Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huiscatechisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huiscatechisatie.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De middelen en wegen om God te leeren kennen.

15. Vraag : Waar vinden wij de Zelfopenbaring Gods ? Antwoord : Overal ; zoowel in de natuur als in de geschiedenis, ja, in gansch het leven der menschen, zoodat de Zelfopenbaring Gods moeilijk ontkend kan worden.
16. Vraag : Hoe kunnen wij de openbaring Gods onderscheiden ? Antwoord: Dee openbaring Gods is tweeërlei, n.l. eene algemeene openbaring in de natuur, in de geschiedienis en in het geweten van alle menschen ; en eene bizondere openbaring in de H. Schrift. 17. Vraag : Hoe omschrijft de Ned. Gel. belijdenis die tweeërlei openbaring Gods ? Antwoord : Art. 2 Ned. Gel. belijdenis zegt: „Wij kennen God door twee middelen. Ten eerste door de schepping, onderhouding en regeering der geheele wereld, overmits deze voor onze oogen is als een schoon boek, in 't welk alle schepselen, groote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods, n.l. Zijne eeuwige kracht en Goddelijkheid, te aanschouwen geven. (Rom. 1 vers 20). Ten tweede geeft Hij Zichzelf nog klaarder en volkomener aan ons te kennen door Zijn heilig en Goddelijk Woord, te weten zooveel als ons van noode is in dit leven, tot Zijne eer en de zaligheid der Zijnen."
18. Vraag : Wat is dus voor ons de eerste en algemeene bron der kennis van God ? Antwoord : De natuur, waarin God Zich aan alle menschen heeft geopenbaard. Met de natuur is ook de geschiedenis der wereld een spiegel van de daden Gods, waarin alle menschen moeten inzien om op te merken, dat er een God is. Ook het geweten des menschen geeft mede-getuigenis.
19. Vraag : Wat zijn mooie natuurpsalmen ? Antwoord : Ps. 8, Ps. 19, Ps. 29, Ps. 104, Ps. 148.
20. Vraag : Hoe spreekt Psalm 19 over de natuur ? Antwoord : Psalm 19 vers 2, 3 : „De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. De dag aan den dag stort overvloediglijk sprake uit en de nacht aan den nacht toont wetenschap."
21. Vraag : Hoe gaat Psalm 19 verder om van de sprake Gods in de natuur te getuigen ? Antwoord : Psalm 19 vers 4 en-5 luidt, • volgens de vertaling van prof. dr. A. Noordtzij : „Geen spraak is het ; geen Avoorden zijn het; niemand verneemt hun stem. Toch gaat hun taal uit over de geheele aarde en tot aan het einde der aarde hun woorden."
22. Vraag : Wat blijkt uit de natuurpsalmen ? Antwoord : De schoonheid in de natuur is als een Goddelijk teekenschrift, dat onze menschelijke geest lezen kan, omdat wij van Gods geslacht zijn en naar Zijn beeld geschapen. Wij kunnen Gods majesteit lezen in den sterrenhemel, Zijn heerlijkheid in het licht; in de zomerpracht; in boomen, bloemen, bergen, rivieren, zeeën, meren ; ja in alles komt een sprake der natuur tot ons om ons te spreken van Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid. (Ps. 148 ; Rom. 1 vers 20).
23. Vraag : Hoe komt het dan dat er menschen zijn, die zeggen dat zij God nergens zien ? Antw.: Velen willen het niet zien dat er overal een getuigenis uitgaat van Gods groote daden en zij kunnen het ook niet zien vanwege hun onverschilligheid en ongeestelijkheid.. Intusschen laat God Zich aan niemand onbetuigd.
24. Vraag : Kan de mensch de openbaring Gods opvaiigen en op zich laten inwerken ? Antwoord : Geschapen naar Gods beeld, heeft de mensch het vermogen van den Schepper ontvangen, om de indrukken van de Godsopenbaringen buiten en in hem tot hem komend op te vangen en daardoor tot eenig besef en tot eenige kennis van het Eeuwige Wezen te komen. Dit is één der „kleine vonkskens of overblijfselen" van het beeld Gods. waarvan art. 14 Ned. Gel. belijdenis spreekt.
25. Vraag : Is er dus een ingeschapen en aangeboren Godskennis bij ieder mensch ? Antwoord : Ja, ieder mensch is van Gods geslacht. (Hand. 17 vers 28 en 29a) en heeft in zijn binnenste een indruk van God. Ieder mensch heeft het „semen religionis" of het zaad van den godsdienst in zich.
26. Vraag : Wat bewijzen die „kleine vonkskens of overblijfselen" van het beeld Gods, die in den mensch aanwezig zijn ? Antw.: Die kleine vonkskens of overblijfselen van het beeld Gods, die volgens art. 14 Ned. Gel. Belijdenis in ieder mensch nog overig zijn, zijn niet alleen genoegzaam om hem alle onschuld voor God te ontnemen, maar zij getuigen ook van vroegere grootheid en herinneren den mensch voortdurend aan zijn goddelijke roeping en hemelsche bestemming.
27. Vraag: Welke uitspraak van den heiden Cicero is bekend inzake het zaad van den godsdienst bij den mensch ? Antwoord : De uitspraak van Cicero : „er is geen volk zoo barbaarsch of het gelooft aan de goden" is eeuw na eeuw bevestigd waar te zijn.
28. Vraag : Tot welke uitspraak is de ongeloovige wijsgeer Nietzsche gekomen, ? Antwoord: De uitspraak van Nietzsche : „God is dood!" is bekend. Maar de mensch, die meent God te kunnen loochenen kan Hem niet missen. Waar de ware God niet gekend wordt, maakt de mensch zichzelf goden.
29. Vraag : Zijn er dan geen atheïsten of Godloochenaars ? Antwoord : De wildste volkeren bewijzen, dat de mensch niet zonder religie is en niet zonder aangeboren en ingeschapen Godskennis (Rom. 2 vers 14 en 15) en noch bij het heldendom, noch in cultuurlaniden heeft het atheïsme burgerrecht verkregen. Het practisoh atheïsme : een leven zonder God, komt veel voor. Maar het bewuste theoretische atheïsme is zeldzaam, indien het ooit voorkomt. Ook in tijden van diepen en grooten afval komt de godsdienst toch altijd weer boven (de eeuw van Augustinus, de tijd van de Renaissance, ook de 19de en 20ste eeuw bewijzen het).

30. Vraag : Wat staiat het atheïsme altijdi weer in den weg ? Antwoord : De Godsdienst, zit te diiep In 's menschen natuur en de openlbarinig Gods spreekt te luide, dan dat de mensch elke absolute macht zou liunnen loochenen. De mensch komt dan ook overal in den normalen ontwikkelingsgang en te midden van zijn omgeving op de meest natuurlijke wijze tot de erkenning van het bestaan van God. Maar er zijn er, die de waarheid Gods in ongerechtigheid onderhouden.
31. Vraag : Waarvan is 't atheïsme een verschijnsel ? Antwoord : De oorzaak van het atheïsme ligt in het ongeloof. Het is geen vrucht van wetenschappelijk onderzoek, maar vrucht van twijfel en ongeloof des harten, met verwerping van de openbaring Gods die overal tot ons komt. Het is geen kwestie van het hoofd, maar een zaak des harten ; al naar wij zijn zullen wij in deze denken ; en het atheïsme is een teeken van diep zedelijk verval. Psalm 14 vers 1 : „De dwaas zegt in zijn hart : er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk." (Psalm 53 vers 2).

(Vervolg komt).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Huiscatechisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's