Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verschoppelingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verschoppelingen

Feuilleton.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN OORSPRONKELIJK VERHAAL DAT AANVANGT ONGEVEER 1870

ls hij b.v. in December of Januari eens kon komen. De schrijver wilde iets degelijks en fijns, en had gehoord, dat men daar voor moest zijn bij mijnheer Van Emmerick (Pauls patroon) of bij zijn eersten teekenaar F. Dilleman. En als dat nu toch zooveel als 't zelfde beteekende, gaf de burgemeesterszoon de voorkeur aan den gewestgenoot. Van freule van Olmwold — schreef hij — had hij gehoord, dat de heer Dilleman was geboren en opgevoed te Delberg, dat onderhoorig was aan de gemeente, waarover zijn vader burgemeesterde.
Nauwelijks had Paul den brief gelezen, of hij begon de bekende manoeuvres : liep de kamer op en neer, om de tafel heen, eerst links, dan rechts, ging twee seconden op dezen, en drie op dien stoel zitten, greep den knop van de deur, deed deze open en weer toe, voelde even in zijn klomp, verzette een aschbakje, een stoel en nog een stoel, verlegde een boek, ging weer zitten, weer staan — maar hij zelf was aan den viersprong, bekeek het slot „Vierspronck", dat van zijn freule, vergeleek het met villa „Honk", schudde zijn hoofd, liep langs den weg tot villa „Bernstroom", knikte met het hoofd, schudde dan weer het hoofd, liep terug naar den handwijzer, sloeg den anderen weg in, bleef daar ergens staan voor een uitgestrekt veld en schiep zich daar een villa.
„Voor Ferdi 't mooiste stuk werk van 't land !"
Hij glimlachte. Neen, nu rimpelde hïj 't voorhoofd. Als eens --------------
Daar ging de deur open en een bejaarde juffrouw kwam er door. „Maar meneer Dilleman ! ik dacht, dat u niet goed was U hebt me maar laten kloppen."
,, Wel juffrouw ! dat is toch niet waar ? Ik heb niets gehoord !"
„Och meneer ! we kenne dat. U hoort zoo vaak niets ! U praktiseert te veel en vergeet uw eige zelvers !"
Ze zette de thee neer en ging heen. En Paul — was al weer bij den viersprong. Nu stond hij naast Ferdi voor de villa van zijn schepping. Ferdi knikte goedkeurend, sprak eenige woorden, en Paul greep naar zijn zakdoek. Eén veeg daarmee door de lucht, en de villa was verdwenen. •— Wat was die Ferdi toch een mooie kerel ! Wat 'n aardige vent ! Hij sprak weer — met die zelfde zilveren stem van voor vijftien, zestien jaren. Wat 'n edele kerel toch ! O; zoo ! Paul hief een paar maal de hand op en — daar stond een andere villa. Nu knikte Ferdi welgevallig met het hoofd en klopte Paul op den schouder.
Intusschen kende Pauls lichaam in de kamer geen oogenblik rust. Van 't eene raam liep hij naar 't andere, nu eens zóó, alsof hij den afstand in voeten, dan weer alsof hij dien in treden afmat. Hij verlegde een paar boeken, verzette het theeblaadje met de reeds koud geworden thee, greep naar een stuk papier, zocht naar een potlood en wist in eens niet meer, waarnaar hij zocht. Hij hield de vuist tegen 't hoofd, nam zijn zakmes, pakte een voor de hand liggend potlood, sneed er een punt aan en zocht om te weten, waarnaar hij zocht.
De deur vloog open.
„Meneer ! als u mij maar voor zot laat kloppen, dan klop ik niet meer.
„Maar juffrouw, ik heb nooit gezegd, dat u moest kloppen. U mag altijd zóó binnenkomen. Is 't nog geen theetijd ? "
't Goeie mensch stond treurig naar de koude thee te zien. Ze schudde het hoofd. „Meneer ! weet u, hoe 't met u zal gaan ? 't Zal nog gebeure dat u hier dood neer leit. Zóó zal 't nog 's gaan ! Wat aardigheid een mensch nou aan zoo'n geprakkeseer heeft ! — Wil u de thee koud drinke, of zal ik ze maar weer meeneme ? "
„Laat maar, juffrouw ! ik zal ze koud drinken."
„Doe u het dan dadelijk, asjeblieft, want anders vind ik ze hier morge beschimmeld."
Ze reikte Paul het kopje en schoteltje toe, en hij dronk de thee uit. Daarop begonnen ze beiden te lachen.
„Weet u, juffrouw ! waarom ik zoo gaarne de thee koud drink? Dan denk ik aan den heeriijken tijd, toen ik nog schaapherder was': ik dronk toen altijd de koffie koud."
„Nou meneer I u moet toen beter op uw schaapjes gepast hebbe dan nou op uw eige zelvers. Ik zou nou niet graag een schaap van u weze, want dan zou 'k soms in geen dage wat te bikke krijge. Is dat prakkeseere met uw streepjes !"

HOOFDSTUK XXVI.
Zes weken vóór zijn vacantie was Paul reeds begonnen cadeautjes te koopen: voor zijn vader twee pijpen, één voor 't veld en één voor in huis. Voor Hillebrand en zijn zoons ook allen pijpen en pijpjes ; voor de vrouw een beurs en voor de dochters borstspelden. In een goud-en-zilverwinkel kocht hij een paar zilveren klompjes ter lengte van vier, vijf centimeter, een allersnoeperigst snuisterijtje : 't rechtsche klomp je voor freule Virginie, 't linksche voor Marie. Voor hem was dat het eigenaardigste, 't liefste, wat er in heel den winkel te vinden was. Marie zou vast niets mooier vinden dan zulk een klompje ; en de freule zou 't aardig vinden omdat het hare de weerga was van dat van Marie : een paar voor een paar.
Eindelijk was de heuglijke dag aangebroken, de dag, zoolang verwacht, zoo blij begroet. Heel Winnewoud gewaagde van 't groote feit, dat zijn vroegere herder als architekt terug keerde. Daar vader Dilleman bij de helft der dorpsgenooten reeds een tijd inwonende was geweest, beschouwde bijna ieder den zoon als huisgenoot. Paul was het kind van het dorp.
's Namiddags drie uur kwam hij de kom van Winnewoud binnen ; voor elk huis stonden er, om hem te begroeten en de hand te schudden.
„Ha, onze Paul !" — „Dag Paul 1"
Overal moest hij even blijven staan.
Vader Dilleman had de schapen vroeg naar de stallingen geleid en wachtte zijn zoon ten huize van den kuiper. Och, wat was daar een vreugde ! En wat was er veel te vragen, te antwoorden en te vertellen ! De hond was ook mee gekomen, doch 't was niet meer de oude Sam, hoeveel hij er ook op leek.
„Zoo, beste hond !" zei Paul en vertelde van zijn droomen. Wat hadden allen een schik ! Hillebrand zorgde, dat er een Psalm werd gezongen, en bad en dankte met allen, 't Was een lange, kostelijke avond. 't Plan was, dat Paul den volgenden dag met zijn vader de schapen nog eens zou ophalen en meegaan naar de hei. Doch toen men op stond, bleek het, dat het ferm gesneeuwd had.
„Zóó is 't eigenlijk nog beter, vader ! — nu blijven we allen bij elkander." —
Alle pijpen werden ingewijd : 't was een gerook, alsof er een daguur mee te verdienen viel ; en niemand had zin in 't werk.
En dan kwam Stevelaar, en dan meester Wans, de predikant en nog zoo menig vriend, zoodat „Betje" het alleen reeds druk had met koffie in te schenken, 't Huis was vol menschen, en als er één vertrok, kwamen er twee weer in. Tot tegen twaalven elk naar zijn eigen gedekte tafel trok. Maar 's namiddags begon het lieve leventje weer. En elk bezoeker noodigde Paul uit, om een avondje of middagje ten hunnent te komen.
„Maar dan je vader meebrengen, hoor! En Hillebrand en Betjè ook !"

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Verschoppelingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's