Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

De Kerk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.
Het valt niet tegen te spreken, dat er onderscheiden nuanceering kan zijn en zal zijn in het kerkelijk leven. Duitschland, Amerika, Engeland, Nederland, Dat kan niemand ongedaan maken en dat kan niemand veranderen.
De Kerk van Christus in Engeland, in Amerika, in Duitschland, in Nederland openbaart zich dan ook elk met iets aparts, met iets eigens, dat een groote nuanceering geeft. Dat is naar Gods bestel.
En ook in één land — neem Nederland — is de verscheidenheid groot geweest. Waarbij natuurlijk de scheidingslijn moet getrokken worden tusschen die kerkelijke gezindten of secten, die vierkant in strijd met Gods Woord leven en die kerkelijke gezindten, die Gods Woord eeren als hoogste gezag ; zij 't dan, dat ook daar nog weer geen gering verschil van levenssfeer en mentaliteit wordt gevonden.
Ware de zonde er niet, ja, dan kon de Kerk nog zijn de ééne algemeene Christelijke Kerk der eerste eeuwen (waar de dwalingen echter al spoedig vasten voet kregen). En indien in den tijd der Reformatie Luther precies zoo geweest ware als Calvijn, zou de gedeeldheid in Luthersche en Gereformeerde Kerken geen feit geworden zijn. En zoo zijn ook door verschillende opvatting van den Doop en het ambt - Kerkgemeenschappen als van Doopsgezinden, Baptisten, Irvingianen, enz., ontstaan.
Een voorname factor is hier de zonde, die ons verstand verduistert en ons hart verhardt — en ook bij ontvangene genade nog met menige dwaling vervult. Onze beperktheid van begrip en ons verschillend aanvoelen der dingen komt daarbij. Benevens verschillende nationaliteit en geschiedenis. Toch moet de Gereformeerde Kerk van alle landen zich één gevoelen en haar geestelijke eenheid ook door kerkelijke correspondentie enz-, openbaren. En de Gereformeerden van één en hetzelfde land moeten er zeer zeker ernstig naar staan, dat de plaatselijke Kerk niet gedeeld leeft en dat de plaatselijke Kerken (rondom Woord en Sacramenten vergaderd en staande onder leiding van de ambten : dienaar des Woords, ouderling en diaken) de saamhoorigheid in 't midden des volks doen uitkomen.
De pluriformiteit, welke zich op het terrein van Christus' Kerk en daar rond om, vertoont, mag geen oorzaak zijn, dat de verschillende nuanceeringen als Lutherschen en Gereformeerden elkaar negeeren of loslaten — al zal de verdeeldheid die er nu eenmaal is, de samenstemming telkens belemmeren en de samenwerking niet vergemakkelijken. Er moet met ernst door allen, die het Woord wenschen te eeren en door den Geest van Christus wenschen te leven, naar gestaan worden, dat er iets naar buiten komt van het heerlijke Woord van den Heiland : „hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder elkander." (Joh. 13 vers 35).
En bizonderlijk zij, die zeggen op denzelfden bodem van Schrift en belijdenis te staan als de Gereformeerd-Hervormden, de Gereformeerde Kerken, de Christelijk Gereformeerden, de Oud-en Vrij Gereformeerden, enz., moeten niet van elkaar af-, maar naar elkaar toewerken, gedachtig zijnde aan het woord: „Want gelijk het lichaam één is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ééne lichaam, vele zijnde, maar één lichaam zijn, alzoo ook Christus. Want ook wij allen zijn door éénen Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen ; en wij zijn allen tot éénen Geest gedrenkt." (1 Cor. 12 vers 12 en 13).
We zijn hier in een wordings-proces.
„En het zal worden ééne kudde en één Herder." (Joh. 10 vers 16b).
Veel gebrek treedt hier aan 't licht. En er blijft zooveel wat hier telkens eer scheidt ; waarbij helaas vaak het land bedoelde, toen Hij zei : „Ziet, hoe lief zij elkander hebben !"
Naar de oorzaken van de gedeeldheid der Kerk van Christus in dezen lande — om daar maar bij te blijven — moet intusschen een ernstig onderzoek worden ingesteld. En dan gaan we liefst maar niet allereerst vragen, wat de reden is, dat de Christelijk Gereformeerden gecheiden van de Gereformeerde Kerken even en waarom de Oud-Gereformeerden weer naast en tegenover de Christelijk Gereformeerden staan (is het niet droevig ? ) doch we stellen liever een onderzoek in, waarom niet in de Ned. erv. (Geref.) Kerk alle Gereformeeren saam wonen ?
En dan komen we terug op de vraag : Wat zijn de kenmerken van de ware Kerk ? waarop het antwoord luidde : Ie. de zuivere verkondiging des Woords (Joh. 8 vers 31 en 32 ; 2 Joh. vers 9) ; 2e. de rechte bediening der Sacramenten naar de instelling van Christus (Joh. 15 vers 14 ; Matth. 15 vers 7—9) ; 3e. de handhaving der kerkelijke tucht over leer en leven (Matth. 18 vers 15—18 ; Rom. 16 vers 17).
Beantwoordt de Ned. Herv. (Geref.) Kerk aan die kenmerken ? Zoo ja, dan moeten alle Gereformeerden in die Kerk samenwonen, van stad tot stad en van dorp tot dorp zich openbarend als één gezin, één lichaam, één Kerk, met Christus als het Hoofd en Gods Woord tot wet en regel voor leer en leven, door één Geest gedrenkt. Waarbij dan iets zou uitkomen van 't geen we lezen in Hand. 2 vers 42 : „En zij waren volhardende in de leer der apostelen en in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden."
Draagt nu de Ned. Herv. (Geref.) Kerk de kenmerken van de ware Kerk, ons o.a. in artikel 29 van de Ned. Geloofsbelijdenis genemd ?
Er zullen er niet velen zijn, die onomwonden „ja !" zeggen op deze vraag. Althans niet degenen, die gereformeerd aanvoelen. Want heeft de Ned. Herv. (Geref.) Kerk, als Kerk, „de zuivere verkondiging des Woords" ?
Ga zoo hier en daar maar eens luisteren. B.v. in N.-Holland, of in Groningen, of in Friesland, of in Zuid-Holland, of in Limburg. En wat moet dan het getuigenis zijn na die inspectiereis ?
Dat men van den eenen kansel heel iets anders beluistert dan van den anderen kansel. Ja, als men twee beurten na elkaar in één kerkgebouw bijwoont, dan loopt men de kans dat men er getuige van is, dat in de eene beurt wordt afgebroken, wat in de andere beurt is opgebouwd ; dat 's avonds wordt geloochend, wat 's morgens met kracht is verdedigd.
Dat is een wondere toestand in de Ned. Herv. (Geref.) Kerk !
Want we kunnen gerust zeggen : alle wind van leer waait daar!
Het is ten onzent heelemaal niet, zooals Salomo gezegd heeft : „die wijs is zal hooren en zal in leer toenemen." (Spr. l vers 5), maar die bij ons hoort en oplet, die weet op 't laatst niet meer, wat hij er van denken moet ! En de leer der Hervormde dominé's is geen springader des levens (Spr. 13 vers 14), maar een oorzaak van groote tegenstrijdigheid en verwarring.
Niet maar, dat er. nuanceering in de prediking is. Want dat zal altijd wel voorkomen in elk kerkverband. Doch ten onzent staat het als licht en duisternis, als vuur en water tegenover elkaar.
Dus — moet de Herv. (Geref.) Kerk dan als valsche Kerk worden aangeduid ?
Zoo'n vraag kan toch gedaan worden ! Zij is trouwens al dikwijls gedaan. En het antwood is niet zelden : ja, de Herv. Kerk — bij voorkeur spreekt men dan van het Hervormd Genootschap — is de valsche Kerk ; want „zij schrijft aan zich en hare verordeningen meer macht en gezag toe, dan aan hec Woord Gods ; zij grondt zich meer on de menschen dan op Christus ; zij vervolgt degenen, dat heilig leven naar het Woord Gods en die haar bestraffen over hare gebreken." (Artikel 29 Ned. Geloofsbelijdenis).
Wij kunnen in zoo'n redeneering best inkomen. Het bloed van 1834 stroomt mee door onze aderen. Wat vijandschap tegen de Waarheid Gods, tegen den Christus, ook tegen het Gereformeerde volk, is er in de dagen van de Afscheiding niet openbaar geworden in het midden van onze Hervormde Kerk ! En wat is ook na die dagen dikwijls nog gebleken, dat men de Gereformeerde waarheid en het Gereformeerde volk haat !
Maar — daarmee hebben we niet alles toch gezegd, als we de vraag behandelen: welke belijdenis heeft de Herv. (Geref.) Kerk en welke belijdenis en leer moet in de Herv. (Geref.) Kerk van gemeente tot gemeente verkondigd worden ? Want stellen we de kwestie der Herv. (Geref.) Kerk zóó, dan krijgen we, dat onbetwistbaar de Gereformeerde belijdenisschriften aan het kerkelijk leven in de Kerk ten grondslag liggen. Dan krijgen we : dat de Ned. Herv. (Geref.) Kerk niet een Vereeniging van elk wat wils is, maar wèl: dat in het midden van de Ned. Herv. (Geref.) Kerk het Evangelie van Jezus Christus moet worden verkondigd naar Gods Woord, in den geest en naar het beginsel van onze aloude belijdenisschriften en dat de Sacramenten bediend moeten worden in den geest en naar het beginsel van de formulieren van Doop en Avondmaal.
Zóó stonden de zaken in de Roomsche Kerk in de dagen van Luther niet ! En in theorie èn in practijk was het toen héél, héél anders gesteld in het midden van de pauselijke Kerk. En plaatselijk en als geheel was de Kerk ontzonken aan het Woord.
Dat neemt evenwel niet weg, dat, als men gaat van gemeente tot gemeente en men let op de prediking, het veelszins allertreurigst gesteld is in de Ned. Herv. (Geref.) Kerk. Wat gruwelijke afwijking van de leer ! En als Paulus zegt : „betoon in de leer onvervalschtheid" (Titus 2 vers 7) of : „spreek hetgeen der gezonde leer betaamt" (Titus 2 vers 1), dan bemerken we, dat het er onder ons verre vanaf is, dat ieder prediker „onvervalscht" in de leer is en dat ieder „de gezonde leer" spreekt gelijk „betaamt."
Want ja, alle predikanten in de Herv. (Geref.) Kerk, zonder onderscheid, staan met een beroepsbrief —-door eigen hand onderteekend en dus vrijwillig en eerlijk aanvaard — in hun ambt, in welken gewichtigen brief staat, dat zij „door leer en voorbeeld, bestuur en opzicht, alles zullen doen wat een herder en leeraar, overeenkomstig Gods Heilig Woord volgens de verordeningen der Nederlandsche Hervormde Kerk, betaamt ; inzonderheid door het verkondigen van het Evangelie en het bedienen van den Heiligen Doop' en van het Heilig Avondmaal" enz. Maar hoewel alle predikanten in Noord-Holland, Groningen, Friesland, enz. enz. dat plechtig hebben beloofd en onderschreven, doen zoovelen het niet. „Overeenkomstig Gods Heilig Woord" maken zij tot „overeenkomstig ons believen."
Dan zijn het woordbrekers — zult gij zeggen.
En ja, dat zijn ze ook. Zij breken hun woord, dat zij gegeven hebben ; en zij breken Gods Heilig Woord.
Want terwijl Gods Heilig Woord leert — om maar één ding te noemen — dat Jezus Christus Gods eeniggeboren Zoon is, ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria ; Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gestorven, begraven, nedergedaald ter helle ; ten derden dage opgestaan van de dooden ; opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des Almachtigen Vaders, van waar Hij komen zal, om te oordeelen de levenden en de dooden — hoewel Gods Heilig Woord dat leert en de Apostolische geloofsbelijdenis dat zóó omschrijft, werpen zij dat alles overboord. Zij hebben beloofd het te zullen prediken, maar zij loochenen het in woord en daad !
Hoe dat kan ? En hoe dat maar kan blijven voortgaan ?
.Ia — daar zit een heele geschiedenis aan vast ; en daar moeten wij het nog eens over hebben met elkander. Maar de Ned. Herv. (Geref.) Kerk schrijft nergens voor, dat de predikers Gods Heilig Woord mogen verwerpen en Doop en Avondmaal mogen nalaten of afschaffen of van karakter berooven. Want de prediking moet zijn overeenkomstig Gods Heilig Woord ; en de Sacramentsbediening moet wezen overeenkomstig den aard, het karakter, het beginsel en den geest van de leer der Kerk, die niet mag worden veronachtzaamd maar door allen moet worden gehandhaafd.
En zóó , kan men weer niet zeggen, dat de Ned. Herv. (Geref.) Kerk de valsche Kerk is ; want zij eischt van ieder predikant een Evangelieverkondiging overeenkomstig Gods Heilig Woord en een leven en spreken en handelen in den geest en naar het beginsel der kerkelijke belijdenis.
Wat we dus niet alleen baseeren op artikel 11 van het Algemeen Synodaal Reglement — hoewel we ons ook op dat artikel (vroeger artikel 9) beroepen — maar we baseeren deze onze meening op heel de geschiedenis van de laatste honderd jaar (sinds 1816).
Doch daarover in een volgend artikel.

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's