Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeremia 2 vers 36.

Wat reist gij veel uit!
Dit woord is een klacht des Heeren over Zijn volk. De Godsgezant Jeremia moet die opheffen ter waarschuwing tegen een valsch vertrouwen en een ijdel hopen op menschen en des menschen werk.
„Wat voor onrecht", zoo dringt de Heere, „hebben uwe vaders aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn en hebben de ijdelheid nagewandeld en zij zijn ijdel geworden" ? Is er een volk dat de goden veranderd heeft ? „Nochtans heeft mijn volk zijne eer veranderd in hetgeen dat geen nut doet." Israël heeft den dienst van Jehovah ingeruild voor dien van de afgoden. „Ik had u toch geplant, een edelen wijnstok, een geheel getrouw zaad : hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde ranken eens vreemden wijnstoks" ? Daarom twist de Heere met Zijn volk en brengt Hij het onder Zijn roede. Doch inplaats van te buigen en Gods gerechtigheid te bekennen, durft het in verblindheid te zeggen : ik heb niet gezondigd ! Volhardend bij zijn Godsverzaking nemen vorst en volk, als zij worden ingesloten door den vijand, toevlucht tot Egypte, dien gebroiken rietstaf, welke de hand doorboort, en niet tot hun God. Egypte zal verlossing brengen.
Heilig spottend slingert de profeet hun deze zonde van valsch vertrouwen en ijdel hopen op Egypte in' het aangezicht, zeggende : Wat reist gij veel uit ! Nu eens zal Assur u helpen, dan weer Egypte. Telkens verandert gij uw weg, zoekt gij uw hulp bij een ander. Het zal alles tevergeefs zijn. Beschaamd, met uw handen op uw hoofd, zult gij wederkeeren, want de Heere hééft al uw vertrouwen verworpen. Gelijk het eens Achaz ging, toen hij hulp van Assur verwachtte (hij benauwde Achaz, doch hielp hem niet, 2 Kron. 28), zoo zal het ook nu gaan met Egypte. Gij wordt beschaamd ! O, dwaas volk, wat reist gij veel uit, veranderende uwen weg !
Jeremia voelde hoe Gods eere ge­krenkt werd en het heil des volks vertreden.
Teekent dit woord niet juist het beeld van den natuurlijken mensch ? In Adam, zijn verbondshoofd, uitgereisd uit het paradijs, van God vervreemd en den Springader des levenden waters verlaten hebbende, kan noch wil de mensch meer op God vertrouwen. Hij heeft zich gebroken bakken uitgehouwen, die geen water houden. De wereld, zijn kracht, de zonde, het vleesch, het geld, zijn verstand, zijn deugden of ook zijn eigengerechtigheid en werkheiligheid zijn nu zijn „god", op wien de onbekeerde vertrouwt. Dat zijn de ledige bakken, waaruit hij zijn dorst zoekt te lesschen. Wordt hij door Gods Geest niet ontdekt zoo gaat de mensch er mee voort tot 't einde en hoe bitter zal dit dan zijn !
De wereld waarin wij leven geeft een getrouw beeld van den hopeloozen toestand van het onherboren hart. Onder 't straffend oordeel Gods weigeren de volken nochtans te belijden : Het is buiten hope ! Nog tracht men zichzelf te redden met behulp van Conferentie of Volkenbond, met het vreeselijk gevolg, dat we steeds dieper wegzinken.
De mensch reist zooveel uit met zijn wil en gedachte. Zijn leven gaat zoozeer buiten God om, dat van hem geldt: „Een os kent zijn bezitter en een ezel de krib zijns heeren, maar Mijn volk verstaat niet ; Israël heeft geen kennis.
Wij willen liever niet thuis zijn in eigen hart, opdat we tooh niet weten hoe verloren en vijandig wij zijn. Om niet ontdekt te worden aan onze doemwaardigheid en machteloosheid, reizen we uit om onszelf te helpen.
Komt de waarschuwende stem Gods, dan geeft de mensch „niet thuis !" Komt de eisch Gods al te dicht aan zijn geweten, dan zegt hij: als ik gelegener tijd zal bekomen hebben en hij gaat weer „op reis." Treft hem een smartelijk verlies, dan tracht hij het weg te werken door afleidende gedachten. Op reis naar de plaatsen der ijdelheid. Op reis naar de genieting der zonde ! Altijd op reis. Maar waar hij nooit komt ? Op de knieën, in de schuld voor God!
Toch daar alleen wordt hij ontdekt aan het bedriegelijk vertrouwen en dus het ijdel hopen op mensch of wereld.
De Heere Iaat nog dringend Zijn Woord brengen : Wat reist gij veel uit, o, dwaze sterveling ! gij gaat verloren, tevergeefs verwacht gij het van wat God niet is, — opdat gij getroffen wordt en leert inzien uw hopeloosheid, uw reddeloosheid ; ja, dat gij op reis zijt naar den eeuwigen dood.
O, wat reist gij veel uit, veranderende uwen weg, gij zult van Egypte beschaamd worden gelijk gij van Assur beschaamd zijt!
Het klaagt u aan u !
Dit geldt niet slechts van de wereld.
Ook van Gods volk. Ook voor hen staat het zoo dreigend geschreven : Wee dengenen, die om hulp aftrekken in Egypte en vragen mijn mond niet.
't Is tot oneere Gods en tot schade onzer ziel ! Het krenkt Gods recht.
Wie door genade hieraan mocht ontdekt worden, gaat inzien dat Assur „niet helpt, maar benauwt", omdat hij, met al zijn werken en vertrouwen op vleesch steeds verder van God en dichter bij de hel kwam. Zulk een ontdekte beseft, dat hij steeds zondiger wordt voor God en dat, zoo hij ooit zal behouden worden, niet zijn werk, maar alleen genade tusschenbeide moet komen. De Heilige Geest snijdt al zijn eigengerechtig pogen om de wet te vervullen, af, komt hem tegen op .zijn „uitreizen" en doodt in hem het vertrouwen op zichzelf door Gods vonnis in zijn ziel te voltrekken : Vervloekt is de mens? oh, die vleesch tot zijn arm stelt. En nu verstaat hij het gegronde verwijt des Heeren in ons tekstwoor-d. Nu erkent hijzijndoodsstaat. Nu ziet hij dat hem het leven ontbreekt en leert hij Jezus als 'zijn gerechtigheid noodig hebben om yerzoend te worden met God.
De Heere verandert zijn weg, zoodat zijn ontdekte kind, de ijdelheid van het hopen op een valschen grond inziende, leert dorsten naar de gerechtigheid van Jezus, Christus, om Wiens wille hij alle dingen schade en drek begint te achten. Egypte wordt hem een diensthuis, wetsvervulling uit eigen kracht onmogelijk. Assur beschaamt hem, ook met zijn wijsheid kan hij zich niet meer redden. En nu met alles en allen bedrogen uitgekomen zijnde en vermoeid het is buiten hope ! Ontferming in Christus is nu hem bereid. Met zonden en schuld wordt hij door Christus' borgtocht gedekt. Het leven en de vrede, de gerechtigheid en de heiligheid worden zijn deel in Christus Jezus door vrije gunst.
in Christus Jezus door vrije gunst. Wie zoo van genade mag leven, kan alleen Gode eere geven. Geen Assur, geen Egypte, geen eigen kracht, geen hopen, geen gelooven van den mensch, geen bidden of werken van onszelven !
Want in alles beschaamd, bleek de Heere barmhartig en genadig, schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig.
Lezer, God moet ons afbreken in al ons toevlucht nemen tot en vertrouwen op het schepsel. Hij moet ons opkeeren. Het ijdele van ons „uitreizen" onder 't oog brengen en door genade zaligen.
Alle wegen waarop wij het zoeken zijn wegen des doods. Jezus is de Weg. Hij kan en mag alleen vertrouwd. Hij is de onbeweeglijke grondslag des heils. Hij is de eenige fontein des levens. Wie in Hem gelooft, zal niet teschaamd worden in eeuwigheid.
Is Hij dit ook voor u?
Zalig wie op Hem zich leerde verlaten en van de gebroken bakken mocht bekeerd worden tot den Springader Israels. Deze toch zal wel telkens weer ontdekt moeten worden aan het valsch vertrouwen en het ijdel hopen op het nietig schepsel, doch hij zal daarna ook ondervinden door den vrede van het zaligmakend geloof in Jezus Christus, het woord van den profeet (Jesaja 30 : 15) : Door wederkeering en rust zoudt gijlieden behouden worden, in stilheid en in vertrouwen zonde uwe sterkte zijn; doch gij hebt niet gewild.

A.

K. J. VAN DEN BERG.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's