Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenvoudige Bijbellezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenvoudige Bijbellezing

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk ik u vermaand heb. dat gij te Efeze zoudt blijven, als ik naar Macedonië reisde, zoo vermaan ik het u nog, opdat zij sommigen beveelt een andere leer te leeren ; Noch zich te begeven tot fabelen en oneindige geslachtsrekeningen, welke meer twistvragen voortbrengen dan stichting Gods, die in het geloof is. 1 Timotheus 1 vers 3 en 4.

(1 Timotheus).
Geen andere leer. Het moet ons opvallen dat hierover het eerst geschreven wordt in dezen herderlijken brief. Veel zal straks door den apostel over de bijzondere plichten van een ieder gehandeld worden, maar dit gaat voorop. Geen andere leer mag er geleerd worden. Welke vreemde dingen de menschen in Efeze al voor den dag brachten, zullen wij zien. Daarvan zegt de apostel ook iets. Maar met dat al legt hij toch den nadruk op de ware leer, op de zuivere belijdenis.
Hoe gaarne de apostel zijn geestelijken zoon, Timotheus, ook bij zich had, voor deze belangrijkste zaak in den herderlijken arbeid bracht hij gewillig dit offer. „Gij moet nog maar te Efeze blijven, Timotheus. Daar hebt gij nog uw werk. Blijf daar op uw post, om sommigen te bevelen geen vreemde leer te brengen."
Bevelend moest Timotheus hierin optreden. Het moest niet geschieden in den vorm van een verzoek of eene dringende noodiging, of door eene bespreking op voet van gelijke rechten. Niet zóó, dat Timotheus zou zeggen : „goed, gij hebt die opvattingen, maar ik heb de mijne ; laat ons er eens over spreken, om ons bewust te worden van hetgeen waarin wij het wèl eens zijn." Neen, een bevelend karakter moest de herderlijke werkzaamheid van Timotheus vertoonen. Het recht om aldus te bevelen had hij van zijn Zender ontvangen.
Ik geloof dat de ambtsdragers tegenwoordig niet meer durven te bevelen, 'k Bedoel niet, dat zij zullen heerschen over het geloof van een ander, of dat zij zich zullen verheffen boven anderen die van het Evangelie van Christus afwijken. Neen, zóó niet. Als het Evangelie gekend wordt, zal dit nederige menschen maken, die bevreesd zijn, voor zoover het ambtsdragers betreft bij hun bediening, in dien zelfden tijd verwerpelijk bevonden te worden. Mocht er bij velen in dezen zin maar een gedurige vrees zijn. Maar dit sluit toch niet uit, dat zij met gezag mogen optreden tegenover hen, die zich van de leer der zaligheid afkeeren. 2lj behoeven daartoe niet de woorden : „ik beveel u" altijd op de lippen te hebben. Maar toch moet het een doorloopende karaktertrek van hun werkzaamheid zijn. Zoodat het uit al hun spreken en getuigen blijkt, dat er zonder het Evangelie der genade geen vrede en geen zaligheid is, dat vervloekt is een ieder die daarvan afwijkt. Zulk een bevelen was er bij den Heere Jezus toen Hij over Jeruzalem weende en het volk tot bekeering riep. Het was er ook bij Paulus, toen hij zeide ; ik bid u, laat u met God verzoenen. Ook als hij schrijft: al ware het een engel die een Evangelie verkondigt buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.
Om dit bevelend werk te doen hebben de predikers den geest der genade wel noodig. Het moet biddend gebeuren, met een heilig begeeren om zelf te weten wat, naar Gods openbaring, het Evangelie der genade is. Men moet zich niet met beuzelachtige bijzaken ophouden. Er zijn menschen, die in kleine dingen „pal staan voor de Waarheid", zooals zij meenen, maar die niets verstaan van de gezonde woorden Gods. Het moet ons gaan over de kennis van Jezus Christus, den Zaligmaker. Opdat wij het aandurven het rondweg te zeggen : „die in den Zoon, d.ï. in den Christus der Schriften, gelooft, heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam, is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem." Zulk een heilige moed, biddend verkregen, biddend bewaard, zet noodwendig een stempel op het herderlijke werk. Dan zijn wij geen mannen zonder ruggegraat en slap van lendenen, in het werk dat ons opgelegd is. Om het met andersdenkenden nog zooveel mogelijk te kunnen vinden en„lieve-broedertje" te spelen met hen, die het schoonste van den Heiland negeeren. De ambtsdragers hebben zelf een bevel van hun Zender ontvangen en daarom bevelen zij ook geen andere leer te leeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Eenvoudige Bijbellezing

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's