammed is zijn profeet !"

De opgravingen zijn steeds voortgezet en ifchans liggen de fundamenten der stad bloot, die volgens de Profeten drie dagen reizens in omtrek had, zoo vol mensohen was als een viiver vol water, zooveel kooplieden telde als sterren aan den hemel, welker huiizen oververvuld waren met kostelijke vaten, gesneden en • gegoten beelden.

Haar bloeitijd dankte de stad aan koning Sanherib, die ongeveer 700 vóór Christus regeerde en door zijn talrijke veldtochten, — ook teo^en Juda — bekend is, welke hij uitvoerig heeft doen beschrijven door inscripties in spijkerschrift. Mee door dezen beroemden vorst is Ninevé gedurende de 7de eeuw vóór Christus het middelpunt van het Assyrisoh wereldrijk geweest, de grootste en machtigste stad, maar ook de stad die door de verdrukte volken het meest van de steden der wereld gehaat was. In 606 vóór Christus werd Ninevé door de vereenigde krachten van de ChaMeën en Meden verwoest en niet herbouwd. De puinhoopen zijn gelegen op den linkeroever van den Tigris, tegenover Mosoel.

Ninevé was het bolwerk, ihet oudste bolwerk van het van God vervreemde heidendom. Is zij al niet dadehjk de hoofdstad geweest van het 19 eeuwen vóór Christus reeds onafhankelijk wordend Assyrië, sinds 1300 vóór Christus is zij toch eeuwen lang de hoofdzetel des Rijks geweest, lig.P'end op den oostelijken oever van den Tigris, den tweelingstroom van den Eufraat, die zijne wateren door Babel stuwde.

Om eenigen iindruk te krijgen van de grootte van de stad, laten we hier volgen, wat we ergens in eer» beschrijving vonden : „Niet zonder reden noemt Jona Ninevé de „gnoote" stad. Overblijfselen van beelden en paleiswanden zijn, sinds de opgravingen van Emil Botta (1842), Austen Henry Layard ('45) en Sir Henry Rawlinson, in het Britsdh Museum te Londen en leggen getuigenis af van haar reuzenbouw.. Volgens betrouwbare mededeelingen moeten dan ook eens aoht jaren aaneen 140.000 menschen gewerkt hebben aan de uitbreiding en de versiering der stad, welke den vorm van een langwerpig vierkant had, in de lengte langs den Tigris gebouwd. De westelijke muur langs den rivierkant, was ruim 4 K.M. lang, de oostelijfke 5, de noordelijke muur ruim 2 en de zuider één mijl lang. zoodat zij een omvang had van ongeveer 12 mijlen. Deze muren waren 100 voet hoog en 4 rijtuigen konden naast elkaar ze berijden. 'Aan de noord-en zuidzijde der stad bevond zioh in den muur eene groote poort met kolossale gevleugelde stieren. Door deze poorten trokken de Assyrisohe vorsten met hunne krijgsheiren ten strijde uit en kwamen ze weer in om hunne triumftochten te houden. De schatten der wereld wenden door haar binnengeleid en ais eene konin-gin onder de volken praalde Ninevé."

Van die stad staat opgeteekend, dat hunlieder boosheid was opgeklommen voor Gods aangezicht (Jona 1 vers 2). Jesaja noemt het een „wild" volk en er is sprake van „bloedig" onrecht. In weer wil van Gods langmoedigheid heeft de stad zich niet bekeerd en in 606 vóór Christus is zij verwoest en wiet meer opgebouwd.

Ninevé is het toonbeeld van het geslacht, dat op het gebied van cultuur en macht op de hoogste s|)ort wil staan, maar God niet in erkentenis houdt.

Want wel was Ninevé, waar oorspron keiijk naar luid van Genesis 10 nakomelingen van Sem woonden, alleszins gods dienstig. Van de duizend persoonsnamen door Rauwlinson een der leiders van de opgravingen, onderzocht, waren er wel 73 met een godennaam samengesteld, evenals we dat bij oud-Israël aantreffen. Ook waren er een menigte tempels. Het beste van de buit was voor de goden. Naast het paleis van Sanherib ligt een groot plein m.et niet minder dan vier g: odshuizen. Maar alleszins godsdienstig zijnde, hebben ze God, den Schepper van hemel en aarde, niet in erkentenis gehouden en zijn wéggezonken in zonde en ongereahtigiheid. Wreedheid trouweloosheid, roofzucht en trots waren de meest in 't oo"-loopende zonden en later, door de slechte nawerking van den buit en de schatten op de omliggende volkeren veroverd, wellust en zinnelijkheid.

De trots van Ninevé sireekt zich uit in de brallende inscrinties van schier al hun Koningen, waarin zij zichzelven en hunne dade^i verheerlijken. Zoo leest men op een viertal achtkantige leemen prisma's, gevonden iv de fundamenten van den tempel van Raman, in keilschrift alleriei trotsche mededeelingen van Ti'^lath-Pileser. Nadat hii de eroden Asur, Bel, Sin, Samas, Raman, Nineb en Istar verheerlijkt heeft, zegt hij van zich zelf, dat hij de groote koning is, de lieveling der goden, de verheven herder, die met verheven kroon ter koningsheer schappij gesteld is over het land van Bel. En hij vervolgt dan : „Landen, ge-^ bergten, steden en vorsten, vijanden van Assur, bracht ik onder het juk en onderwierp hun gebied. Met zestig koningen streed ik, zege en triumf droeg ik weg. Geen gelijke had ik in den kamp, geen mededinger, tegen mij bestand, in den slag, enz." Een toon van hoogheid en trots, die niet mind, er scherp uitkomt in 't woord van den Rabsake of veldoverste van Sanherib, vier eeuwen later, bij Jesaja ons bewaard : „Zoo zegt de groote koning, de koning van Assyrië.. laat u uw God niet bedriegen op welken gij betrouwt, zeggende : Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrië niet gegeven worden. Zie, gij hebt gehoord wat de koningen van Assyrië aan alle landen gedaan hebben, die verbannende, en zoudt gij gered worden ? Hebben de goden der volken, die mijne vaders verdorven hebben, dezelve gered ? " (Jesaja 37 vers 10—12). .

Trotsohe vorsten, met trotsche veldoversten en een trotsch volk, dat hoe langs hoe meer leeMe van buit, om, God vergetend, meer en meer weg te zinken in wellust en zondebedrijf.

Daarop moest het oordeel Gods volgen.

En het is Nahum die Ninevé met hare vorsten en hare inwoneren zoo treffend juist teekent, zeggende : Waar is nu de woning der leeuwen en de weide der jonge leeuwen ! alwaar de leeuw, de oude leeuw en het leeuwen welp wandelen en er was niemand 'die hen verschrikte ? Dien leeuw, die genoeg roofde voor zijne welpen en zorgde voor zijne ouide leeuwinnen, die zijne holen vervulde met roof en zijne woningen met het geroof (Nahum 2-vers 11 en 12) — dien leeuw heeft de Heere gevonden ten laatste en Ninevé is gevallen en gemaakt tot een eeuwige verwoesting, waarvan heel de wereld getuige is.

Hier spreken de steenen en de steenbrokken roepen, vermeldende de daden des Heeren Heeren.

Ja, wonderlijk zijn Gods daden.

Want vinden we in het Britsch Museum de „analen" van Tiglath-Piléser (745—727 voor Christus', waarin hij vermeldt : „Het huis van Omri, d.i. Noord-Israël dus) met al zijn inwoners bracht ik naar Assyrië. Daar zij hun konfng Peikah afgezet hadden, steilde ik Hosea tot koning over hen aan" — weinig vermoedde Ninevé en hare inwoneren, dat de Heere, de God van Israël, die de heidenen gebruikte om Zijn bonds volk te tuchtigen, zou opstaan op Zijn tijd om de wereldstad te bezoeken met Zijn oordeelen, die zouden doorklinken door de geschiedenis der eeuwen, ook de volkeren van het Westen tot waarschuwing.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Ninevé.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's