Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Paapsche stoutigheden en Protestantsche schandelijkheden
De Roomschen voelen zich nog al. Dat is aan onderscheidene dingen goed te merken. En dan is er een zeker soort van menschen, die spreken van „Paapsche stoutigheden", scherp van leer trekken tegen de Roomschen en hun redevoering besluiten met een motie, welke met algemeene stemmen wordt aangenomen. Dan gaat men blij huiswaarts en het is weer eens goed gezegd. Die Roomschen óok ! We zullen ze !
Wat is er gepraat en geschreven over de oprichting van een Roomsche Universiteit. Dat is toch een Roomsche stoutigheid, die alle perken te buiten gaat. Dat gaat vierkant in tegen onzen Protestantschen volksgeest. We zullen ze ! De motie is al aangenomen en die meegedaan hebben tegen Rome te protesteeren, zijn luide geprezen.
Wij vragen ons wel eens af : weet men wel wat men doet en wat men zegt ? . Heeft men ook de moeite genomen, de dingen wat dieper te beschouwen, dan de gangbare meening deze dingen zoo gaarne opdischt ?
Hebben de Roomschen in Nederland het recht een Hoogeschool op te richten, ja of neen ?
Natuurlijk praten we hier niet over de vraag, of B. en W. van Nijmegen, later gesteund door 16 leden van den Raad (met precies de helft plus één) verstandig en goed gedaan hebben, toen zij besloten „aan de op te richten Universiteit een groot terrein gratis af te staan voor den bouw der noodige inrichtingen en bovendien de toezegging te geven van een jaarlijksche subsidie van ƒ 100.000.—."
Wij vinden dit niet goed ; maar het is een bijkomstige zaak tenslotte. Men geeft aan schouwburg, leeszaal, enz. Waarom niet aan een Universiteit ? Maar nog eens, dat is hier een bijkomstige zaak. Bn we moeten de hoofdzaak in 't oog houden : hebben de Roomschen in Nederland het recht een Hoogeschool op te richten, ja of neen ? En dan lijkt het ons moeilijk te verdedigen, om te zeggen : neen ! Waar de Regeering drie Hoogeschoolen nu jaren en jaren zóó heeft ingericht, dat daar aan die „Fabrieken der wetenschap", waar de knapste koppen werken, leeren, leiden, vormen, steeds een heirleger van ongeloovigen aan 't werk zijn, terwijl geloovigen eigenlijk slechts geduld worden - en meer gepasseerd dan benoemd — daar kunnen wij het best begrijpen, dat de Calvinisten eenerzijds en de Roomschen anderzijds zeggen : wij gaan zelf een „Fabriek van wetenschap" oprichten, waar ónze mannen vrij en blij werken kunnen, tot bevordering van de wetenschap en tot vorming van de studenten, die straks als doktoren, advocaten, predikanten, leeraars, aan allerlei onderwijsinrichtingen enz. enz., als wetenschappelijke menschen van christelijke confessie tot zegen kunnen zijn van velen, om anderen weer te kweeken, die op allerlei terrein des levens gaarne den Heere dienen willen in allerlei ambt en arbeid.
Wat heeft men mannen als Bilderdijk en Da Costa laag behandeld in de „neutrale en liberale" wetenschappelijke we­reld ! In de Vergadering van de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden wilde niemand naast Bilderdijk zitten. Totdat Kemper binnen kwamen aan die ergerlijke vertooning een eind maakte, door zijn stoel naast dien van den dichter te zetten.
En hoe heeft men Groen van Prinsterer, Kuyper, Rutgers, enz. enz. behandeld ? Voor Knappert en Cannegieter en Goossen was er een hoogleeraarszetel, maar de Kerk — om daar bij te blijven — oordeelde, dat voor mannen van positieve belijdenis geen professorsstoel paste. Dat waren — en de Regeering dacht evenals de Kerk — dompers, enz. Met de kwezelarij van zulke menschen kon men toch immers niets beginnen !
Geen wonder, dat de Calvinisten een anderen weg gezocht hebben. Waarvan nog lang niet bewezen is, dat die weg zoo slecht en zoo te veroordeelen is. Integendeel. Die zelf leeft uit een positieve belijdenis, houdt z'n hart dagelijks vast, ais hij er aan denkt, hoeveel jonge menschen — 't begint al met de kinderen — aan zgn. neutrale onderwijsinrichtingen vergiftigd en bedorven worden en schipbreuk lijden.
Of nu de Roomschen geen recht hebben in Nederland een eigen Universiteit te stichten. Natuurlijk.
Doch eigenlijk wilden we, waar we aan allerlei spreken en protesteeren tegenover „Paapsche stoutigheden" gedachtig waren, op iets anders wijzen. En dat is op heel iets vreeselijks en heel iets verschrikkelijks.
Rome voelt zich nog al. En Rome laat het merken ook.
Dat heeft mr. Bomans, het R.K. Kamerlid, onlangs nog weer eens doen voelen door een artikel in de „Nieuwe Haarlemsche Courant" geplaatst. Wat voelt Rome zich !
Hoe ? en waarom ? Dat zullen wij zeggen.
De Roomsche Kerk heeft altijd gevoeld, dat de Hervormde Kerk 't krachtigst bolwerk was tegenover Rome. Daar zaten mee hun krachtigste tegenstanders. En als de neuzen geteld werden, dan waren er altijd veel meer Hervormden dan Roomschen.
Maar zoo langzamerhand is Rome bijna in aantal even sterk geworden als de Hervormden zijn.
Tegenover 2.444.583 Roomschen staan nog slechts 2.826, 633 Hervormden. Het verschil bedraagt dus nog geen 400000. Er zijn nog wel een miljoen Protestanten, die tot een ander Kerkgenootschap behooren, doch de Hervormde Kerk is op weg haar plaats, niet alleen als volkskerk, maar zelfs als grootste Kerk in Nederland te verliezen. En dan komt in haar plaats de Roomsche Kerk !
Dit moet voor ieder Hervormde natuurlijk pijnlijk zijn.
Maar hoe is 't ook met de Hervormde Kerk gegaan ! En Protestanten hebben dat gedaan !
Wat is bovendien „Hervormd", wat is „Protestant." Wat verzameling van vogels van diverse pluimage ; een éénheid, welke geen eenheid is; maar een koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is en God niet eert en dient naar Zijn Woord.
Doch naast deze geestelijke, godsdienstige oorzaken van verval en verzwakking bij ons, zijn er nog wel andere dingen te noemen.
Eén er van is : de teruggang 'van het geboortecijfer bij de Hervormden in tegenstelling met dat der Roomschen.
In 1871—1880 was het aantal geboorten bij de Hervormden 318.275, bij de Roomschen 253.464. Een voorsprong bij de Hervormden van bijna 55.000.
In 1911—1920 was het geboortecijfer der Roomschen 582.322 en dat der Hervormden 580.102, of ruim 2000 in het nadeel der Hervormden, niettegenstaande hun meerderheid van 400.000 zielen.
Deze dingen spreken boekdeelen van schandelijke, onzedelijke practijken in het huwelijiksleven. En deze cijfers zeggen, dat in ruim 15 jaar het Roomsche deel der bevolking de „sterkste gezindheid" zal zijn in het Protestantsche Nederland.
Voor Noord-Holland zijn deze cijfers het meest sprekend en het meest onheilspellend.
In 1871—1880 bedroeg het aantal geboorten bij de Hervormden 56.384 ; bij de Roomschen 37.110 ; d.w.z. ruim 19.000 in het voordeel der Hervormden.
In het tijdvak 1911-1920 waren deze cijfers 63711 en 79402 of bijna 16.000 in het voordeel der Roomschen. Of anders gezegd, de Roomschen gingen in het aantal geboorten in Noord-Holland met ruim 100% vooruit, de Hervormden met ruim 12% ; dat is dus niet minder dan 88 % in het voordeel der Roomschen !
Cijfers zijn een dor materiaal. Ook kan men soms met cijfers goochelen, om te bewijzen, wat men graag wil bewijzen. Maar bovenstaande cijfers zijn huiveringwekkend sprekend.
In Haarlem werden in 1871—1880 geboren 3016 Hervormden en 2981 Roomsche kinderen. In 1911—1920 bedroegen deze cijfers 3101 en 5519 ; m.a.w. bij de Hervormden eene toename van even 3% ; bij de Roomschen bijna 90%. Bij de Hervormden bijna stilstand, bij de Roomschen bijna verdubbeling.
Zijn 't nu „Paapsche stoutigheden", die dit alles doen ?
Wij gelooven, dat deze cijfers een zedelijiken achtergrond hebben.
En van „Paapsche stoutigheden" is hier geen sprake.
Maar waarvan zullen we spreken ten opzichte van de Protestanten en van de Hervormden ?
Waarvan in Noord-Holland ? Waarvan door héél Nederland ?
Er zullen hier andere dingen noodig zijn, dan philippica's met moties.
Wanneer zal men gaan verstaan wat Protestant, wat Hervormd is ?
En wanneer zal men gaan beseffen, dat die met loslaten van God en Zijn Woord, tot allerlei zonden en gruwelijkheden zich wenden, ook een wis verderf tegemoet gaan ?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's