Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huiscatechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huiscatechisatie

Van de weldaden des heils of de toepassing des heils.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.
14. Vraag : Wat is het lot van degenen, die weigeren in dezen weg in te gaan ? Antwoord : Zij, die te hoovaardig zijn om van zulk een toerekening uit vrije genade te willen weten, moeten met al hun ingebeelde gerechtigheid — welke ongerechtigheid voor God is — verloren gaan ; terwijl zij, die zichzelf mogen leeren verliezen in Christus, weten mogen dat zij, ondanks al hunne goddeloosheid, door God Zelf worden gerechtvaardigd. Rom. 3 : 24, 25 : „Wij worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. Welken God voorgesteld heeft tot eene verzoening, door het geloof in Zijn bloed ; tot eene betooning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden."
15. Vraag : Hoe wordt de gerechtigheid van Christus de onze ? Antwoord : Door schenking en aanneming. De schenking geschiedt door God, naar de innerlijke bewegingen Zijner barmhartigheid. Rom. 9 : 16 : „Het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods." De aanneming geschiedt door het geloof; dat is de hand of het instrument, waarmede wij de gerechtigheid van Christus aannemen. Rom. 10 : 10 : „Want, met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid."
16. Vraag: Hoe spreekt de Catechismus over dat aannemen door het geloof van de gerechtigheid van Christus ? Antwoord : De Catechismus zegt, dat wij alleen door het geloof kunnen zalig worden en laat den Christ-geloovige in Zondag 23 dan antwoorden : „Niet, dat ik vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben ; maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijne gerechtigheid voor God is, en dat ik die niet anders, dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan."
17. Vraag : Welke dubbele weldaad wordt in de rechtvaardiging door God aan Zijn volk geschonken ? Antwoord : Door de gehoorzaamheid van Christus in Zijn lijden en sterven is al de straf gedragen en de laatste penning van de schuld betaald, waarom Gods' kinderen vrijgesproken worden. En waar Christus gansch de wet vervuld heeft en alle gehoorzaamheid betoond, ontvangen Gods kinderen op grond daarvan het recht op het eeuwige leven. Wat God schenkt in den weg der rechtvaardigraaking geschiedt negatief en positief, naar het zuiverst recht ; zoodat dan ook gezegd kan worden : Sionzal door recht verlost worden.
18. Vraag : Is de rechtvaardigmaking een daad van genade of van recht ? Antwoord : De rechtvaardiging des zondaars door God is een daad van het zuiverst recht. De Heere treedt als Rechter op en oordeelt naar heilig recht. En waar de Heilige Rechter dan in den zondaar, die Christus door het geloof deelachtig is geworden, volkomen gerechtigheid vindt, genomen uit Christus, oordeelt Hij den rechtvaardige niet als schuldige, maar als rechtvaardige in Christus.
De schenking van de gerechtigheid van Christus aan den zondaar is vrucht van het genade-verhond en is voortkomend uit Gods eeuwig welbehagen ; dus louter genade en vrij ontfermen.
19. Vraag : Wat was onder het werkverbond en wat is onder het genadeverbond het middel tot het verkrijgen van gerechtigheid voor God ? Antwoord : Onder het werkverbond was voor den mensch, die naar Gods beeld geschapen is, de weg, om door de werken der gehoorzaamheid rechtvaardig te staan voor God. Onder het genadeverbond is, voor den gevallen mensch, de weg, om door het geloof deel te krijgen aan Hem, die alle gerechtigheid bij God vervuld heeft als Plaatsbekleedend Borg en Middelaar. Staat de mensch nu voor eigen rekening, dan is hij en wordt hij veroordeeld ; staat hij in Christus rechtvaardig voor God, dan volgt vrijspraak en beërving van het eeuwige leven. Filipp. 3 : 8b en 9 : „Opdat ik Christus moge gewinnen en in Hem gevonden worde, niet hebbende mijne rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is, door het geloof." Gal. 2 : 16 : „Doch wetende, dat de mensch niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zoo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet." Gal. 2 : 12b : „Want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zoo is dan Christus tevergeefs gestorven."
20. Vraag : Hoe is de gerechtigheid voor God tegelijk een vreemde en tegelijk een eigene rechtvaardigheid des menschen ? Antwoord : De gerechtigheid des zondaars voor God is een vreemde, niet-eigene gerechtigheid, omdat ze niet zelve verworven is, maar opkomt uit Gods wil en Christus' werk. Maar zij is tevens een wei-eigene gerechtigheid door de geloofsgemeenschap met Christus, Sions Borg en Middelaar. Rom. 5:1: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus." (Testament waarin onze erflating staat naar vrije beschikking van den gever, maar, na den dood des testamentmakers, moet de schenking ons naar geldend recht als ons wettig eigendom worden uitbetaald).
21. Vraag : Hoe is de gerechtigheid van Christus in 't verloop daarvan voor Gods volk van alle tijden ? Antwoord : De rechtvaardiging des zondaars is na den val nooit anders dan in en door Christus, den van God gegeven Middelaar. Eer de wereld was heeft Hij Zich aan den Vader voor de Zijnen gegeven in den eeuwigen vrederaad ; in de Oude Bedeeling is Hij afgeschaduwd in offeranden en ceremoniën der wet en in de volheid des tijds heeft Hij het volkomen offerand gebracht, dat de Zijnen in eeuwigheid volmaakt, om door den Heiligen Geest de Zijnen nu te bewegen tot het aanvaarden daarvan, in den weg des geloofs, waarbij Hij in den jongsten dag allen zal vrijspreken voor den Vader, zeggende tot Zijn Sion : „Komt, gij gezegenden Mijns Vaders ! beërft het Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld." Matth. 25 vers 34.
22. Vraag : Wanneer zal dus de volle vrucht van de rechtvaardiging worden genoten door Gods kinderen? Antw. : In de eeuwigheid. Gal. 5:5: Want wij verwachten door den Geest uit het geloof de hope der rechtvaardigheid."
23. Vraag : Waarom spreken wij eerst van de rechtvaardiging des zondaars aleer wij spreken van de heiligmaking ? Antwoord : Wie de heiligmaking vóór de rechtvaardiging des zondaars laat gaan of van de rechtvaardiging van den goddelooze in des Middelaars bloed zwijgt, werkt een vleeschelijke gerechtigheid, uit den natuurlijken mensch opkomend, in de hand ; welke eigengerechtigheid voor God niet bestaan kan. Rom. 3 : 28 : „Wij besluiten dan, dat de mensch door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet." Jesaja 64 : 6 : „Al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed." (Filipp. 3:9). Romeinen 4:5: Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid."

F. De Heiligmaking.
1. Vraag : In welk verband staafde heiligmaking en de rechtvaardigmaking ? Antwoord : In de rechtvaardigmaking komt de zondaar, door het geloof in Christus, in een nieuwen, verzoenden staat met God. Al het oude is voorbij gegaan, ziet alles is nieuw geworden. Dat nieuwe leven openbaart zich door den Heiligen Geest niet in de zonde, maar in een heiligen wandel en in een leven der dankbaarheid, 1 Cor. 6 : 20 : „Want gij zijt duur gekocht; zoo verheerlijkt God in uw lichaam en in uwen geest, welke Godes zijn." 1 Petrus 1 : 15, 16 : „Maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, zoo wordt ook gij zelve heilig in al uwen wandel, daarom, dat er geschreven is : Zijt heilig, want ik ben heilig."
2. Vraag : Hoe omschrijft de Catechismus de heiligmaking ? Antwoord : De Catechismus spreekt in Zondag 33 van de afsterving van den ouden en de opstanding van den nieuwen mensch, 't welk zich openbaart in een hartelijk leedwezen over en een vlieden van de zonden, met een hartelijke vreugd in God door Christus en lust en liefde om naar den wil van God in alle goede werken te leven.
3. Vraag : Wat is de toon van een geheiligden wandel ? Antwoord : Rom. 7 : 22 : „Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mensch."
4. Vraag : Wie werkt de heiligmaking bij Gods kinderen ? Antwoord : De heiligmaking is door den Geest van Christus. De Heilige Schrift spreekt bij den nieuwen mensch van een wandelen door den Geest. Gal. 5 : 25 : „Indien wij door den Geest leven, zoo laat ons ook door den Geest wandelen."
5. Vraag : Is hier ook van een geheiligde orde in Gods werk te spreken ? Antwoord : In deze is er een gulden keten des heils, waarbij de Heere 't eene na 't andere wenkt. Rom. 8 : 30 : „En die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen ; en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd : en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerijkt."
6. Vraag : Hoe worden de geloovigen, op grond van de gave des Heiligen Geestes, tot een nieuwen wandel werkzaam, in de Schrift wel genoemd ? Antwoord : De Schrift noemt de geloovigen : heiligen. Wat niet beteekent, dat zij in zedelijken of ethischen zin van alle zonden vrij en boven alle ongerechtigheid verheven zijn — want dat is niet het geval met Gods kinderen, zoolang zij hier op aarde zijn — maar zij worden heiligen genoemd, omdat zij in Christus geheiligd zijn en nu tempelen des Heiligen Geestes en kinderen des lichts.
7. Vraag : Zijn de geloovigen in de heiligmaking lijdelijk ? Antwoord : Wij spreken van een passieve en van een actieve heiligmaking bij Gods kinderen : in de eene zijn zij volstrekt lijdelijk, als iets dat de Heere aan hen en in hen komt doen ; in het andere zijn zij als nieuw geboren kinderen werkzaam door den Geest.
8. Vraag : Hoe omschrijft de Heilige Schrift de passieve heiligmaking, waarin de mensch absoluut lijdelijk is ? Antwoord : 1 Cor. 6 : 16 : „Maar gij zijt afgewasschen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den naam van onzen Heere Jezus en door den Geest onzes Gods."
9. Vraag : Hoe omschrijft de Heilige Schrift de actieve heiligmaking, waarin Gods kinderen werkzaam moeten wezen door den Geest ? Antwoord : 2 Cor. 7 vers 1 : „Dewijl wij dan deze belofte hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleesches en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreeze Gods." Filipp; 2 : 12b, 13 : „Werkt uws zelfs zaligheid met vreezen en beven, want het is God, die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen."

(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Huiscatechisatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's