Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Feuilleton

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Feuilleton

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van 's levenspad

door COR.

In den storm. (II.)

Weer werd het duister voor het zielsoog van Frederik Beekhuis, 'stak de storm van twijfel en strijd op, bij het gedenken dat hij niet alleen had overtreden voor den mensoh, maar dat zijn daad ook was aanschouwd door den Heere, Die in Zijn wet van hem eischte : „Gij zult niet stelen." Dat ontdekkende, verdween de vrede en rust, welke wats gekomen nadat hij zijn dood voor den mensch had beleden en bange twijfel en strijd, ontstaan door zijn schuldbesef, woonde in zijn hart. Na alles wat de Heere hem had gedaan, na alles wat de Heere hem had willen schenken, nog tot zulk een daad te komen, was een goede gelegenheid voor Satan hem in te fluisteren dat hij zichzelf altoos had bedrogen, dat de Heere nooit naar hem had omgezien.

In die dagen van twijfel en strijd zou juist het Heilig Avondmaal gevierd worden, waar hij anders ook mocht aanzitten, wat hij reeds menigmaal mocht vieren ter gedachtenis van zijn Heere en Heiland. Menigmaal reeds aan die tafel gezeten, het brood gegeten, den wijn gedronken, maar nu ; ach, nu was dat niet mogelijk, want hoe kon hij, na zulk een daad bedreven te hebben, aangaan, dan toch zou hij aanzitten als een onwaardige, zichzelven een oordeel etende en drinkende.

Steeds donkerder en banger werd het hem en als de Zondag aangebroken was, do daig, waarop het Avondmaal gevierd ' zou worden, ging hij wèl op naar 's Hoeren huis, betrad hij wel de plaats des gebeds, doch vol droefheid zette hij zich zoover mogelijk verwijderd in een hoekje neer, want, dacht hij, straks zou hij niet mogen aangaan, zich niet met Oods volk aan 's Heeren tafel mogen scharen. Hij had tegen den Heere gezondigd, Zijn Wet geschonden en daarom ook zou de Heere nooit meer naar hem omzien, naar Zijn heilig recht hem straks voor eeuwig verstooten en gewis zou de predikant dat ook, wel doen hooren, voor hij de tafel ging bedienen, waarschuwen dat zulken als hij niet mochten aangaan. Dat verwachtende richtte hij den blik op den prediker, luisterend naar wat deze sprak, doch hoe geheel anders was wat hij hoorde, dan wat hij verwachtte.

„En Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal dezelve uit Mijne hand rukken" (Johannes 10 vers 18), waren de woorden waarover de predikant eerst nog een kort woord sprak, daarbij uiteenzettende dat de eenige grond der zaligheid voor 's Heeren volk alleen in Christus te vinden is, dat Hij hun het eeuwige leven schenkt en dat Hij daarorn ook Zijne hand over hen uitgestrekt houdt, waardoor zij in eeuwigheid niet meer verloren, kunnen gaan, wat Satan ook moge beproeven hen in zijne macht terug te krijgen r Ja, al is het dat zij somtijds in zonden vallen, gehoor gevende aan Satan's verzoeking, dat nochtans de Heere hen gadeslaat, weer opzoekt en tot Hem terug brengt. Hij, de Christus, heeft de Zijnen gekocht met Zijn eigen leven, zoo besloot de predikant, en in eeuwigheid kunnen zij Hem niet meer ontrukt worden ; al zijt gij in zonden gevallen, noch tans laat Hij Zijn tafel weer aanrichten, waar ook p-'i dan weer moogt aanzitten, om, het oog vol schuldbesef op Hem geslagen, te ervaren dat Hij uw schuld heeft betaald, uw zonden weggenomen.

Weet de predikant hoe ik hier zit ?

Weet hij alles wat gebeurd is ? vroeg Frederik zichzelven af, die woorden hoorende, welke juist noodig waren voor hem. Welk een volheid en rijkdom zag hij weer in dien dierbaren Heiland, in zijn Borg en Middelaar, van Wien hij was afgeweken, het oor leenende aan Satan's verzoeking, en Die nochtans hem niet verstootte, doch hem kwam op zoeken om door Zijn Woord hem te doen hooren dat ook hij, eenmaal door Hem gekocht zijnde, in eeuwigheid'niet uit Zijne hand kon gerukt worden. Welk een droefheid en smart vervulde thans zijn hart bij het terugzien op wat hij deed, bij het bedenken niet slechts tegen den mensch, maar veel meer tegen den Heere te hebben gezondigd. In die droefheid en smart kwam de Heere echter tot hem, deed hem zien dat Hij mildelijk vergeeft en nooit verwijt en als de predikant noodigde aan tafel te komen, als hij in Christus bloed vrijgekochte zondaren toeriep, dat zij zich aan den disoh mochten scharen, was ook Frederik onder hen, die aangingen.

Ja, ook hij kreeg vrijmoedigheid aan den disch te gaan en daar aan die tafel werd de storm, van twijfel en strijd weer gestild ; daar nederzittende verdween het bange duister, mocht zijn zielsoog

Vi'eer blikken op zijn Heere en Koning, waardoor weer rust en vrede in zijne ziele daalde. Rust en vrede ; niet alleen voor den mensch zijn daad beleden en vergeving ontvangen hebbende, maar ook voor den Heere zijn schuld bele­ den hebbende, ervarende dat Hij nog Dezelfde was. Die eenmaal sprak : „Ik v/erp al uwe zonden achter Mijnen rug in de zeè van eeuwige vergetelheid."

En als de tafel geëindigd was, de aanzittenden weer terugkeerden naar hunne plaatsen, liet de predikant zingen het vierde vers van Psalm 79 :

Gedenk niet meer aan 't kwaad dat wij bedreven Onz' euveldaan word' ons uit gunst vergeven! Waak op, o God ! en wil van verder lijden Ons .Meim getal door Uwe kracht bevrijden.

'Help lons, barmhartig Heer ! Uw groeten Naam ter eer ; Uw trouw boom' ons te stade ; Verzoen de zware sohuld. Die pns met schri-k vervult ; Bewijs ons eens igenade ! •

Is dit u niet tot troosten bemoediging, gij, die wellicht ook de rust en den vrede uwer ziele mist, omdat gij in zonden zijt gevallen en satan u nu komt influisteren dat dit een bewijs is dat gij uzelven altoos hebt bedrogen ; dat de Heere nooit Zijn werk in u is begonnen ? Satan is zoo listig om u steeds verder van den Heere af te voeren, en, zoo het mogelijk ware, u weder in zijn macht te krijgen, wat hem echter nimmer zal "igelukken, want uw Heiland heeft zelve gezegd: „Niemand zal dezelve uit Mijne hand rukken." O vlucht dan weder tot dien Heiland, belijdt Hem uwe zonden, dan zal Hij ook u weder rust en vredie voor uwe ziel schenken, , want Hij is enkel liefde voor een zondig schepsel. Hoe ver afgeweken, hoe diep in zonden gevallen, immer wil Hij u weer opzoeken, toeroepen dat Hij uwe schuld heeft betaald.

Laat u niet langer weerhouden door den vader der leugenen, dien bedrieger, doch vlucht tot Koning Jezus, Hij zal het donker van voor uw zielsoog wegnemen. Hij zal de stormen van twijfel en strijd stillen, uw ziele rust en vrede schenkende bij het blikken op wat Hij deed voor een zondig schepsel.

' Weet gij echter niet wat het is in stormen van twijfel en strijd te verkeeren, is het voor uw zielsoog nog nimmer donker geweest, omdat gij nog over 's levenspad kunt gaan uzelven aan alles wat de wereld biedt overgevend, in de zonden uw hoogst en eenigst vermaak zoekende? O bedenk dan toch dat, als straks uw stervensuur aanbreekt, gij den Rechter van hemel en aarde zult ontmoeten. Die u dan naar uwe werken zal oordeelen, u van Zich stootende in den eeuwigen nacht. Nu is het nog heden der genade, nu staat Koning' Jezus nog met uitgebreide armen, u toeroepende : Wendt u tot Mij en word behouden", o hoor dan Zijne roepstem, laat de Wereld met al wat zij biedt varen keer haar den rug toe en wend ; u tot Koning Jezus om, als bij het zien op uw zonde en schuld, alles duister wordt voor uw zielsoog, als stormen van twijfel en strijd gaan woeden, te ervaren, dat Hij u rust en vrede komt schenken, rust en vrede voor tijd en eeuwigheid.

Nog komt Zijne roepstem tot u, nog laat Hij u waarschuwen, o hoor dan toch want straks is het te laat, straks is het heden der genade voorbijgegaan, wijl, indien gü nu niet hoort gij dan zult wenschen geluisterd te hebben naar de roepstem van Koning Jezus, maar slechts eindeloos zult moeten klagen: „Te laat, te laat, voor eeuwig te laat."

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Feuilleton

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's