Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vreest gUlieden nier, want ik weet dat gii zoekt Jezus, die gekruisig'd was. Hiï is hier •niet, want Hij is opgestaan. MatMieus 28 vers 5 en 6a.

Paaschvreugde.
Toen de Heere Jezus naar Golgotha werd uitgeleid, dragende Zijn kruis, was een groote menigte van vrouwen Hem gevolgd, die klagelijk weenden over Zijn iijden en dood.
Er is in dit weenen van die vrouwen zeker veel, dat ons weldadig aandoet, want het spreekt ten minste van mededoogen en deernis in menschelijk leed, en toch mogen wij die tranen niet te hoog aanslaan. Het waren geen tranen van verbreking des harten over de zonde, maar veeleer van gemoedelijke, oppervlakkige aandoening, en die zijn spoedig gedroogd. Zij weerden wel ontroerd, die vrouwen, door wat Jezus onderging, maar zij kenden Hem niet als den Heiland harer zielen, als haar God en haar Koning. Daarom had het lijden en sterven van Jezus op haar ook geen blijvenden indruk gemaakt. Van den Kruisheuvel waren zij dan ook haastig teruggekeerd, elk naar haar huis en zoo verbleekte hetgeen met Jezus gebeurd was weer snel uit heur herinnering.
Maar zoo was het niet bij die vrouwen, die wij aantreffen in den hof van Jozef, 't Is nu geen groote menigte, het zijn er maar enkelen. Die vrouwen hadden zich vroeg in den morgen als het begon te lichten, op weg begeven naar het graf van haar geliefden Meester: Ach, zij waren zoo bitter bedroefd over het zichtbaar tragisch einde van Hem, aan Wien zij hingen met heel haar hart. Met een ziel vol zuchten en vragen hadden zij gestaan op Golgotha. Tot het laatste toe hadden zij gehoopt op hope tegen hope, dat er nog een keer zou komen in Zijn droevig lot, maar die hoop was ijdel gebleken.
Jezus was gestorven. gestorven aan een vloekhout, en met Hem was haar alles, letterlijk alles ontnomen.
Maar had de Heere ze dan nooit voorbereid op Zijn heengaan in dien smartelijken en smadelijken dood van het kruis ? Zeker wel. En dat niet eenmaal, doch telkens weer. Maar zij hadden Zijn woorden niet verstaan. Het tarwegraan moest in de aarde vallen en sterven, zou het vruchten dragen, zoo had Jezus herhaaldelijk met het oog op Zichzelven betuigd. Ja, zóó duidelijk en klaar had Hij van Zijn dood, maar ook van Zijn opstanding gesproken, dat zelfs de Joden Piiatus hadden verzocht om toch een wacht te plaatsen bij het graf; maar deze vrouwen hadden het niet begrepen.
En toch, buiten Hem konden zij niet. Daarom gaan ze naar het graf. De liefde tot Jezus dreef ze er onweerstaanbaar heen.
Al was Hij met de misdadigers gerekend en ter dood veroordeeld als een Godslasteraar, toch voelden zij dat bij Hem haar eenigst heil was. Zoo gaan zij dan met een hart vol droefheid en weedom naar het graf, om daar nog eenige verzachting van haar smart te vinden in het zalven van het lichaam des Heeren. De kostelijkste specerijen hebben zij medegenomen om daarmee den geliefden Doode een laatste eerbiedige hulde te brengen. Maar wie zal den zwaren steen van het graf afwentelen ? Alweer nieuwe zorg en kommer. Maar ziet, komende bij het graf, vinden zij den steen afgewenteld. Wat was er gebeurd? Een engel des Heeren was neergedaald uit den hemel en had dien steen afgewenteld en zat op denzelven. En zijn gedaante was gelijk een bliksem en zijn kleeding wit gelijk sneeuw. En uit vrees voor hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als dooden. Ook de vrouwen vreesden, zij sidderen en beven van angst. Dat is altijd zoo, als de hemel komt tot de aarde. Riep niet Manoach sidderend van angst zijn huisvrouw toe : ..Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God hebben gezien" ? Wij. zondige menschen kunnen den glans van Gods heiligheid en heerlijkheid niet verdragen. Welke sterveling kan het uithouden als 't licht van Gods majesteit hem bestraalt ? Ons hart veroordeelt ons. God is heilig, en wij zijn nietig en zondig stof. Wie kan verkeeren in de tegenwoordigheid van Hem, Wiens heiligheid is als een verterend vuur ?
Ook de vrouwwen vreesden. En toch, wat zegt de engel ? Vreest gijlieden niet. Waarom hadden zij dan niet te vreezen ? Het antwoord op die vraag luidt: „Ik weet dat gij zoekt Jezus, die gekruisigd was." In dit woord ligt de tegenstelling tusschen de wereld en Gods volk, tusschen de vijanden en vrienden des Heeren.
Die het om den Heere Jezus te doen is, mogen welgemoed zijn, ook al veranderde de aarde hare plaats, al werden de bergen verzet in het hart van de zee. Dat verstaan zij echter vaak niet. Zij vreezen wel te zullen omkomen. Zoo menigwerf is het bij hen : "duizend zorgen, duizend dooden kwellen mijn angstvallig hart."
Maar daarom is het „Vreest niet"een gedurige boodschap Gods, die aan Zijn kinderen wordt verkondigd.
Wie — zoo wordt vaak door een bekommerd hart gevraagd — "wie zal mij verlossen van den last mijner schuld, vvie den zwaren steen afwentelen ? En op die pijnigende vagen komt de boodschap van God uit den hemel : „Vrees niet, die gekruisigd was is opgestaan."
Ja, vreest niet, allen gij die beeft voor Gods heiligheid en heerlijkheid en meent deswege voor eeuwig te zullen vergaan.
Immers juist tot hen, die ineenkrimpen bij het besef van hun zonde, komt de blijde mare : ., voor u is het heil. Christus is gegaan den weg van het kruis, opdat gij zoudt verzoend zijn en leven. Zonde liet Hij zich maken. Daarom is Hij gekruisigd. Maar op dat kruis droeg Hij uw zonde weg. Want Hij is opgestaan. Indien Chrisrus in het graf ware gebleven, dan zoudt gij voor eeug moeten omkoriKn. Dan was de zonde niet verzoend. Maar nu op het kruis valt 'het licht van het geopende grai, kan het lied worden gezongen : De schuld Uws volks hebt Ge uit Uw boek gedaan. Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan."
Daarom vreest niet. gij, die siddert voor de heiligheid Gods : „Die gekruisigd was is opgestaan." Opgestaan tot uw rechtvaardigmaking. O welk een blij verrassende tijding voor zoekende zielen, die, evenals die vrouwen, Jezus niet kunnen missen.
De Heere weet waar het u om te doen is, gelijk Hij dat van de vrouwen wist. Het was in den hemel bekend, dat het haar om Jezus ging en daarom werden ze straks liefelijk vertroost Na een bangen nacht van weenen en worstelen ging voor die bedroefden van geest de morgenster op in het hart toen het uit engelenmond weerklonk: „De Heere is opgestaan, het graf is ledig, ziet de plaats waar de Heere heeft gelegen."
Het is nu maar de vraag of ook ons hart naar Jezus uitgaat, naar Hem, die onder den smaad van 't kruis is gezien Zulk een Jezus wil de wereld niet. Maar voor de oprechten van hart is Hij juist in die kruisgestalte onmisbaar.
Is het u om Hem te doen, om Hem alleen ? Blijf Hem dan zoeken, altijd weer zoeken. De Heere heeft gezegd : „Zoekt en gij zult vinden." Het moge met u gaan door nood en dood, door een zwarten nacht van aanvechting en bestrijding. God zal u helpen in het aanbreken van den morgenstond.
Gij hebt misschien al zoo vaak gedacht, dat het heil voor u niet bestemd is.. Ge hebt al zoo lang geroepen om verlossing uit uw banden en gij vreest soms dat God u niet hoort. Maar nog nooit heeft Hij tot het huis van Jacob gezegd : Zoek Mij tevergeefs. In den tijd des welbehagens laat Hij zich vinden. Houdt dan aan, grijpt moed, gij, die zucht om licht en leven te midden van uw duisternis en dood. Blijft pleiten op des Heeren : beloften. Tot u komt het woord, die heerlijke klank van het Paaschevangelie : "Vreest niet. Die gekruisigd was, is opgestaan."
Gods Geest drage dit woord in alle verslagene en verbrokene harten, opdat er ware Paaschvreugde zij en er niet alleen met den mond. maar ook met het hart kan worden gezongen :
Laat ons verheugd van zorg ootslagen Hem roemen. Die ons blijdschap geeft.

R.

T.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's