Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Doch Aaron zweeg stil". Leviticus X : 3.

Berusting.
Wat een glansrijke dag moet het voor Aaron geweest zijn, toen hij zijn priesterlijk werk met zijn zonen aanving bij den tabernakel. Zeven dagen te voren was de tabernakel ingewijd. Toen waren Aaron als hoogepriester en zijn zonen tot priesters gewijd en in hun priesterlijke kleeding hadden zij zeven dagen dag en nacht de wacht bij het huis des Heeren waargenomen. Nu, op den achtsten dag, vingen zij hun priesterlijk werk aan. Aaron offerde eerst voor zich zelf en daarna voor het volk. Zijn zonen waren hem daarbij behulpzaam. Dan leggen Mozes en Aaron den zegen des Heeren op het volk en de heerlijkheid des Heeren verscheen al het volk. Want een vuur ging uit van het aangezicht des Heeren en verteerde op het altaar het brandoffer en het vet. Het heilig vuur des Heeren was op het altaar gekomen, dat door de priesters moest onderhouden worden. En het gansche volk, dat ziende, had, vallend op hun aangezicht, hun juichstem den Heere opgeheven.
Wat een geluk moet het hart van Aaron doorstroomd hebben, toen hij daar stond met vier volwassen zonen naast zich, die allen met hem in den dienst des Heeren bij het heiligdom werkzaam zullen zijn. En onder die vier zonen stonden Nadab en Abihu op den voorgrond. Immers zij hadden ook het groote voorrecht gehad, dat zij met hun vader op den berg Sinaï hadden mogen klimmen, toen al het volk aan den voet buiten de omheining moest blijven. Waar Mozes en Aaron reeds oud werden, heeft wellicht menigeen in die twee jonge mannen de toekomstige opvolgers gezien van hun vader en oom. En waarlijk Aaron zou geen uitzondering geweest zijn, als hij met eenigen trots zijn kloeke zonen beschouwende, groote verwachtingen voor de toekomst had gekoesterd.
Deze schoone dag, waarop hij en zijn zonen hun dienstwerk begonnen en de Heere door hemelvuur kennelijk Zijn goedkeuring gaf, zou echter niet eindigen, voor er iets gebeurde, wat aan al die grootsche verwachtingen op ontzettende wijze een einde maakte.
Ziet, daar nemen Nadab en Abihu ieder hun wierookvat en een vuur daar in, maar niet van het vuur, dat van den Heere was uitgegaan en op 't altaar altijd moest blijven branden. Niet van dat heilige vuur deden zij in hun wierookvat, maar vreemd vuur. Zij wisten wel, dat zij het heilige vuur moesten gebruiken, maar blijkbaar zijn zij hooghartig, ongeduldig en eigenzinnig. Wat zou dat hinderen al namen zij ander vuur ? Zonder schuchterheid in het heilige hebben zij reeds vreemd vuur in hun wierookvaten gedaan. Zij legden reukwerk daar op en brachten zoo vreemd vuur voor het aangezicht des Heeren.
Maar op hetzelfde oogenblik ging een vuur uit van het aangezicht des Heeren en verteerde hen en zij stierven voor het aangezicht des Heeren.
De Heere geeft Zijne eer niet aan anderen, ook niet aan de hooggeplaatste zonen van Aaron. In dit dooden van Nadab en Abihu voor den ingang van des Heeren tent, doet God Zijn heiligheid en majesteit schitteren, om priesterschap en volk te leeren, dat het heilige door een heilige gezindheid des harten en door stipte gehoorzaamheid aan Zijn Woord moet heilig gehouden worden. Zonde in en tegen het heilig ambt, het zich daarin en daaraan onheilig vergrijpen, heeft de Heere altijd voorbeeldig gestraft. Denk maar aan Korach, Dathan en Abiram, aan de zonen van Eli, aan de inwoners van Bethsemes en zoo vele andere voorbeelden der Heilige Schrift, die ons toeroepen : Weest schuchter in het heilige en wandelt in ootmoedige gehoorzaamheid voor het aangezicht des Heeren.
Wat zal er in het hart van Aaron zijn omgegaan, toen hij daar zijn beide veelbelovende zonen, door het vuur van des Heeren aangezicht getroffen, dood ter aarde zag storten.
En hij mag niet eens tot de doode lichamen zijner zonen toetreden en hen aanraken ; hij mag zijn kleederen niet scheuren ten teeken van rouw, want hij is priester des Heeren.
Maar Mozes staat reeds aan de zijde van zijn broeder Aaron. Die zal hem zeker troosten. Die zal zeker spreken van zijn groot verlies, van de onnaspeurlijke wegen des Heeren, die soms zoo ingaan tegen ons verstand en hart, die zoo velerlei vragen in ons hart doen oprijzen.
Neen, dat doet Mozes niet. Hij is niet gevoelloos, onbarmhartig en zonder medelijden, maar hij beseft als bode Gods, boven alles voor het recht en de eere des Heeren te moeten opkomen.
Mozes zegt tot Aaron : „Dat is het, wat de Heere gesproken heeft, zeggende : In degenen, die Mij naderen (en dat zijn immers in de eerste plaats de priesters) zal Ik geheiligd en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden".
Het is alsof wij den Heere hier hooren zeggen heiligen zij Mij niet, dan zal Ik mij heiligen aan hen. Verheerlijken zij Mij niet voor het gansche volk, dan zal Ik mij, zooalsin dit gericht geschied is, ten aanschouwe van allen, verheerlijken aan hen.
Het is zoo moeilijk, wanneer de dood zware offers vraagt, het rechte woord tot bedroefden te spreken. En het is verschrikkelijk als wij dan onder den schijn van hooge heiligheid ontzettend onbarmhartig zijn. En dat komt onder ons, helaas, wel voor. Maar er zijn ook soms van die sentimenteele christenen, die door hun schijnbaar medelijdend gepraat, de getroffen Aarons tot opstand en murmureering brengen.
Dat deed Mozes niet. Wij houden ons overtuigd, dat toen hij stond naast zijn zwaarbeproefden broeder, ook zijn hart was als een felbewogen zee. Maar niettemin beseft hij, dat hij zich in de bresse moet stellen voor de heiligheid en het recht en de eere Gods. Daarbij, zal er troost in Aarons hart nederdalen, dan zal het vertroosting God's moeten zijn. En daartoe is noodig ; dat Aaron buigt onder 's Heeren slaande hand, dat Aaron het eens wordt met God's recht en weg, ook al ontnemen die hem zoo dierbare panden.
Daarom sprak Mozes, zooals hij sprak. En de Heere was blijkbaar ook aan die plaats, Om Zijn knecht Aaron bij het gezicht van gerechtigheid en gericht over zijn eigen huis, staande te houden Aaron ontving genade, om de hand op den mond te leggen, te buigen onder Gpds recht en bestel.
„Doch Aaron zweeg stil".
Daarin zien wij wat genade vermag. Anderen, die soms minder zware slagen ontvingen, kunnen in geen maanden en jaren soms komen, waartoe Aaron hier onmiddellijk gebracht werd.
Als de Heere met Zijn Geest en Woord in het hart daalt, dan mogen gerechtigheid en gericht de vastigheden van Gods troon zijn, maar dan ervaren zij ook, dat goedertierenheid en waarheid voor Zijn aangezicht henengaan.
In zulke moeilijke wegen komt het onderscheid uit tusschen dien, die God, den levenden God voor zijn hart kent en dien, die zonder God in de wereld leeft.
„Doch Aaron zweeg stil".
Na het woordje „doch" zouden wij iets anders verwachten.
Mozes heeft Aaron de harde boodschap gebracht, dat in dezen dood zijner zonen, de Heere Zijn heiligheid verheerlijkte, opdat al het volk zou weten dat God heilig is en Zijn dienst heilig.
Wat zou het natuurlijk en te begrijpen geweest zijn, indien nu gevolgd was : „doch Aaron murmureerde en stond tegen het strenge recht Gods op".
In zulk een toestand stil te zwijgen is geen vrucht van ons natuurlijk hart, maar vrucht van bijzondere genade Gods. Hij zag zijn zonen sterven in den bloei van het leven, zonen van groote verwachting, zonen, die pas in den dienst des Heeren waren gesteld en nu vallen zij onder het oordeel van Gods heiligheid.
„Doch Aaron zweeg stil".
Me dunkt, godvreezende ouders, maar die goddelooze kinderen hebben, zullen wel eens met ontzetting denken aan den Oordeelsdag. Als dan het vonnis over hun kinderen, in zonde gestorven, zal worden uitgesproken, zullen zij dat vonnis moeten goedkeuren. Hoe zullen zij het kunnen doen, waar die kinderen, niettegenstaande hun goddeloosheid, de liefde van hun hart hebben ?
Hier ziet ge in Aaron, wat genade reeds in dit leven kan uitwerken. Hoeveel te meer zal die genade hiernamaals over Gods volk zegevieren, waar vanzelf de liefde tot de eerste tafel der Wet, liefde tot God en Zijn eer, het gansche hart zal vervullen.
„Doch Aaron zweeg stil".
Onderwerping, kalmte, bezadigdheid en kracht komen als vruchten der genade hier bij Aaron openbaar. Dat blijkt uit hetgeen op onze tekstwoorden volgt. Hij mocht als priester zijn doode zonen niet aanraken, geen uiterlijke teekenen van rouw openbaren door b.v. zijn kleederen te scheuren. En we lezen van Aaron, dat hij in dit alles handelde „naar het Woord des Heeren".
Toen Absalom omkwam in zondigen opstand tegen zijn vader en God, was David niet zo goed .gesteld als Aaron, in de ure, dat hem de boodschap van Absaloms dood werd gemeld.
Ge weet, hoe David in zijn opperzaal heen en weer liep, roepende : „Absalom, mijn zoon, mijn zoon, ach, dat ik voor u gestorven ware". Die liefde van dezen vader tot zijn kind is dus wel sympathiek, en het is te begrijpen, dat David, denkend aan het treurig uiteinde van zijn zoon, alles vergat, ook zijn volk, ja zelfs vergat op te gaan in het huis des Heeren, om God te danken voor de verkregen overwinning.
Maar al is dit te begrijpen, Davids gemoedsstemming staat beneden die van Aaron. David was overbedroefd en overbedroefdheid doet ons de onderwerping, kalmte, bezadigdheid en kracht missen, die Aaron had. Waar Aaron met zijn twee overgebleven zonen kracht vond, naar des Heeren Woord zijn priesterlijk werk voort te zetten, doorleefde hij blijkbaar, wat de Psalmist zegt : „Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart, zoo is God de rotssteen mijns harten en mijn deel tot in eeuwigheid".
Om der zonde wil zijn hier op aarde vele moeilijke dagen te doorleven door de kinderen der menschen. Mede tot de moeilijkste dagen zullen wel behooren, wanneer ouders hun kinderen moeten afstaan aan het graf.
Vele ouders vinden dan hun beeld in de Israëlietische ouders in Egypteland, waar de jongskens op bevel des konings in den Nijl geworpen werden. Ze laten hun kinderen zich uit de armen scheuren, maar geven ze niet over. Dat zal bij allen zijn, die de vertroosting Gods in Jezus Christus, niet kennen. Waar geloof aanwezig is, zal een andere houding tegen Gods bestel aanwezig zijn.
Dan lezen wij van Abraham, dat hij door het geloof zijn zoon Isaac op Moria Gode offerde. Dan hooren wij van Job, als al zijn kinderen op één dag hem ontnomen worden : „de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd".
Die hoogte bereikte het geloofsleven van Aaron niet. Van hem staat er: „Doch Aaron zweeg stil".
Wij moeten echter bedenken, dat het sterven van Nadab en Abihu vreeselijker was voor Aaron, dan voor Job het verlies van al zijn kinderen. Al spreken wij geen oordeel uit over het eeuwig lot van Aarons zonen, wetende, dat de Heere de ambtszonden altijd voorbeeldig straft — 't was voor Aaron turen in een stikdonkeren nacht. En toch, hij zweeg stil.
Veel wederwaardigheden, veel rampen zijn des vromen lot.
Maar de Heere is hun helper, steun en troost.
Gelukkig, wie in dit moeilijk leven, Aarons God kent, een God van heiligheid en gerechtigheid, maar ook een Vader in Christus Jezus voor de Zijnen, met Vader-handen, Vader-oogen en Vader-hart. Die zal in de moeilijkste tijden van het leven met Aaron stil zwijgen en den Psalmdichter nazeggen :
„Doch gij, mijn, ziel! het ga, zoo 't wil, Stel u gerust, zwijg' Gode stil. Ik wacht op Hem; Zijn hulp zal blijken ; Hij is mijn rots, mijn heil in nood. Mijn hoog vertrek. Zijn macht is groot, Jk zal noch wank'len noch bezwijken. Psalm 62:4.

z.

B.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's