Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenlking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenlking.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben met Christus gekruist ; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij ; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij heeft overgegeven. Galaten 2 : 20.

o, GROOT GENADEWONDER:
Met Christus gekruist. Met Christus levend.
Gods volk kent door de goedheid en den Geest huns Heeren het woord uit den Corintherbrief : indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigste van alle menschen.
Alleen in dit leven — maar dan ook, een hoop en geen verwachting voor de eeuwigheid. En hoop daarop heeft elk kind van God, daar hij in Christus is en deel ontvangen heeft aan Zijn leven.
Hopen alleenlijk in dit leven : dat doen verreweg de meeste menschen. Zijn de ware vromen daarvan geheel vrij te pleiten ? Ach ! wat ontbreekt hun zoo menigmaal het gefundeerde geloof in Christus en de vaste hope, die ter eere van den goddelijken Werkmeester belijden mogen : Ik weet, dat mijn Verlosser leeft.
Maar toch ! Bij oogenblikken mag de stille geloofstaal uit de diepte hunner ziel opwellen : En nu ! wat verwacht ik, o Heere ! mijne hope die is op U. Zij zullen ook niet bezwijken op den geloofsweg. Het zal hun niet aan geloof en vrijmoedigheid ontbreken wanneer het de tijd der minne is, om het met een Paulus ter eere van hun eeuwig-gezegenden Zaligmaker uit te roepen : Ik ben met Christus gekruist en Christus leeft in mij.
Al leef ik nog in het vleesch, ik mag toch óók leven door het geloof des Zoons van God.
Het wordt ons derhalve vergund om te zeggen :
1. het kind van God is gekruisigd omdat Christus gekruisigd is.
11. Het kind van God leeft, omdat Christus leeft.
Het zijn diepe waarheden en sterke geloofservaringen, die in deze weinige woorden zijn uitgedrukt.
Aan Paulus moest tevoren veel geschied zijn, zoo ook aan elk Godskind, om zulk een taal te durven en te kunnen spreken. De Saulus-aard, de natuurstaat moet overwonnen zijn. Der wet, die verdoemdeumoet men gestorven zijn door de kracht des Geestes van Hem, die de wet in al hare deelen naar den geest en naar de letter heeft volbracht. Niet eerder kan en mag het heeten : ik ben met Christus gekruist. O ! wat heerlijke waarheid voor alle Zionsburgers : Christus is gekruist en ik ben het met Hem. Uit Jezus' kruisiging vloeit hunne kruisiging voort. Toen Hij gekruist werd, onderging elk verloste en vrijgekochte dat zelfde lot. De Borg en Middelaar stierf toch den kruisdood voor al Zijne leden ? Aan die kruisiging zijn doodsweeën verbonden. Gekruist met Christus. Dat houdt in : gekruist aan de wet. Neen ! de wet beangstigt en veroordeelt Gods volk niet. Zij moge hen nog kwellen : straks zijn ze voor haar dood. Zij zijn nu al kruiselingen, dat wil zeggen : stervenden.
Gekruist aan de lusten en begeerlijk­heden. Waarachtig is dat woord : Die van Christus  zijn, hebben het vleesch gekruisigd met de bewegingen en begeerlijkheden. Dat vleesch moge hen nu nog pijn aandoen : straks zijn zij voor dat zondige vleesch dood. Zij zijn nu al kruiselingen, dat wil zeggen : stervenden.
Gekruist aan de wereld. De wereld heeft niets meer aan hen. Als kruiselingen, dat wil zeggen : stervenden, heeft ze met hen afgedaan, maar wederkeerig ook : zij hebben geen vermaak meer in haren dienst.
Gekruist en toch welk een heilgeheim : zij leven. Ik leef, zoo mag Paulus getuigen, doch, en ziethier ! des christens ootmoed, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.
Vroeger was Paulus dood in zonden en misdaden. Hij was toen nog Saulus. Saulus is ten onder gebracht en hij werd al Paulus op den weg naar Damascus. Daar begon zijn oude mensch te sterven en werd hij opgewekt tot het leven. Nu leeft hij, doch niet uit eigen kracht, o neen ! Christus, met Wien hij gekruisigd was, leefde in hem. Zonder Christus was hij op één slag weer dood, doch hetgeen hij nu leeft in het vleesch, dat leeft hij door het geloof des Zoons van God. Wat heerlijk doet Gods Geest hem spreken.
Hetgeen — het is mijn volle leven nog niet.
Nu — dat leven is slechts tijdelijk in het vleesch. Ik woon nog in dezen aardschen tabernakel. Ik heb nog met veel tegenspoed, teleurstellingen, beproevingen en zorgen te kampen. Zelfs werd op mijn drievoudig ernstig gebed de doorn in dat vleesch niet van mij weggenomen. Ik ben nog niet volmaakt, hoewel ik er naar jagende ben. Er zijn nog oogenblikken waarin ik zuchten moet in een lichaam der zonde, zoodat ik het moet uitschreeuwen : Ik, ellendig mensch! wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods ? En toch ! leef ik in dat vleesch niet geheel en al. Ik ben óók een mensch in Christus. Ik leef niet enkel in de ellende. Ik leef ook in de verlossing en in de dankbaarheid. Ik gevoel nog wel de kracht der verdorvenheid, maar ik leef toch niet meer naar het vleesch. Ik leef slechts in het vleesch. Ik vind nog wel een wet der zonde in mijne leden, die strijd voert tegen de wet mijns gemoeds, ik heb toch ook een ander beginsel in mij : ik heb óók een vermaak in de Wet Gods naar den inweiidigen mensch. Ik heb wel vleesch, maar ik heb ook geest. Mijn leven in het vleesch is maar tijdelijk. Ik ben reeds door Christus met God verzoend. Ik ben al een nieuw schepsel in Christus. Het zijn nog wel de eerste beginselen, maar straks zal dit sterfelijke vleesch met onsterfelijkheid worden bekleed. Neen ! dan leef ik niet meer in het zondige vleesch, dan leef ik in eeuwige volmaaktheid. Daar wacht ik nu nog op ; daar zie ik verlangend naar uit, want hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God. Mij is erbarming wedervaren, erbarming, duizendmaal verbeurd : ik geloof in den Zoon van God. Ik ben verlicht door den Heiligen Geest en zóó verlicht, dat ik een helder inzicht heb ontvangen in de grootte en diepte mijner ellende, döch ook in den rijkdom van liefde en genade van Jezus Christus, mijn getrouwen Zaligmaker. Door het geloof heb ik Hem lief boven alles en allen. Ik dorst en ik honger naar Hem : Hem erken ik voor den Heere, mijne gerechtigheid, mijn vrede. Door 't geloof mag ik juichen : Gij, Heere Jezus, voor mij gekruisigd, Gij zijt mijn en ik ben uit loutere genade voor eeuwig de Uwe. Dat geloof kan sterk zijn omdat het rust op en in den Zoon van God. Die Zoon van God kan nu in mij leven door het geloof. Het leven in het vleesch is een leven des geloofs. Ik ben op weg naar de aanschouwing. Ik ben hier maar een vreemdeling. Ik ga de wereld slechts door. Alles wat ik verrichten mag, zoekjk te doen in den Naam des Heeren, dankende God, den Vader, door Christus. Leef ik nu nog in het vleesch : ik leef ook door het geloof des Zoons van God, die mij liefgehad heeft en Zichzelf voor mij overgegeven heeft.
Christus heeft mij liefgehad. Mijn gansche leven getuigt er van. Hij had mij lief, toen ik nog Zijn vijand was, toen ik Zijne Gemeente vervolgde. Hij had mij lief van alle eeuwigheid met goedertierenheid heeft Hij mij getrokken, met sterke liefdekoorden. Mijn verstand staat er bij stil, want in en aan mij zelf was niets dat Hem kon bekoren, maar alles, waardoor Hij mij moest voorbijgaan. Ik was een arme, verloren zondaar, Zijn vijand. Ik zat gevangen in de netten van den Satan. Ik lag daar, vertreden in mijn bloed, verpletterd onder den vloek. Toen sprak Hij, de Zone Gods, tot mij: Leef, ja leef !
O, Heere Jezus ! wat hadt Gij mij lief! Wat liefde, die zooveel lijden wilde voor mij! Wat liefde, die zich overgaf in den smadelijken kruisdood, voor mij! Volkomen gaaft Gij U over voor mij. Als een Abel wordt Gij gedood door Uwe broederen, naar het vleesch voor mij. Als een Jozef wordt Gij verkocht door Uw volk voor mij. Als een lam werdt Gij ter slachtbank geleid en geofferd tot een verzoening voor mij. In mijne plaats drukten de doornen in Uw vleesch, doorboorden de nagelen Uwe handen en voeten ; in mijne plaats stierft Gij aan het kruis, werdt Gij neergelegd in het graf: alles ten goede voor mij in het heden en voor de eeuwigheid.
Maar o, wat moet er in de ziel van Paulus zijn omgegaan toen hij de kracht en de waarheid dezer woorden mocht beleven ! Wat zieleschok en omwenteling moet er hebben plaats gehad in uwe ziel, o kind des Heeren, toen dit weerklank in uw binnenste vinden mocht: Christus Jezus heeft u liefgehad en Zichzelf voor u overgegeven ! Hebt gij toen ook niet mogen uitroepen uit kracht der goddelijke liefde : God heb ik lief ! want die getrouwe Heer hoort mijne stem, mijn smeekingen, mijn klagen ?
Ik ben met Christus gekruist. Helaas, zoover is het nog niet met de Bruidsgemeente, met elk Zionsburger ! En toch ! langs den verordenden weg moet het zoover komen, zullen wij met Christus leven. Niet met Hem gekruist, dan ook niet met Hem opgewekt, in beginsel of in voortgang.
O ! wat is dat al groote genade, wan­ neer onze ziel niet meer wenscht te leven imar het vleesch, maar door het geloof des 2Soons van God !
Mag dat, mijn lezer of mijne lezeres, ook uwe begeerte zijn ? Dringe 's Heeren Geest u de vraag diep in het hart : Leef ook ik door het geloof des Zoons van God ? Ernstig is deze vraag, doch óok ernstig is het leven. Het gaat naar de eeuwigheid. Neen! men zegge het niet zoo gedachteiloos weg : Christus heeft Zich voor mij overgegeven. Daarvoor moet men hechte gronden hebben. Wie die niet heeft en het tóch zegt, is bezig zijn geestelijk gebouw van het dak af te bouwen. De weg tot het geloof in Christus is een weg van veel strijd en veel gebed. Het is een genadeweg. Op dien weg zal een ziel het zich hooren toeroepen : Om Christus' wille is Gods toorn van u afgewend. Zij zal de Geesteswerking heeriijk ervaren. Uwe diende, uw verderf is u voor oogen gesteld en uit de diepte uwer ziel wordt de bede geperst : Heere ! behoud mij! Heere ! help mij ! Met uwe vermoeidheid en beladenheid wordt gij uitgedreven tot den Heere Christus, die u rust belooft en schenkt. Rustend aan Zijn liefdehart mag uwe ziel dat troostrijke, dat godddijke woord vernemen : u heb Ik lief met een eeuwige liefde. Voor u heb Ik Mij overgegeven. Wie zou bij zulk een woord niet wegsmelten in tranen van dank ? Het welt op uit de ziel :
Gij hebt, o Heer in 't doodlijkst tijdsgewricht. Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen; Mijn voet geschraagd; dies zal ik voor Gods oogen, Steeds wandelen in 't vroolijk levenslicht.
Mocht Gods genade in Christus die taal nog in vele arme zondaarsharten nederleggen ! Bij Hem is des Geestes en der kracht overig. Zijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Ziet! dan komt de Heere ook tot Zijn eer. O ! geve de Heere, dat de zwakgeloovigen den Christus meer mogen zien in Zijne zondaarsliefde en Borggestalte. Mochten zij Hem smeeken dat Hij hun leven worde. Sluit toch niet de bron van uwen troost voor uzelf af! Het kan zijn, want de Heere blijft vrij in de uitdeeling Zijner genadegaven, dat gij nog niet durft zeggen : ik ben met Christus gekruist. Wacht op Zijn tijd. Verlaat u volkomen op Zijne goedertierenheid en genade ! Gedenkt er aan, wat de Heere reeds aan u gedaan heeft. Hij gaf u Zijn Geest, zoodat gij belijden mocht: Heere ! ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp ! Hij deed u in aanvang alles schade achten om Christus te gewinnen. Hij trok u zonder ophouden met Zijne liefdekoorden. Hij zette u over uit het rijk der eeuwige duisternis in het rijk van eeuwig licht, van eeuwigen vrede en eeuwige zaligheid. Dat is toch alles 's Heeren werk ? Zou Hij dan niet het eens begonnen werk voltooien ? Hij laat niet varen de werken Zijner handen.
En gij, die u door Gods eeuwige ontfermingen Zijne kinderen moogt weten, gij stort voor Hem uw dankbaar hart uit, omdat gij nog wel zijnde in het vleesch, toch niet meer wandelt naar 't Vleesch. Uwe vorige zonden worden niet meer gedacht. De Heere hééft ze achter Zijn rug geworpen. Uit dankbaarheid den Heere begeert gij ook meer tot Zijn eer te leven. Bij al uw gebrek en zwakheid wenscht gij Hem toch welbehagelijk te zijn door Hem, in Wien de Vader een welbehagen heeft. Biddend om des Heeren Geest wenschen zij ernstiger en moediger tegen de zonde te strijden. O ! wat zouden de liefhebbers des Heeren meerdere overwinningen behaald hebben wanneer zij vuriger van geest geweest waren, maar vooral meer hadden gezien op hun goddelijken Overwinnaar, hun Oversten Leidsman en Voleinder huns geloofs.
Welaan ! het oog op Hem, Die gezegd heeft: Mijn oog zal op u zijn. Hij zij voor u steeds meer het voorwerp uwer dagelijksche overdenking. Houdt in gedachtenis wat Hij voor u gedaan en geleden heeft. Indien gij duizend dooden kondet sterven, dan ware dit nog niets bij den éénen kruisdood van Jezus Christus. Zoekt dan ook in Zijne gemeenschap versterking des geloofs, opdat gij welbewust deelt in Zijn dood, maar ook in Zijne opstanding. Gebruikt daarvoor dezen genadetijd. De tijd, dien gij hier in het Vleesch leeft, is maar kort bij de naderende eeuwigheid. Wat zal dat zijn ? Eens, kinderen Gods, geen zondig vleesch meer ! geen zondige gedachten meer ! ook geen geloof meer, maar een eeuwig aanschouwen van den God aller genade. Geen hoop meer, maar eeuwige realiteit, volkomen, eeuwige zaligheid. Eeuwig leven bij de Levensbron.
Geen kwijnende liefde meer, maar stroomen van eeuwige liefde. Dan zal de bede van onzen Hoogepriester, Koning en Profeet zoo heerlijk vervuld worden : opdat de liefde waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen ! Dan zullen zij volkomen de grootte, de gansche zwaarte van het offer van Christus' overgave kunnen beseffen, maar dan ook zullen zij met heilige en ootmoedige verwondering vragen : O, Heere ! is dat al voor mij geschied ? Ik ben het niet waard. Ben ik U toch in Christus zooveel waard geweest ? Aan U mijn lof en mijn eer. Aan U alleen, Drieëenig God ! de dankzegging en de heerlijkheid en de kracht tot in eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenlking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's