Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenvoudige Bijbellezing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenvoudige Bijbellezing.

1 Timotheüs 3.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn, geen lasteressen; wakker, getrouw in alles. 1 Timotheüs 3 vers 11.

33)
De vrouwen insgelijks. Eigenaardig staat dit woord over de vrouwen er tusschen in. Immers gaat de apostel onmiddellijk daarna weer over om over de diakenen te handelen. De vraag is, wie met deze vrouwen bedoeld zijn. Dat wij hier niet moeten denken aan de vrouwen in het algemeen, is te begrijpen. Van de zusters der gemeente toch had de apostel reeds geschreven in het eind van het vorige hoofdstuk. Bovendien zou het vreemd zijn midden in dit gedeelte, dat over de ambtsdragers handelt, over de plichten van de vrouwen in het algemeen te spreken. Neen, zegt men, wij moeten hier denken aan de vrouwen der opzieners en diakenen. Oók hun vrouwen moeten voorbeelden zijn in de gemeente. Toch vinden wij niet de minste aanwijzing, dat hier de echtgenooten der ambtsdragers of alleen van de diakenen bedoeld zijn. Daar staat alleen maar : de vrouwen. Ja, in het oorspronkelijke is ook het lidwoord nog weggelaten, zoodat er gezegd wordt: vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn, enz. De apostel zou dan toch, wanneer hij aan de echtgenooten gedacht had, dit hebben aangeduid door te spreken van hunne vrouwen. De eenlge oplossing is deze, wij hebben hier te denken aan vrouwen, die in de gemeente arbeiden. Zij worden in dit verband genoemd omdat zij door hun arbeid als vooraanstaanden in de gemeente beschouwd worden. Maar let er nu op, dat zij juist in dit gedeelte van het hoofdstuk worden besproken, niet in 't eerste, waar van de vereischten van de opzieners sprake is. Hier, bij de diakenen worden zij genoemd. Hun werk staat dus met het diakonein, het dienen in verband. Denk hierbij aan wat er in Rom. 16 : 1 staat. „En ik beveel u Phebe onze zuster, die eene dienares is der gemeente, „die te Kenchrea is". Deze Phebe dus was eene dienares (diakones) der gemeente. Geen ambtsdraagster ! Neen, dit mag hieruit niet worden opgemaakt. Zij zal vooraan gestaan hebben in het liefdewerk, het dienen en herbergen b.v. van de broeders die uit den vreemde kwamen. Vergelijk hierbij ook wat de apostel in dezen zelfden brief nog zegt, 1 Tim. 5:9: Dat eene weduwe gekozen worde niet minder dan van zestig jaren, welke ééns mans vrouw geweest zij". En dan wordt het werk genoemd, waartoe zij de noodige geschiktheid moet hebben betoond. Zulk eene vrouw werd dan gekozen, 't zij door de ambtsdragers, hetzij door de gemeente. In ieder geval werd zij door een bepaalde keuze aangewezen, voor allerlei werk van barmhartigheid, dat feitelijk tot het diakonaat behoorde. Hiervoor moest 't oog der gemeente vallen op oude en beproefde weduwen. Met jonge weduwen durfde de apostel het niet aan, zooals hij in datzelfde verband verklaart. In de apostolische gemeenten waren dus helpende diakonessen, opdat zij zouden aanvullen wat aan den arbeid der diakenen ontbrak, om ook werk te doen, dat beter door vrouwen dan door mannen verricht kan worden.
Welnu, aan zulke vrouwen moet hier gedacht worden.
Hebben wij hier weer geen bewijs, hoever wij in onze dagen van de Schriftuurlijke lijn zijn afgeweken ? De Kerk van onzen tijd schijnt niet anders dan mannen te kennen, mannen en nog eens mannen. Zij neemt de vrouwen als lidmaten aan, maar zet ze verder aan den kant. Zij zegt tot hen als 't ware : „wilt gij u door ons laten dienen, uitstekend ! Maar uw dienst hebben wij niet noodig. Wij doen alles zonder u" Zie, hierop komt het in de practijk toch wel neer ! Het gebeurt nog wel dat zoo hier en daar een diakonessenarbeid bestaat, in de verpleging der kranken, die in eenig contact staat met de ambtsdragers. Maar overigens maakt de Kerk van de hulp der vrouwen geen gebruik. Het noodzakelijk gevolg is, dat zich allerlei vereenigingen vormen, waarin de door God bijzonderlijk aan de vrouwen geschonken gaven tot hun recht komen. Hoeveel belangrijk philanthropisch werk geschiedt er, Gode zij dank, in onze dagen, b.v. voor gevallen vrouwen, voor meisjes, die ten doode wankelen, voor de verzorging van ongehuwde moeders en hun zuigelingen, voor weezen, voor epileptici, voor achterlijken. Maar 't gaat alles buiten de Kerk om, buiten den diaconalen arbeid. Het gaat niet aan om thans de oorzaken daarvan te noemen. Maar een feit is het. Het schijnt soms wel alsof die twee elkander schuwen, de Kerk en de „dienende liefde". Het is erg jammer, maar de zaak ligt tegenwoordig zoo. En de vraag moet in allen ernst overwogen worden, van weerszijden, hoe het juiste verband gelegd moet, opdat 't blijke dat ^ok de philanthropie een tak is van de planting des Heeren, de Kerk van Jezus Christus In ieder geval weet die buiten-kerkelijke beweging de krachten der vrouw te waardeeren en te gebruiken ! In ieder geval heeft de Kerk maar al te vaak over het hoofd gelezen wat in 1 Timotheüs hierover staat, en heeft zij Rom. 16 : 1 laten liggen. Zou er in onze dagen niet een Kerkeraad zijn, die de Heilige Schrift hierover eens goed wil onderzoeken en in practijk brengen ? Of moet men het maar laten liggen, tot aan den jongsten dag misschien ? Wij hebben 't al zoo lang zonder de vrouwen gedaan. wij zullen het verder ook wel zonder hen schikken ! O zoo? Denkt gij dat? De apostolische gemeenten dan in de dagen van Paulus ? Vergeet niet, dat de Heere Jezus gesproken heeft in de gelijkenis van dien man, die zijn talent begraven had. Wanneer de Kerk den dienenden arbeid der vrouwen verwaarloost, is zij bezig een kostbaar talent te begraven.
De apostel geeft zijn wenken ook voor deze vrouwen. Zij moeten eerbaar zijn, in hun woord en werk, in hun kleeding, in heel hun verschijnen, zoodat in dit alles uitkomt dat de liefde van Christus hen dringt. Alle z.g.n. babbelachtigheid moet hun vreemd zijn. In het werk van de dienende liefde zou de laster veel kwaad doen. Zij moeten wakker zijn, d.w.z. oplettend om hun hulp zoo nuttig mogelijk te maken. Getrouw in alles. Het sieraad dat ook de vrouw siert, die veel van de liefde van Christus kent.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Eenvoudige Bijbellezing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1924

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's