Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het 25-jarig regeeringsjubileum van H.M. onze Koningin ligt nog maar kort achter ons. Dat jubileum heeft heel wat pennen in beweging gebracht. Verschillende beschouwingen werden gewijd aan de regeering van onze Vorstin, en als van zelve ook aan het doorluchte Huis van Oranje, waaruit onze Koningin gesproten is.
Een zeer lezenswaardig artikel verscheen van de hand van één onzer mannen in „Onze Prinsenstad." De heer P. A. van Schuppen, van Delft, schreef daarin een beschouwing over „Oranje en de Politiek", die niet zonder historische waarde is en daarom verdient ook onder de oogen van de lezers van ons blad gebracht te worden.
Het eerste gedeelte volgt in dit en het tweede in het volgend nummer.

„Oranje en de Politiek".
Zoo op den klank af lijkt de combinatie van deze twee woorden in één opschrift als thema van behandeling bij het jubileum niet gelukkig. We zijn zoo gewoon om al dadelijk juist uit eerbied voor Oranje, te zeggen : We betrekken Oranje niet in den politieken strijd l Maar, natuurlijk, van politieken strijd is bij een jubileum als we nu vieren heelemaal geen sprake. Veeleer zien we niet dankbaarheid naar de eenheid in ons; volksleven, die zich uit in een gemeen-schappelijk vreugdebetoon, nu het Gode belieft deze dagen van gedenken te schenken. We haasten ons dus, om nader de ons gestelde taak aldus te formuleeren : De beteekenis van Oranje voor ons staatkundig leven. En dat ook onze partij deze beteekenis volle recht doet ervaren, blijkt al dadelijk, wanneer we in artikel één van ons beginselprogram lezen : De Antirevolutionaire of Christelijk Historische richting vertegenwoordigt, den grondtoon van ons volkskarakter, gelijk dit. door Oranje geleid, onder invloed der Hervorming, omstreeks 1572 zijn stempel ontving.
Jammer, dit maar terloops, dat bij de boedelscheiding tusschen de twee Christelijk Staatkundige partijen in ons vaderland elk een stuk van den oorspronkelijken dubbelen naam meenam en die namen nu, inplaats van beginselaanduiding veeleer tot partijnamen werden. En immers de namen behooren saam als uitdrukking van een negatief en positief, van een waartegen en waarvoor. Trouwens waar geen der twee partijen voor elkaar wenscht onder te doen in eerbied voor ons Oranjehuis, laten we den dubbelnaam maar rustig staan, ook als een uiting van eenheid in waardeering van 't aloude stamhuis, dat door Gods wonder bestel reeds meer dan drie eeuwen ons volksleven leidde.
Ja, Oranje was naast God schipper van het Schip van Staat, maar in Vader Willem, onzen eersten Oranje, zien we meer dan den schipper, veeleer den bouwer van het het niet grote, doch volzeewaardige vaartuig waartegen de golven beukend braken en de stormen vruchteloos, kampten. Nog nauwelijks was het den Bourgondischen en Oostenrijkschen vorsten, een Filips den Schoonen, Karel den Vijfden en Philips II gelukt om aan deze gewesten een eigen Roomsch volkskarakter te geven en ook in politieken zin deze landstreken tot een eenheid samen te voegen, of de Hervorming stak op als een storm en wierp het nieuwe bouwsel op 't strand. En hoe zouden de Geuzen dat zoo maar stilletjes kunnen aanzien ; ze sloopten met man en macht en straks wordt op de Calvinistische helling dit Spaansche pleizierjacht gereconstrueerd tot „de Zeven Provinciën", met het Oranjeblanche-bleu in top. Of zonder beeldspraak. In het laatst der vijftiende en begin der zestiende eeuw was het den heeren dezer Nederlaridsché gewesten te doen om deze erflanden met hun rijkdom en welvaart tot een vasten eenheidsstaat te vormen en tegelijk natuurlijk het Roomsche karakter diep in te stempelen. Als Filips II zijn achttien bisdommen hier instelt en de geestelijkkerkelijke opperleiding in deze landen zelf legt, dan getuigt deze daad van wijsheid en beoogt ze niet alleen een vaster indrukken van het Roomsche stempel in ons volkskarakter, maar evenzeer nauwere samenvoeging der Nederlandsche gewesten. Maar dan komt de Hervorming dit fijn uitgedachte staatkundig godsdienstig streven der Karels-en Philips verstoren. Een nieuwe geest dringt door, dank zij het Woord Gods; dat naar de Luthersche Vertaling, zijn stralen gaat uitzenden en indringt in het denken en gelooven en dat Woord gaat verdeelen de oude samenvoegselen, dringt door merg en been van het Nederlandsche volkskarakter, schudt de geesten wakker en de oogen gaan in het rosse schijnsel van roode vuren begroeten het morgenrood van eén nieuwen dag. Geloof het maar gerust, toen in de jaren 1520—1570 heeft de Held voorspoediglijk gereden op het Woord der Waarheid. En wat telkens weer tot verwondering ons. kinderen der Reformatie, brengt, is dit : die mannen en vrouwen van de „nije leere", die martelaars, die het Woord dronken als water, kwamen uit hun geloofsleven als bij intuitie tot een nieuw staatkundig besef, tot een Christelijk puriteinschen geest, den geest van Galvijn, die het volkskarakter gaat doortrekken, en de hieruit opgeklommen begeerte tot vrijheid om God te dienen naar uitspraak der consciëntie steekt ten slotte Roomsch en on-Roomsch aan, ook de Staatkundige staketsels te verbreken. De zucht om consciëntievrijheid is de primaire, de strijd om burgervrijheid was onlosmakelijk daarmee verbonden. En nu is dit het mysterie, dat in deze spanne tijds, God een Willem van Oranje verwekt, hem toerust met genialen staatsmanssblik, doch allereerst zijn ziel geestelijk stemt op de ziel van dit worstelend volk. Als Oranje zich in 1568 aan 't hoofd stelt van den opstand is hij met edele bedoeling bezield en maakt hij de zaak van dat hoopje Geuzen tot de zijne, zijn rechtsgevoel was gekwetst, hij zal als Mozes den Egyptenaar vellen. Zeker, hij had toen openlijk gekozen voor de Hervorming, maar in 1566 sprak hij evenzoo voor Margaretha: ., lk ben Roomsch, maar kan niet dulden, dat iemand om zijn geloof vervolgd wordt." Ook deze Mozes moest eerst vluchten en dan leeren : Ik wensch liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden dan in al de schatten van Egypte te deelen. Zoo nam God ook Oranje in Zijn leerschool, en door een vierjarig zwerfleven in Duitschland, verlaten van allen en geworpen in den smeltkroes van het lijden, komt hij terug als een ander mensch, en betuigt, als hij in 1572 te Enkhuizen voet aan Holland's wal zet : "Ik ben hier gekomen om Gods wil af te wachten."
Als nu in artikel Eén van ons Program het jaartal 1572 staat te lezen, gaan we daarmee accoord. Niet omdat ons volkskarakter toen zijn Calvinistisch stempel ontving, maar veeleer om dat toen Willem van Oranje zich als 't ware symbolisch aan de Tafel des Heeren verbond met dat Gereformeerd Puriteinsch volksdeel, omdat hun God ook zijn God was, hun dood ook zijn dood zou zijn. Dan is hij niet meer de Luthersche aristocraat, die in den grond van zijn hart een afkeer voelde van dat Calvinistisch volk van boeren en visschers, maar is hij de Calvinistische democraat, die hunner één werd door geloofsgemeenschap, dan is hij de man van de kleine luiden, dan loopt hij op met den voortboomenden schipper langs het oude Delft, die hem groet met het simpele : „Willem." Zoo is 1572 voor ons staatkundig leven het wondere moment dat Nederland en Oranje als door eed en verbond samen zullen optrekken op hope tegen hope en het verwondert niet dat de oude duit de rekenpenning van 1574 ons de Hollandsche maagd, de weerlooze, slechts door lagen tuin beschermd, toont, nochtans rustig wijzend naar de zonne der gerechtigheid en in het omschrift belijdend : Onze hulp is in den Naam des Heeren. Als ons fundamenteel artikel spreekt : door Oranje geleid, dan is dit meer een algémeene waardeering van het Huis van Oranje, dan een volkomen recht doen aan de staatkundige beteekenis van den Vader des Vaderlands persoonlijk. Hij zelf heeft een staatkundig denktype gegeven, er is een Calvinistische grondvorm uit hem als den geestelijken Vader gegroeid, waartoe wij ons, als Antirevolutionairen der twintigste eeuw voorgelicht door dr. Kuyper zeer na verwant gevoelen. Maar die eigen visie, waarvan Willem van Oranje als staatsman niet afliet, heeft hem miskenning en wantrouwen bezorgd van vele geestelijke leidslieden des volks van toen en eenzelfde lot zou hem ook thans beschoren zijn, leefde hij nu nog.
De kreet der consciëntievrijheid, die hij van een zuchtend volk onder de bloedplakkaten ontving en overbracht tot voor den troon van. Margaretha, de moderatie, die hij in 1568 als Lutheraan o zoo graag mee hielp afkondigen in stad en land als bewindvoerder in Holland, omdat hiermee reeds een stuk consciëntievrijheid bevochten was, die zelfde vrijheid, om God te dienen naar uitspraak van eigen geweten, eischte hij ook op voor Rome. toen hij als staatsman bewust leefde uit de Calvinistische gedachte. Het meest doorslaande bewijs ligt weer in 1572. De eerste vergadering der Staten van Holland zal in Dordrecht gehouden worden. Willem van Oranje is de man, als Stadhouder, op wien aller oog gericht is. Marnix van St. Aldegonde, door wiens invloed Oranje mede was geleid tot de Gereformeerd-Staatkundige gedachte, zal deze vergadering presideeren. En wat wordt hier bepaald ? Niets meer en niets minder dan dat er vrijheid van godsdienst zou zijn, zoowel voor Roomsch als on-Roomsch. en voor beide zouden door de Overheid kerken worden ingeruimd. Zeker in 1575 voelen de Staten van Holland zich reeds „unheimisch" tegenover de onafhankelijkheid waarmede zich de kerk institueert en wordt Oranje gelast „om de kerkelijken in bedwang te houden", geen kerkeraden te gedoogen dan bij goedvinden van de magistraten of staten. Met het vertrek van Alva voelen zich de Roomschen niet meer veilig in Holland en Zeeland en trekt overal de geestelijkheid weg. Als een echte uiting van reactie gaan nu de Staten dezer provincies den Roomschen godsdienst verbieden. De Bartholomeusnacht spreekt hierin een woord mee natuurlijk.
Maar in 1576 komt de Pacificatie van Gent tot stand ; een stuk van groote staatsmanswijsheid; overal zou de Roomsche godsdienst gehandhaafd blijven, dan alleen niet in Holland en Zeeland ; de religieplakkaten werden afgeschaft. En in 1578 komt de godsdienstvrede tot stand ; men zou ook in Holland en Zeeland de Roomschen dulden en in de overige gewesten ook de Protestanten, de godsdienstoefeningen zouden vrij zijn. zoodra honderd gezinnen dit verlangden ; bij ambten of bedieningen zou allereerst op bekwaamheid en niet op belijdenis acht geslagen worden.
Deze godsdienstvrede heeft Dathenus aanleiding gegeven om Willem den Zwijger te noemen „den prins, die noch God noch religie heeft." Als de politieke toestand het noodzakelijk maakt, dan vereenigen zich de Noordelijke gewesten in de Unie van Utrecht, waarin bepaald wordt, dat Holland en Zeeland de zaak van den godsdienst voor zichzelf kon regelen, dat de andere provinciën den godsdienstvrede hebben te handhaven. Toen echter in 1583 dit artikel werd veranderd en de Gereformeerde religie als de eenige zou gehuldigd blijven, lag daarin uitgesproken het groote wantrouwen tegenover Rome, omdat er verdenking groeide, dat Rome vooral in het Zuiden met Spanje heulde. Hoe het zij, het principe van consciëntievrijheid heeft Willem van Oranje niet alleen als beginsel gehuldigd, doch ook naar zijn vermogen gezorgd in practijk te brengen. Terwille van dat beginsel heeft hij de gunst moeten derven van de Gereformeerde predikanten, die niet aflieten om zijn persoon in discrediet te brengen.
De deugden van den grooten Oranje zijn gesymboliseerd in de figuren van : Gerechtigheid, Vrijheid, Godsdienst en Moed op de vier hoeken van het praalgraf. Geniale greep van Hendrik de Keyzer bouwer van de graftombe. Willem zag den maatstaf van het recht zuiver. Niet de Kerk zou, zooals Rome wil, zeggen wat recht was, niet de overheid moet kerk zijn, zooals de Gereformeerde staatsidee zou decreteeren, maar de consciëntie der overheid, door het Woord Gods verlicht, zou het recht bepalen.
De Vrijheid : Willem zag ook den maatstaf voor de vrijheid zuiver. De overheid is gebonden tot vrijlating van het Evangelie, maar de staatsmacht heeft haar grenzen waar de consciëntie begint te spreken. De staatstheorie onzer vaderen heeft deze vrijheid niet aanvaard, „al bleven haar plakkaten tegen Rome meestal vogelverschrikkers van papier." (Dr. Kuyper, Ons Program).
Het beeld van den Godsdienst: een kerk, die steunt tegen het bronzen been waarvan de voet rust op een steen met het woord: Christus. De kerk steunend op het Koningschap van Christus niet afhankelijk van den staat, evenmin heerschend over den staat. Datheen moge dan Oranje voor Libertijn gescholden hebben (Janssen, P. Dathenus), toch vinden we de idee van de vrije kerk, los van staatsbanden sterker afgeteekend in Oranje's gedragingen, dan in de felle propaganda der Gereformeerde predikanten uit die dagen voor een heerschende kerk. Omdat èn liberaal èn antirevolutionair beiden oordeelen, dat de Overheid zooveel mogelijk van alle inmenging in zaken, „de zaliging der ziel" rakende, zich te onthouden heeft, doch uit geheel verschillende beweegredenen daarom is 't mogelijk, dat zulk een verkeerd etikette door onze toonaangevende predikanten ook Vader Willem op de borst gehecht werd.
Wars van anti-papisme, en dat beteekent toch wat in dien tijd, had hij den moed om bevriend te zijn met den geleerden zachten prior van het Sint Agathaklooster te Delft, in welks behuizing hij zijn intrek had genomen. En als Graaf van der Marck in zijn dolle onbezonnenheid dezen Roomschen priester laat oplichten en op schandelijke wijze den martelaarsdood doet sterven te Leiden in December 1572, dan wordt deze gruweldaad door Prins Willem gestraft, al was dan datzelfde jaar ook getuige van het afgrijselijke bloedbad van den Bartholomeusnacht in Frankrijk. Een artikel 36 van onze Geloofsbelijdenis strookte niet met het beginsel van onzen *Vader des Vaderlands. En als ook wij in onze politieke belijdenis tegenover een vernieuwde actie in dezen vooral van de pasgevormde Protestantsche staatkundige partijen ernstig positie nemen, dan zijn we in goed gezelschap. En als ook wij daarvoor van beginselverzaking, verflauwing of halfheid beschuldigd worden, dan weten we, dat Willem de Zwijger ruim zijn deel heeft gehad van dezelfde miskenning. Zeker, Oranje was politicus genoeg om weerstand te bieden tegen elke ultra-montaansche machtspolitiek en hij heeft dat op zijn tijd getoond en er tegen gewaakt. Wij willen ook daarin zijn voetstappen drukken en als door Oranje geleid in 't geweer komen tegen „Paapsche stoutigheden" ; maar wij wenschen evenzeer onze politieke erve vrij te houden van alles wat aanbotst tegen het hooge beginsel van consciëntievrijheid, ja, wat meer is, wij kiezen juist daarin positie tegen den Roomschen zuurdeesem van een theocratisch staatkundig beginsel.
In elk geval: het beeld van den moed, het vierde bij het praalgraf, is heusch niet misplaatst in de rij der bronzen getuigenissen van Oranje's deugden. Zijn staatsmansmoed mocht inderdaad geen mindere zijn dan zijn veldheersdapperheid. Het doornentakje als symbool der voorzichtigheid paste hier wonderwel bij, want in deze felbewogen jaren met geweldige geestelijke stuwen was het geen lichte last om schipper op dit schip van staat te zijn. Maar bij het mysterie van Oranje kwam ook het mysterie van Nederland. Ons volksleven heeft zich van meet af gewend aan de souvereiniteit der Oranjes, en onder Gods wondere leiding heeft die souvereiniteit zich dadelijk hecht en vast in onze geschiedenis geworteld, juist omdat dit volk als „issus de Calvin" leefde bij de absolute souvereiniteit Gods en wist hoe door Hem alleen „de vorsten regeeren." .

(Slot volgt).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's