Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog steeds bezwaren.

Wij hadden in ons vorig nummer in het artikel over „Nieuwe Wijzigingen" nog even de gelegenheid om te wijzen op de aanvulling, welke, bij het 3e wijzigingsontwerp betreffende de Lager Onderwijswet 1920, artikel 73 heeft ondergaan.

Terwijl het Ie lid van het artikel bepaalt, dat de, aanvrage, om een bijzondere school te stichten, moet vergezeld gaan van een verklaring, dat de nieuwe school door minstens zooveel kinderen zal worden bezocht, volgt dan in het 2e lid, „dat onder die leerlingen niet worden begrepen, die, in dezelfde gemeente, reeds een lagere school bezoeken."

Omtrent de strekking van dit laatste voorschrift maakt de Memorie van antwoord ons niet veel wijzer, want zij herhaalt vrijwel de toevoeging van het artikel, die in bet nieuw gewijzigd ontwerp wordt voorgesteld.

Mag men intusschen aannemen, wat in verschillende rechtsche bladen wordt medegedeeld, dan zou, omdat artikel 73 is opgenomen onder Titel IV van de Wet, handelende: „Van het bijzonder gewoon lager Onderwijs" enz., het begrip „lagere school", bedoeld in de aanvulling van het artikel, zijn te verstaan als „bijzondere" lagere school, zoodat onder de leerlingen voor een nieuw te stichten bijzondere school niet mogen worden medegerekend, die, welke in dezelfde gemeente reeds een bijzondere lagere school bezoeken.

Is deze zienswijze juist, dan zal het ter verduidelijking zeker noodig zijn, het woord „bijzonder" in het artikel nog eens duidelijk te vermelden, evenals dit geschied is in 't tweede lid van art. 75. Voor deze verduidelijking is te meer reden, nu de vrijzinnige pers, die van een uitleg, als hier bedoeld wordt, niets wil weten, den Minister van Onderwijs i eeds hare goedkeuring voor het nieuwe voorschrift, zonder eenige toevoeging te kennen gaf.

Mocht het niet in de bedoeling der regeering liggen om met „lagere school" aan te duiden „bijzondere" lagere school maar dient het woord „lagere school" in zijn eigenlijke bêteekenis te worden aanvaard, dan zal daardoor de geheele regeling, gelijk wij den vorigen keer teeds terloops aangaven, onaannemelijk zijn.

Doch ook wanneer de interpretatie juist is, dan rijst nog de vraag of de voorstanders van de bijzondere school genoegen zullen kunnen nemen met het nieuwe voorschrift.

Het antirevolutionaire Kamerlid, mr. Rutgers, heeft reeds bij amendement uitgesproken, dat de beperkende bepaling van artikel 73 hem te ver gaat.

Hij wil de in het 2e lid omschreven vereischten doen luiden :

„Onder de leerlingen, bedoeld onder u, mogen niet worden medegerekend leerlingen, die in dezelfde gemeente te voren zijn medegerekend bij een aanvrage om medewerking tot stichting eener gelijksoortige school en die daarna niet van wioning zijn veranderd."

Ter toelichting van dit voorstel schrijft mr. Rutgers:

De voorgestelde bepaling gaat te ver. Zooals zij luidt, kunnen alleen kinderen die in een andere gemeente schoolgaan of die niet (resp. nog niet, niet meer) schoolgaan, in aanmerking komen.

Dat ouders, die eenmaal van het recht om een bijzondere school te helpen vragen 'hebben gebruik gemaakt, niet weder in aanmerking komen, is te aanvaarden. Deze ouders hebben hun grondwettig recht gebruikt en kunnen zich niet beklagen, dat hun het bijzonder onderwijs dat zij wenschen, wordt onthouden.

Daarmede kunnen echter niet worden gelijkgesteld ouders, die hun kinderen reeds een school doen bezoeken. Die ouders hebben wellicht genoegen moeten nemen met een school, die slechts weinig met hun wenschen strookt. Ook indien door toevoeging in de nieuw voorgestelde bepaling van het woord „bijzondere" werd bewerkt, dat kinderen, die de openbare school bezoeken, wel medegerekend worden, zou de bepaling nog te ver gaan. Bovendien zouden dan ouders die een nieuv/e bijzondere school willen genoodzaakt zijn hun kinderen eerst naar de openbare school te zenden.

Wij zijn den voorsteller van het amendement dankbaar voor zijne poging om het voor het recht der ouders op te nemen.

Toch vragen wij ons af, of de heer Rutgers wel ver genoeg gaat.

Er zullen zich toch omstaniiiigheden kunnen voordoen, dat ouders, die zich aanvankelijk met de richting aan uw bijzondere school kunnen vereenigen, later, doordat de richting wijziging ondergaat, het vertrouwen in dezelfde school verliezen.

Maar dan zijn zij in het stelsel der regeerinig en ook in het systeem van mr. Rutgers hun vrijheid kwijt.

Wij zouden willen vragen, of aan het bezwaar, dat hier door velen gevoeld wordt, niet op meer afdoende wijze is tegemoet te komen.

Zoo neen ! dan zal de drang steeds grooter moeten worden om de gelijkstelling van de bijzondere school met de openbare naar geheel andere grond-

slagen in een geheel nieuwe wet te regelen.

De Vrijheid der kerk.

In het debat met prof. Yisscher in de Tweede Kamer beweerde dr. Schokking dat de Hervormde Kerk volkomen vrij is, om zich in te richten zooals zij wil. li'ier bleef dus niets te. vragen aan de Overheid, meende hij.

Ds. Lingbeek is het blijkbaar met z'n geestverwant • Schokking niet eens. Hij schrijft er over in de ü e r e f. Kerk van 7 December 1.1., en laat zich dan aldus hooren :

„Zooals men weet, is het groote struikelblok op den weg van kerkherstel dit, dat de Kerk .in 1816 door de Overheid is gebracht onder eene Organisatie, die met het wezen der Kerk in strijd is ; die wel toelaat dat zij geadministreerd wordt, maar die niet toelaat dat zij zelf in haar geheel als Kerk handelend optreedt, als Kerk den Naam des Heeren l)eliidt en als Kerk waarheid waarheid, en dwaling dwaling noemt."

En ds. Lingbeek gaat dan op de kwestie, , in de Tweede Kamer besproken, in, zeggen ("i e :

„Wat ons betreft, w^^ kunnen die vrijheid, „volkomen vrijheid", die de gemeenten thans reeds zouden genieten, maar niet inzien.

't Is waar : de Overheid, die in 1816 aan de' Kerk de tegenwoordige Organisatie oplegde, heeft na 1853 zich teruggetrokken en de Kerk geheel aan die organisatie overgegeven.

En dat noemt men de bevrijding der Kerk.

Wij zouden het echter veeleer willen noemen : de bevestiging van een tevoren voorloopig aangelegden band.

Laat ons nagaan" welke vrijheid de gemeenten thans genieten om het bestuur der Kerk te wijzigen.

Die vrijheid bestaat hierin, dat zij vrij zijn om, in den weg, door het opgelegde reglement voorgeschreven, dat reglement te herzien.

En dat wil zeggen, dat een gemeente, die vóór de een of andere belangrijke wijziging in het Kerkbestuur zou zijn, maar wier predikant er tegen was, niet zou kunnen verhinderen, dat haar predikant op de Classicale Vergadering er ook tege nstemde. Zoodat die gemeente misschien 30 of 40 jaren zou hebben te wacliten, eer zij volkomen in den door liaar gewenschten zin zou kunnen adviseeren.

Verder heeft het in : dat, gesteld dat al de Classicale Vergaderingen vóór cene wijziging in het Bestuur zouden zijn, zij vrijheid hebben om in dien geest te adviseeren, maar dat de Synode even vrij was om dit advies naast zich neer te leggen. En dat die Classicale Vergaderingen dan maar geduldig liadden te wachten, tot tijd en wijle de synode zou zijn omgezet.

Nog verder heeft het dit in, dat, als cIc Synode zelf eindelijk voor die wijzijriiig zou zijn te vinden, de Provinciale Kerkbesturen nog weer hun veto zouden kunnen uitspreken en alles konden verhinderen.

En in één woord : de vrijheid onzer gemeenten heeft dit en dat, al zouden de volgende week al de gemeenten onzer Kerk in vergadering bijeenkomen en eenparig besluiten om het Bestuur der Kerk te wijzigen, zulk een besluit van geen wettige waarde zou zijn en aan de Kerk geen ander Bestuur zou kunnen geven.

Zietdaar de hooggeroemde vrijheid der gemeenten.

Zij zijn zoo vrij als Petrus, toen hij in zijn kerker las? -, eerst bewaakt door een eerste wacht, daarna door een tw'eede wacht, en dan nog achter een ijzeren deur, zoodat er een engel uit den hemel moest komen om hem die „vrijlicid" te doen genieten. (Handelingen Xll vers 10). Of met andere woorden : de Kerk heeft-de vrijheid van iemand, dien men eerst aan handen en voeten heeft gebonden, ja, "-eheel tot een bal heeft omwonden niet dikke koorden, en tot wien men daarna zegt : als gij karis ziet om daar weer uit te komen, ga gerust uw gang en dan zijt gij vrij.

Waar nu dit de vrijheid is der gemeenten onzer Kerk, kunnen wü niet geheel instemmen m-et den tot de Overheid geriohten uitroep : handen thuis. 't Is volkomen waar wat men zegt, dat de Overheid eigenlijk met kerkelijke zaken niet te maken heeft.

Maar wanneer een dief ergens in huis is gekomen, dan gaat het niet aan, dat die dief zou mogen beweren : ik mag mij in dit huis eigenlijk niet bewegen en dus zal ik hier nu maar alles laten zooals het is. Neen, dan zou men zeggen : nu ge hier eenmaal zijt, zult ge al het ontvreemde eerst teruggeven.

En dan gaat ge dien wteg, 'v\'aarlangs jre gekomen zijt.

Zóó is de roeping der Overheid. Ze is eenmaal in het huis der Kerk ingekomen en heeft daar de zaken van haar plaats gebracht. Daarom is het haar roeping : eerst de aangebrachte schade helpen herstellen. En dan de deur uit."

Tot zóóver ds. Lingbeek ; waarmee dr. Schokking een scherpe terechtwijzing heeft gekregen. Veel meer dan hij heeft doen blijken had dr. Schokking moeten laten uitkomen, dat hij het eigenlijk roerend eens is met prof. Visscher, wat de hoofdzaak betreft. Geen Confessioneel kan er vrede mee hebben, dat de Kerk niet eens haar eigen geld mag beheeren ; dat de Staat voogd speelt over de Kerk, enz. En geen Confessioneel mag vergeten, wat er in 1816 en 1852 is geschied ; waardoor de Kerk in een dwangbuis is gekomen en in een dwangbuis weer is losgelaten.

Het valt ons dan ook tegen van dr. Schokking, dat hij, naast zijn bezwaren en bedenkingen, ''een ander geluid heeft laten hooren ; waarom het ons v/erkelijk genoegen doet, dat ds. Lingbeek den Christelijk Historischen woord voerder eens onder handen neemt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's