Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reorganisatie of Modus Vivendi.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie of Modus Vivendi.

II

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tegenstelling tusschen reorganisatie en modus vivendi is niet door ons gesteld.
Wanneer men onder reorganisatie verstaat de principiëele verwerping van de tegenwoordige bestuursorganisatie als strijdig met het wezen der Kerk en haar ontwikkeling belemmerend en de noodzakelijkheid voor de Kerk daartegenover om terug te keeren tot de presbyteriale kerkinrichting en zich opnieuw in belijdenis en leven aan het levende Woord des Heeren te onderwerpen, wel, dan zijn wij hartelijke voorstanders van reorganisatie. Voor ons begrip is dit standpunt allerminst strijdig met het verlangen van een modus vivendi, evenmin als dat voor Hoedemaker het geval was in 1886 ; integendeel, wij achten een modus vivendi de eenige weg om juist tot reorganisatie te komen.
De tegenstelling tusschen deze beide is door de Confessioneelen gesteld door de eigenaardige en eenzijdige opvatting, die ze zoowel van een reorganisatie als van een modus vivendi hebben.
Wilt ge een voorbeeld hiervan ? In „Onze Kerkbode" geredigeerd door den hoofdredacteur, ds. W. de Lange, van Woerden, komt in het nummer van 2 December 1.1. een stukje voor, waarin de lezers (door ds. de Lange zelf ? ) worden ingelicht over de rede van profess. Visscher in de Tweede Kamer. Met erkenning van prof. Visscher's bekwaamheden acht de schrijver hem een zeer gevaarlijk man, zoodat hij zelfs meent hier even te moeten wijzen op 't spreekwoord : „als de vos de passie preekt, boer, pas op je ganzen." Waarin dan dat gevaarlijke van prof. Visscher steekt ? „We weten ons nog zeer wel te herinneren, dat prof. Hugo Visscher de uitvinder is van een kerkelijke modus vivendi, nog niet zoovele jaren geleden. Hij bedoelde met zijn uitvinding onze Kerk als een groote visch in mootjes te snijden en iedere richting een mootje te geven." Ziedaar, het eenige gezichtspunt, van waaruit men van Confessioneele zijde een modus, vivendi weet te beschouwen en waardoor men onmiddellijk gereed staat het etiket „vergif" daarop te plakken.
Een ander voorbeeld. In „Staat en Kerk", het orgaan van de Geref. Staatspartij, meent ds. E. J. H. van L(eeuwen) van Arnhem, te moeten waarschuwen tegen het Convent van Gereformeerde Kerkeraden. Zooals de lezers weten, wenscht deze partij de lijn van Artikel 36, zooals die door Hoedemaker is getrokken, (op wien ze zich in haar manifest ook beriep en aan wien ze alle kenmerkende uitdrukkingen in dit manifest ontleende) op staatkundig gebied door te trekken op dezelfde wijze, waarop de Confess-ioneele Vereeniging op kerkelijk erf voor de door hem voorgestane reorganisatie opkomt, waarbij ze zich ook precies aan 'dezelfde éénzijdigheid schuldig maakt. Welnu dan, ds. E. J. H. van Leeuwen acht in het nummer van 1 December 1922, dat de Gereformeerden bezig zijn allerlei maatregelen te bedenken om een menschelijke oplossing van het kerkelijk vraagstuk tot stand te brengen en onder die maatregelen, die liij tracht uit te stippelen, wordt ook de modus vivendi genoemd.
„Menschelijk" kan hier niet anders bedoeld zijn dan als tegenstelling van „goddelijk." Scherper kan zeker een modus vivendi al niet veroordeeld worden. We hopen nu, dat ds. E. J. H. van L. ons eens verklaren zal, hoe dr. Hoedemaker, de geestelijke vader van de Geref. Staatspartij, in 1886 voorstander van een modus vivendi kon zijn.
Deze beide voorbeelden zijn voldoende om de lezers te doen zien, dat de tegenstelling tusschen reorganisatie en modus vivendi niet van ons, maar van Confessioneele zijde afkomstig is. Reorganisatie is voor hen goddelijke eisch, modus vivendi menschelijk geknutsel ; die reorganisatie zoeken, beoogen het herstel der Kerk, die modus vivendi wilen, zoeken haar verderf en ondergang.
In „de Geref. Kerk" van 30 November 1.1. tracht dr. J. Ch. Kr. onze vraag te beantwoorden, hoe dr. Hoedemaker, de man der reorganisatie, eens voostander kon zijn van een modus vivendi.
„Wanneer, zoo schrijft dr. Kr, ds. W. er aan herinnert, dat ook dr. Hoedemaker eens voor een zekere modus vivendi heeft gepleit, moet wel worden bedacht, dat dit pleiten het reorganisatie-streven niet uitsloot, zooals dat bij ds. W. het geval schijnt."
We hebben boven reeds gezegd, dat voor ons tusschen reorganisatie en modus vivendi geen kloof ligt, maar juist de modus vivendi het middel is om de reorganisatie-gedachte niet alleen in theorie te handhaven, maar ook in de practijk om te zetten.
Wanneer wij in ons eerste artikel vóór modus vivendi kozen en tegen reorganisatie, dan bedoelden wij niet de reorganisatie-eisch als zoodanig, maar de onmogelijke reorganisatie-plannen, die de Confessioneelen voorstaan, in de meening, dat de Ned. Hervormde Kerk met haar verschillende richtingen zoomaar de bestuursinrichting op zij kan zetten en tot de presbyteriale kerkinrichting kan weerkeeren. Iets dergelijks heeft dr. Hoedemaker met zijn reorganisatie-eisch nooit bedoeld, zooals we in een volgend artikel hopen aan te toonen en daarom was bij hem een modus vivendi niet strijdig met zijn beginselen.
Maar dr. Kr. schrijft verder. „Zou het ook zijn, dat dr. Hoedemaker een modus vivendi wilde als een voorbijgaande noodmaatregel in een abnormalen toestand, gelijk de naam feitelijk reeds aanduidt, maar nooit om daarmee het abnormale te wettigen ; ook dus niet als een middel om daardoor te komen tot kerkherstel ? "
Mogen we ten 1e. aan dr. Kr. vragen of hij dan een modus vivendi wil als voorbijgaanden noodmaatregel in een abnormalen toestand ? Of is de toestand tegenwoordig niet meer abnormaal ?
Het komt mij voor, dat, indien dr. Kr. en de Confessioneele Vereeniging er toe kómen om een modus vivendi, al is het onder de genoemde beperkende bepalingen, te wenschen, we heel wat dichter bij elkander komen.
In de tweede plaats betwijfel ik echter of de teekening, die dr. Kr. van Hoedemaker's modus vivendi geeft, juist is.
Dr. Kr. vergelijkt de tegenwoordige kerkelijke verdeeldheid bij een familiegeschil, waardoor men elkander niet zon der hooggaande twist ontmoeten kan. In zulk een geval kan men een bijzondere modus vivendi, d.i. een bijzondere levensmanier voorstellen en b.v. afspreken om alle ontmoeting voor een tijd te vermijden. Gaat men echter dit tijdelijke blijvend maken, dan zou men de verwijdering tot scheiding, tot separatie maken.
Op zichzelf betrekkelijk waar. Maar is het beeld juist ? Dr. Kr. veronderstelt hierdoor, dat zij, die in de Hervormde Kerk met elkander in geschil liggen, van dezelfde familie zijn en dat de onderlinge familieband tenslotte toch een reden kan zijn om weer samen te binden en het geschil te laten varen. Deze trek in 't beeld kan niet overgebracht worden Modernen en Gereformeerden b.v. zijn niet van dezelfde familie. Hun geestesrichting loopt zóó uiteen, dat een gemeenschappelijke geestesgrondslag niet gevonden kan worden. De modus vivendi van Hoedemaker gaat juist van deze erkenning uit en ontleent daaraan zijn groote waarde.
„Van een modus vivendi zou geen spraak behoeven te zijn", schrijft hij op pag. 2 van zijn brochure, „er zou zelfs geen kerkelijk vraagstuk wezen, indien de Rechtzinnigen in eenigerlei vorm „kerkelijke gemeenschap" met de Modernen konden oefenen.
Als allereerste voorwaarde, als sine qua non van het Bestand of Verdrag, dat men een modus vivendi noemt, moeten dus de banden der kerkelijke gemeenschap worden losgemaakt.
ledere poging om langs dezen weg tot een goed einde te geraken, moet m.a.w. uitgaan van de onderscheiding tusschen de Kerk en het Genootschap.
Meer dan één gezin kan desnoods onder een dak leven, mits ieder zijn eigen familiekring en een afzonderlijke huishouding hebbe."
Onder het êéne dak verstaat Hoedemaker de bestuursinrichting, die allen en alles blijft vereenigen en besturen, naar ten opzichte van de geestelijke vragen niets te zeggen heeft, zoodat onder dit dak de Gemeenten gelegenheid ontvangen naar eigen beginsel te leven en zich te ontwikkelen, welke gelegenheid haar thans ontnomen is...
De opzieners der Gemeente krijgen dan „het recht het belijdend karakter der Kerk te handhaven, zoowel bij de toekenning van de volle rechten van het lidmaatsoliap als door de leertucht."
Niemand moet ged'wongen worden kerkelijke gemeenschap te oefenen met hen, wien men het recht van bestaan in de Kerk zou moeten betwisten.
Op den voorgrond sta dus wat prof. J. H. Gunning genoemd heeft : de geestelijke autonomie der gemeenten", pagina 9, a.w.
Zij, die door de leertucht worden getroffen, of zich niet onder het opzicht en de tucht van de opzieners der plaatselijke Kerk willen stellen en toch behoefte gevoelen aan kerkelijk leven en kerkelijke gemeenschap, blijven lid van het genootschap en krijgen gelegenheid zich afzonderlijk te organiseeren, hetzij zooals in een groote stad, waar ze talrijk genoeg zijn, als kerspel-gemeente, hetzij dat ze zich aansluiten bij een naburige plaatselijke Kerk, wier grondslag zij wel aanvaarden kunnen.
Op dezelfde wijze gaat het toe met de Classes. Plaatst een Classicale Vergadering, die evenals de Gemeente geestelijk autonoom is, zich op een grondslag, waarmede een plaatselijke Kerk zich niet vereenigen ; kan, dan krijgt die plaatselijke Kerk gelegenheid zich bij een andere Classis aan te sluiten, die in beginsel één met haar is.
Geen plaatselijke Kerk mag echter op zichzelf blijven staan. Het is duidelijk waarom. Indien een lid der Gemeente b.v. hetzij om redenen van leer of leven door den kerkeraad onder censuur werd gesteld, behoort hem beroep op de Classicale Vergadering, waartoe zijn Gemeente behoort, open te staan. (Zie pag. 9—14 a.w.)
Dit zijn wel de voornaamste leidende gedachten van iHoedemakers modus vivendi, waaruit men zien kan, dat Hoedemaker heeft t)epleit wat de tegenwoordige Confessioneelen haast een werk des duivels achten, n.l. het voimen van een kerk of kerken in de Kenk, al gebruikt Hoedemialcer zeer terecht eene andere uitdrukking, wijl hij de algemeene grootheid, onder wier dak zich verschillende kerken zouden ontwiikkelen, liever het genootschap noemde.
Het is waar, dat Hoedemaker een dergelijken maatregel wilde beschouwd zien als van tijdelijken aard. Maar daarmee bedoelt hij m.i. dat het aanvaarden van een modus vivendi niet het eindpunt, maar het begin van een nieuwe ontwikkeling is. Hij scheen te verwachten, dat groepen, die zich eerst afzonderlijk zouden onganiseeren, later weer naar hereeniging zouden staan. Vandaar dat hij ze onder het ééne dak van het genootschap wil laten blijven om dit in de hand te werken. „Zooveel het kerkbegrip toelaat, schrijft hij in verband hiermee, moet de gelegenheid tot hereeniging blijven bestaan en de overgang zelfs gemakkelijk worden gemaakt." Aan de andere zijde ziet hij echter ook, dat zij, die uit gansch verschillend beginsel leven, tenslotte liever geheel van elkander scheiden ;  „terwijl omgekeerd ook de weg moet worden gebaand voor hen, die zich zelfs van den rekbaren genootschappelijken hand wenschen te ontslaan, om een voldoende vergoeding, naar vasten maatstaf, te ontvangen van het erfdeel, dat ze hiermede prijsgeven en wel in juiste verhouding tot het vruchtgebruik, dat ze tot hiertoe hebben genoten", (pag. 10, a.w.)
Wie deze dingen, door Hoedemaker eens voorgestaan, thans wil verdedigen, wordt door zijn volgelingen verketterd en voor een separatist uitgekreten. Is dat recht ? Toonen ze daarmee niet ten slotte toch den geest des meesters niet gevat te hebben ?
Het bezwiaar, dat een groot aantal kerkgroepen zich in den toestand, door de modus vivendi geschapen, zal ontwikkelen, is o.i. overdreven. Het onder begunstiging van de tegenwoordige bestuursinrichting nog steeds voortwoekerend individualisme, zal in de alsdan te houden kerkelijke vergaderingen zich een grens zien gesteld door het ontwakend kerkelijk gemeenschapsbesef. De kerkelijke vergaderingen zullen dan niet meer een zaak zijn, waarmede enkel de predikanten zich bemoeien, zooals dat nu met de Classicale Vergaderingen het geval is, maar de Gemeenten zullen weer meeleven, omdat het dan om de belijdenis gaat. En hierin val ik Hoedemaker volkomen bij, als hij ergens in één van zijn geschriften zegt : „de Gemeente weet van die fijne theologische onderscheidingen, die wij maken ten opzichte van de verschillende richtingen, niet af ; bekommert zich daar ook niet om. Voor haar bestaat in den diepsten sten grond maar één verschil : Remonstrantsch óf Gereformeerd."
Het komt mij voor, dat deze onderscheiding het hart van alle vragen raakt en dat bij invoedng van een modus vivendi al is het na moeizame ontwikkeling van eenige tientallen van jaren, hierdoor de scheidslijn getrokken zal worden.
Volgens dr. Kr. is echter een modus vivendi niet de geoorloofde; en normale weg, maar wel (zie het bovengebruikte beeld van familietwist) „wanneer de familieleden met het familiegeschil tot het familiehoofd gaan om het aan zijn uitspraak te onderwerpen. Willen sommigen der twistenden van dit familiehoofd en zijn uitspraak niet weten en geven ze dit op een desbetreffend voorstel uitdrukkelijk te kennen, dan blijken ze daardoor van de familie vervallen, is verdere samenwoning met hen onmogelijik en iafscheiding van hen geboden. Zoolang dit echter niet officieel is gebleken en geconstateerd, is scheiding abnormaal."
Mogen we aan dr. Kr vragen, hoe hij zich de verwerkelijking van dit beeld in de practijk denkt ? Moeten bij reorganisatie allen, die het familiehoofd, d.i. Christus, niet willen erkennen en het geschil niet aan zijn uitspraak, d.i. het Woord wenschen te onderwerpen, als gedaagden worden beschouwd, evenals vroeger de Remonstranten, om daarna te worden afgezet van de ambten, die ze bekleedden ? In elk geval het resultaat wordt afscheiding, zooals dr. Kr. zelf erkent ! Of meent hij, dat bij reorganisatie alle Modernen en Ethischen door de kerkelijke samensprekinlg van de dwaling huns wegs zullen aflaten ?
Het komt mij voor, dat een modus vivendi hetzelfde resultaat geeft, wat de Confessioneelen zich van reorganisatie denken, maar in veel gezonder weg. Bij reorganisatie komt tenslotte de scheiding langs den weg van verwoeden partijstrijd en een jagen naar de macht ; bij een modus vivendi langs den weg van natuurlijke ontwikkeling. Bij reorganisatie trekt men tenslotte de scheidslijn niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen ; dan is het : gij buiten, maar ik binnen ; bij modus vivendi beslist een ieder over eigen weg en plaats in antwoord op den eisch : „kiest u heden, wien gij dienen zult."
Onlangs heeft ds. Lingbeek in „de Geref. Kerk" zelf erkend, dat het roepen om reorganisatie, voor eenige jaren steeds sterker wordend, in den laatsten tijd weer verslapt is.
Geen wonder. Er was een groote fout gemaakt, die zich thans wreekt. Men heeft de eisch der goddelijke wet vereenzelvigd met den weg en de middelen, die onder Gods zegen konden leiden tot haar vervalling.
R.

J. G. W.

P.S. Volledigheidshalve zij medegedeeld, dat na het schrijven van ons eerste artikel, dat eenige weken moest overliggen voordat het geplaatst kon worden, ds. Lingbeek in „de Geref. Kerk" heeft geprotesteerd tegen de woorden van dr. J. Schokking, alsof de Kerk thans vrij zou zijn om haar organisatie te wijzigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Reorganisatie of Modus Vivendi.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's