Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke Overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke Overdenking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de droetheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid ; maar de droefheid der wereld werkt den dood. 2 Corinthe 7 vers 10.

Tweeërlei droefheid.
Paulus had de gemeente van Corinthe een zendbrief geschreven, die haar een oorzaak van droefheid was geweest. Dat had den Apostel eerst berouwd, doch na de komst van Titus maakte dit berouw plaats voor blijdschap. „Nu verblijde ik mij, niet omdat gij bedroefd zijt geweest, maar omdat gij bedroefd zijt geweest tot bekeering ; want gij zijt bedroefd geweest naar God, zoodat gij in geen ding schade van ons geleden hebt". Geen schade, neen, maar veeleer voordeel.
„Want", zoo volgt dan in vers 10, „de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid."
Het woordje „naar" wijst hier geen richting aan, doch beteekent „overeenkomstig".
Droefheid naar God is een droefheid overeenkomstig Gods wil. En wat is nu een droefheid naar Gods wil ?
Dat is een droefheid door Zijn Geest gewerkt, een vrucht van een herscheppende daad Gods.
De mensch, in wien die levend-makende daad plaats greep, komt tot 't diepe besef dat God niet zijn God is. Hij ziet zich verstoken van Zijn gunst en buiten Zijn gemeenschap. Dat nu roept in de ziel droefheid op, die alleen kan worden weggenomen door gemeenschap met den Heere, zooals die gesmaakt wordt door Jezus Christus.
Een andere oorzaak voor die droefheid is het juiste inzicht in de oorzaak der scheiding tusschen God en de ziel. En die oorzaak is de zonde.
Niet de gevolgen der zonde. De naamchristen kent slechts droefheid om wat de zonde in hare gevolgen voor den mensch medebrengt. Maar de droefheid naar God is smart over de zonde zélf. De zonde als miskenning van God, als schending van Zijn heiligheid, als een niet-beantwoorden aan het doel, waartoe God den mensch schiep, n.l. om door het beeld, dat de Heere den mensch indrukte. Zijn eer en glorie in de wereld te zoeken en te openbaren. De bevindelijke, niet de beschouwende, kennis hiervan doet droefheid in de ziel ontstaan. En dan gaat deze droefheid niet alleen over de zondige daden, maar allermeest over de bronwei, waaruit de daden voortkomen, n.l. het verdorven hart, de onzalige fontein, die haar oorsprong vindt in den eersten Adam. En die verdorven natuur wordt schuld, omdat die mensch zich in dien eersten Adam voor God gesteld ziet. Zoo is het dus de zonde in haar wezen, haar oorsprong en doel, die een oorzaak wordt van droefheid naar God. Deze droefheid kent de naam-Christen niet, hoeveel tranen hem de zonden ook hebben gekost, en veel minder nog worden de zonden hem tot een schuld, die betaald moet worden.
Hoe verschilt deze droefheid van die der wereld".
Hoe menigvuldig is de smart der wereld, der onherboren menschheid. Wat een tegenspoed, jammer en ellende. Wat een verlies van dierbare betrekkingen. Wat een gekrenkt eergevoel. Wie zal de tranen tellen, die geschreid worden om de gevolgen, die de zonde noodzakelijk met zich brengt. Denkt aan de smartelijke ellende van den dronkaard en onkuische ; de wroeging van den doodslager. De voorbeelden in de H. Schrift u voorgehouden in Saul, Judas, Farao, Kaïn.
Een droefheid, opgeroepen door de spraak van het geweten, de wroeging der consciëntie of de schrik en vreeze voor het oordeel. In deze droefheid gaat het dan ook niet om God, doch om den mensch zélf. Deze droefheid laat den mensch in zijn onherboren staat. Het is geen hartelijk leedwezen omdat men God door de zonde vertoornd heeft (Zondag 33), geen droefheid om de zonde zélf, om het vertrapte recht Gods.
En wel mag ieder zich nauw onderzoeken, opdat men een droefheid, die gevolg is van consciëntie-overtuiging, niet aanzie voor een droefheid naar God.
Het kenmerkend verschil in deze tweeërlei droefheid komt ook uit in de tweeërlei uitwerking. „Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering."
Bekeering is hier niet een zedelijke verandering, zonder meer. Niet slechts een breken met het zondig verleden en een betreden van het pad der deugd. Geen bekeering van de kroeg naar de kerk. Zujk een bekeering kan vrucht zijn van een gefatsoeneerde natuur.
Sommige heidenen zelfs hebben het hierin verder gebracht dan menig naam-Christen. De bekeering hier bedoeld, is meer dan een uiterlijke zaak. Het woord zelf beteekent dan ook : z i n s ve r a n d e r i n g. En dit wijst direct naar het inwendige. De bekeering, hier bedoeld, is een inwendige ommekeer, een nieuwe levensrichting, een nieuwe verhouding tot God. Geen vrucht van fatsoeneering, maar van wederbaring. Ze vindt haar oorsprong, niet in de „kleine vonkskens", die van bet beeld-Gods-inruimeren zin zijn overgebleven, maar in herstel van dat beeld, dat bestaat in ware gerechtigheid, heiligheid en kennis. Daarom is deze bekeering een keeren tot God, Zijn wil. Zijn Waarheid. Het is een hartelijke lust en liefde om naar den wil Gods in alle goede werken te leven. (Zondag 33). Deze bekeering werkt van binnen uit en gaat dientengevolge gepaard met zelfkennis, oprecht berouw en schuldbelijdenis. Het zondig verleden, waarvan men zich afkeerde, wordt gezien in het licht van Gods wet. Een wet, die eischt en tevens veroordeelt. De heiligiheid en rechtvaardigheid Gods gaan saam, om dien mensch voor het recht Gods te doen vallen, ja, het recht te leeren lief krijgen, opdat er plaats kome voor de gerechtigheid van Christus. En alzoo ontstaat die hartelijke vreugde in God door Christus.
Zoo is de bekeering een volstrekte ommekeer op den levensweg. Een principiëele breuk met de zonde, omdat zij zonde is. En dan een breuk met alle zonden. Niet zooals de naam-Christen, die van één of meer grove zonden afscheid neemt, maar een haten, zelfs van de kleinste zonde, die sluimert in het binnenst van het verdorven hart.
Zoo omvat de bekeering den geheelen mensch ; verstand, gemoed, wil, ziel en lichaam.
Een afstand doen van de zonde over de linie van heel het leven.
En wat werkt nu de droefheid, der wereld uit ? In vele gevallen niets. In sommige gevallen verharding. Een blijven voortleven in zijn zonden. Maar ze werkt ook dikwijls een schijn bekeering uit. Nu gaat het bij een valsche bekeering meestal over een bepaalde zondige daad en de gevolgen, die deze daad met zich brengt. Zoo heeft iemand bijv. een daad te zijnen laste, die hem verlies brengt van geld, naam, eer of positie. Nu komt er bij eenig nadenken een zeker berouw en spijtgevoel. Daarbij gewetenswroeging en zieleangst. Schrik voor den toorn Gods. Ge ziet daarvan een voorbeeld in Kaïn, Ezau, Achitofel en Judas.
Een valsche bekeering wordt soms ook veroorzaakt door een sterfgeval, een ramp, tegenspoed. Deze dingen brengen tot inkeer. Of een ernstige prediking treft eens. Maar het zaad heeft geen aarde; om wortel te schieten.
Zoo ging het Achab, Simon de toovenaar, Demas en vele anderen. Zoo ging het zeer velen, toen in 1914 de wereldoorlog uitbrak. Wat een schijnbekeeringen. De kerken liepen vol. Heete tranen werden geschreid. Het oordeel Gods scheen de menschen te vermurwen. Het leek soms een geestelijke opwekking. Maar het was alles een „berouwelijke" bekeering.
De ware bekeering is onberouwelijk. Bedrieg u dan niet, gij vrome mensch. Gij, die u voor bekeerd houdt om de tranen, die ge schreidet. Om uw uitwendige levensverandering, om uw kerkgaan, uw naloopen van de beste dominé's of Gods volk.
Legt de kenmerken der waarachtige bekeering voor u neder, onderzoekt u in de tegenwoordigheid des Heeren en leert nog al deze dingen als grond voor de eeuwigheid verliezen, zoo ge niet met „een ingebeelden hemel eeuwig ter helle wilt gaan."
Want verschillend is het einde der ware en valsche droefheid, der ware en valsche bekeering. De eerste is tot zaligheid, de laatste werkt den dood.
„Zaligheid" beteekent hier letterlijk „heil".
En heil komt van heelen, en heelen is genezen.
Genezen worden is op zijn beurt weer „leven".
„Tot zaligheid" is dus : „tot leven". Daarom staat het hier dan ook in tegenstelling met den dood.
En wat is nu dit leven, deze zaligheid ?
Leven is niet anders dan de band aan de Levensbron. Leven is gemeenschap met God door Jezus Christus. Leven is : alle scheiding tusschen den Heere en den mensch opgeheven. De zonde teniet gedaan en door de gerechtigheid van Christus weer met God verzoend en vereenlgd. Dat leven wordt hier op aarde in beginsel door Gods Kerk geleefd, om straks in het nieuwe Jeruzalem verzadlgd te worden met het beeld Gods. Dat leven wordt hier in beginsel ontvangen als de mensch in den dood gaat en zijn doodvonnis billijk keurt, om dan den Levensvorst door het geloof te zien en te omhelzen.
Tegenover dat leven staat nu de dood. De scheiding tusschen God en mensch, in bet paradijs begonnen, zich voltooiend in de eeuwige scheiding der eeuwige rampzaligheid.
Ook deze scheiding, deze klove tusschen God en mensch, begint voor den onbekeerde hier in dit leven. Een klove, die steeds grooter wordt, een scheiding, die steeds toeneemt. Een scheiding, die voor hem, die In zijn onbekeerlljkheld sterft, nooit een einde neemt. God en mensch gaan dan voor eeuwig van elkander. De gelijkenis van den rijken man en den armen Lazarus laat ons die schrikkelijke klove zoo treffend zien.
Noodzakelijk dan die droefheid naar God.
Onmisbaar die waarachtige bekeering.
Noodig een ernstig zelfonderzoek.
Waar dat ontbreekt, is geen ware bekeering.
Gevaarlijk alle rust buiten Christus. Bedrog alle grond buiten Hem.
Maar ook levend alle geloof dat den Levensvorst omhelst.

Gr.-A. V. SCH.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke Overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's