Huiscatechisatie
Van de weldaden des heils of de toepassing des heils.
Inleiding.
1. Vraag : Is Jezus, na in den staat van vernedering alles volbracht te hebben, aan het eind van Zijn Middelaarswerk gekomen ? Antwoord : Het werk is voor Christus niet afgedaan als Hij van deze aarde henengaat. Hij moet in den weg des Geestes in de harten der Zijnen komen wonen, om al Gods uitverkorenen van alle plaatsen en tijden toe te vergaderen tot des Heeren Kerk en eenmaal allen tot Zich te trekken in de woningen, die boven zijn. (Joh. 14 vers 1—3). Christus treedt als Middelaar niet af, vóór dat Hij Zijn gemeente zonder vlek of rimpel aan dien Vader voorgesteld heeft. Dan zal Hij het Koninkrijk aan den Vader overgeven en God zal zijn alles in allen. (1 Cor. 15 vers 28).
2. Vraag : Waartoe is Christus uit den staat der vernedering verhoogd geworden, zittende aan de rechterhand des Vaders ? Antwoord : Hij, die vernederd is geworden om de zaligheid te verdienen is, als loon op Zijn Middelaarswerk, aan de rechterhand Gods verhoogd, om nu de zaligheid toe te passen aan Zijn Sion van alle plaatsen en tijden en alzoo te maken, dat al de gekenden des Heeren tot bekeering komen en het eeuwige leven beërven.
3. Vraag : Wie treedt bij dat werk van de toepassing van het heil, dat Christus in den weg van Zijn dadelijken lijdelijke gehoorzaamheid verdiend heeft, op den voorgrond? Antwoord : De Heilige Geest, die op Zich genomen heeft om het meest teere werk te verrichten in het binnenste der ziele van den zondaar, om een geestelijke vereeniging der uitverkorenen met Christus te werken. (Joh. 16 vers 14 : „Die (n.l. de Geest der waarheid of de Trooster ; zie vers 13 en 7) zal Mij verheerlijken : want Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen." 1 Cor. 12 vers 3b : „En niemand kan zeggen Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest.
4. Vraag : In welke orde geschiedt de toepassing des heils ? Antwoord : De gewone voorstelling der Schrift is, dat alles, als bij een keten, schakel voor schakel in elkaar grijpt en saam één geheel vormt ; waarom wij dan ook wel spreken van de „keten des heils", waar over Paulus schrijft in Rom. 8 vers 30 : ,, En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd ; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt."
5. Vraag ; Hoe kan de volgorde dus nader worden omschreven ? Antwoord : De verordineering is „tevoren" geschied, n.l. vóór de grondlegging der wereld, en wel „in Christus". Die verordineering'' wordt in den tijd gerealiseerd door de drievoudige genadewerking van roeping, rechtvaardigmaking en verheerlijking.
6. Vraag : In welken weg wordt de mensch dus passief en actief geleid bij de toepassing des heils ? Antwoord : Die door den Heere verkoren is wordt op Gods tijd in den weg der roeping gebracht tot de wedergeboorte. Na de roeping en de wedergeboorte volgt het geloof als eerste werkzaamheid des nieuwen levens en als bate des geloofs de rechtvaardigmaking voor God, in de toegerekende borggerechtigheid van Jezus Christus, den Verbonds-Middelaar. Na de rechtvaardigmaking volgt dan de bekeering of de heiligmaking. In den weg der volharding, met een voorsmaak van de hemelsche vreugd, is er een uitzien naar het opgenomen worden in heerlijkheid.
7. Vraag : Wat blijkt bij dit alles wel ten opzichte van de wijze, waarop de uitverkorenen worden toegebracht ? Antwoord : Hoewel Christus voor al de Zijnen gestorven is en alles voor hen heeft volbracht zien wij, dat al de uitverkorenen daarom nog niet aanstonds van alle zonde bevrijd en van den dood verlost zijn, maar dat zij moeten worden vermaand tot geloof en bekeering en dat zij moeten worden wedergeboren, gerechtvaardigd en geheiligd, om alzoo te worden opgenomen in heerlijkheid.
8. Vraag : Wat mag in deze nooit de voorstelling worden ? Antwoord : Men mag het nooit voorstellen, alsof het verkrijgen der zaligheid nu afhangt van den mensch die tot geloof en bekeering geroepen wordt. Dan zou Christus niet alles volbracht hebben en datgene, wat over het werkelijk zalig worden beslist, zou dan nog door den mensch moeten geschieden. Deze pelagiaansche voorstelling van de heilsorde moet ten stelligste worden verworpen en bestreden.
9. Vraag : Waar moet tegelijk tegen worden gewaakt ? Antwoord : Als gewaakt moet worden tegen de fout den mensch meer of minder het uitwerken van de zaligheid in handen te leggen, moet tegelijk worden verworpen de dwaling, alsof er nu geen werkzaamheid des Heeren aan of in den mensch zou wezen bij de toepassing des heils. Want daar is een werkzaamheid des Geestes waarmee de mensch in aanraking moet komen zal hij de daadwerkelijke bekeering deelachtig worden en het Koninkrijk Gods ingaan. Hierom is alle valsche lijdelijkheid en alle antinomianisme veroordeeld. Wij moeten niet hebben een werkheiligheid, om daarmee de zaligheid te verdienen, noch ook een verachten van weg en middelen, van wet en orde, welke de Heere wil gebruiken, om zondaren te brengen in levende relatie met den algenoegzamen Borg en Middelaar, Die juist ook daartoe verhoogd is, om te werken tot de toebrenging der Zijnen.
A. De Roeping.
1. Vraag : Wat verstaan wij onder de roeping ? Antwoord : Onder de roeping verstaan wij, de ernstige noodiging, die van Godswege tot den mensch komt om zich te bekeeren van den weg der zonde en te gelooven in Jezus Christus, den Zaligmaker, die in de wereld is gekomen om te zoeken wat verloren is.
Opdat die roeping tot zaligheid geschieden kan, houdt God alles en gansch de menschheid nog in stand en laat Hij Zijn zon opgaan over boozen en goeden en regent Hij over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
2. Vraag : Welke onderscheiding maken wij bij de roeping ? Antwoord : Wij onderscheiden : een algemeene en een bizondere roeping. De algemeene roeping Gods vinden wij overal ; de bizondere roeping is daar, waar de Heere Zich in den weg van Zijn bizondere bemoeienissen, door Zijn Woord, met de menschen inlaat. De bizondere roeping onderscheiden wij dan weer in :
uitwendige- en inwendige roeping.
3. Vraag : Wat is de algemeene roeping ? Antwoord : Dat is de roeping Gods, die in de natuur, door de geschiedenis en door het geweten, uitgaat tot alle menschen. De Heere bewijst hierin kennelijk, dat Hij Zich niet onbetuigd laat aan de menschen ; opdat zij, die van Gods geslacht zijn, naar Hem zouden leeren vragen en Hem zoeken. (Hand. 14:17; 17 : 26, 27; Rom. 1 : 20).
4. Vraag : Is deze algemeene roeping voldoende tot zaligheid? Antwoord: neen, want zij geeft geen kennis aan Christus, van Wien God tot ons spreekt door Zijn Woord.
5. Vraag : Is de algemeene roeping dan zonder beteekenis voor den mensch ? Antwoord : Neen, want de algemeene roeping stelt den mensch méér nog verantwoordelijk en maakt onder de menschen een eerbaar leven mogelijk, dat ingetoomd wordt binnen de grenzen der algemeene Godskennis en voorbereidt voor de roeping door 't Evangelie.
6. Vraag : Hoe onderscheiden we de bizondere roeping, die van de algemeene verschilt ? Antwoord : De bizondere roeping is alleen daar, waar het Woord Gods is ; deze roeping in den weg van Gods Woord, wordt dan onderscheiden In een uitwendige en een inwendige roeping.
7. Vraag : Wat is de uitwendige roeping ? Antwoord : Zij is de roeping Gods die uitgaat tot allen, die het Evangelie hooren, op welke wijze dat Woord ook tot de menschen komt. Jes. 45 vers 22 ; „Wendt u naar Miji toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde ; want Ik ben God en niemand meer."
8. Vraag : Hoe komt die uitwendige roeping in den weg des Woords tot den mensch ? Antw. : Deze roeping Gods, in den weg van Zijn Woord, komt tot den zondaar met:1. een aanbod van genade ; 2. een bevel des geloofs ; 3. een verzekering, dat wie gelooft, zalig zal worden; 4. een bedreiging van straf, dat een iegelijk die den Zoon ongehoorzaam is, blijft onder den toorn Gods. Marc. 16 : 15, 16 : „En Hij zeide tot hen : Gaat henen in de geheele wereld; predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden ; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden." 9. Vraag : Wat is die taak van Christus' Kerk in deze ? Antwoord : De roeping Gods, in den weg van Zijn Woord, is bestemd voor alle menschen en aan de Kerk heeft Christus bevolen haar te brengen tot alle creaturen, met de belofte dat Christus Zelf Zijn Kerk zal uitplanten onder alle volkeren tot aan de einden der aarde.
10. Vraag : Wat is in 't algemeen de nuttigheid van deze roeping ? Antwoord : God handhaaft door haar Zijn recht op alle menschen en alle volkeren zoodat eenmaal in den dag der dagen niemand te verontschuldigen zal zijn ; en de Heere wil het als een voorbereiding gebruiken tot de vergadering van Zijn volk ten eeuwigen leven.
11. Wat is de inwendige roeping? Antw.: de uitwendige roeping wordt een inwendige, wanneer de krachtdadige en hartveranderende werking des Heiligen Geestes over den mensch komt, waarbij het Woord der prediking in de ziele inslaat en wordt geloofd en aangenomen. Rom. 8 : 30 : „Die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigid, enz." Hand. 16 : 14 : „En eene zekere vrouw met name Lydia, eene purperverkoopster van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons ; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd."
12. Vraag : Wat gebeurt er bij de inwendige roeping ? Antwoord : De zondaar wordt uit den staat van geestelijken dood in het leven, uit de duisternis in het licht overgezet. Ef. 2:1 „En u heeft Hij mede levend gemaakt, waar gij dood waart door de misdaden en de zonden." (1 Joh. 3 : 14a; zie ook Leerregels van Dordt III en IV, § 11, 12).:
13. Vraag : Is deze leer van de inwendige roeping in de Heilige Schrift gegrond ? Antwoord : De Schrift leert, dat de mensch van nature dood in zonden en misdaden zijnde, de geestelijke dingen niet verstaat en den Heere tegenstaat, zoodat de Heere niet alleen het Woord moet doen prediken en het verstand moet verhelderen, maar met de krachtige werking des Heiligen Geestes het harte des zondaars moet openen. Wanneer bij de algemeene roeping geen bizondere komt en de uitwendige niet een inwendige wordt, dan is alles tevergeefs.
B. De Wedergeboorte.
1. Vraag : Is de wedergeboorte bij den mensoh noodzakelijk ? Antwoord : De noodzakelijkheid van de wedergeboorte door de herscheppende genade des Heiligen Geestes volgt uit de totale Verdorvenheid van des menschen natuur. Waar geen wedergeboorte is kan zich ook geen geestelijk, zelfbewust leven ontwikkelen tot Gods eer en der ziele zaligheid. Joh. 3:5, 6 : „Jezus antwoordde (Nicodemus) : voorwaar, voorwaar zeg Ik u, zoo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Hetgeen uit het vleesch geboren is, dat is vleesch en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest."
Vanwege onzen doodstaat van nature is het eerste, dat wij subjectief noodig hebben, dat wij weer het geestelijk leven ontvangen, dat de mensch oorspronkelijk had, maar door de zonde verloor. Dat geschiedt in de wedergeboorte. 1 Joh. 3 : 14a : „Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven."
2. Vraag : .Wat is de wedergeboorte niet ? Antwoord : Zij is geen werk van des menschenkracht of -wil, geen product van een langzame, geleidelijke ontwikkeling des natuurlijken levens, geen stuk cultuur of beschaving of zedelijke verbetering, want hetgeen uit het vleesch is, dat is vleesch. De wedergeborene is uit God geboren en een nieuw schepsel.
3. Vraag : Wat is de wedergeboorte wèl ? Antwoord : Het is de aanvang van een nieuw geestelijk leven door de scheppende kracht van den Heiligen Geest in de ziele ingestortrt en gaat alzoo vooraf aan geloof en bekeering.
4. Vraag : Hoe wordt de wedergeboorte in de Heilige Schrift wel genoemd en nader omschreven ? Antwoord : De Schrift spreekt van „de wedergeboorte": uit God geboren Worden" ; „de besnijdenis des harten" ; „opwekking uit den dood" ; „de vernieuwing des Heiligen Geestes". (Joh. 3. ; Deut. 30 : 6 ; Ez. 36 : 29 .: Titus 3 : 5 ; 2 Cor. 5 : 17).
(Wordt vervolgd.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1924
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's