Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

Nog twee dagen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als Hij dan gehoord had, dat hij (Lazarus) krank was, toen bleef Hij noK twee dagen in de plaats, waar Hij was.Johannes 11 vers 6

Nog twee dagen.
De Heere bespaart niet het lijden dengenen, die Hij liefheeft. Lazarus behoorde zeker tot de discipelen van Jezus, aan wie de Heiland op het innigst verknocht was. In het huis van Lazarus toefde Hij zoo gaarne en daar vond Hij rust van de vermoeienissen des levens. lederen avond in de laatste week van zijn lijden had Hij er de wandeling voor over om den nacht door te brengen onder dat dak te Bethanië, liever dan dat Hij bij iemand te Jeruzalem zijn intrek nam.
Nooit was het de bedrijvige Martha te veel om den Heiland te dienen met al wat huis en hof opbracht en in Maria vond Hij een stille toehoorderes, wier hoogste geluk het was aan de voeten van Jezus neder te zitten om van zijne lippen te lezen de woorden des levens. Maria had zooveel licht ontvangen, dat zij alleen het geweest is die tevoren een klaren blik had op het schulddragend leven van haren Zaligmaker. En Lazarus zelf wordt ons ten voeten uit geteekend met die paar woorden: De discipel, dien Jezus liefheeft. En ook in dit huis komt de smart en de dood en de rouw. Vermeerdering van liefde is niet vermindering van lijden. Die de Heere liefheeft, kastijdt Hij. Dat doet Hij, opdat de werken des Heeren openbaar worden.
Lazarus wordt krank. Het blijkt al spoedig geen lichte ongesteldheid te wezen die hem bindt aan zijn ziekbed. De gewone huismiddelen zullen door de beide liefhebbende zusters wel zijn aangewend, maar ze brachten geen baat, zelfs niet eenige verlichting. Ze zien elkander aan met bezorgden blik, totdat de naam van Jezus tusschen ze genoemd is. De Heiland is niet ter plaatse. Maar een boodschap is spoedig gezonden.
Als Jezus het maar weet, dat Lazarus krank is! Voor diens machtwoord wijkt elke ziekte. Aan Hem moet zelfs de dood zijn prooi afstaan, al heeft deze de koude hand reeds gelegd op het kloppend hart om het te doen stilstaan.
In onzen tekst heeft die boodschapper juist de tijding overgebracht, dat Lazarus ziek is. En nu zouden we verwachten, toen Jezus hoorde dat Lazarus krank was, dat Hij terstond ging. Nooit waren zijne voeten te moede om Hem te dragen, waar een ellendige riep. Hoe veel te meer, nu voor Hem niet verborgen is de smart van hem, dien Hij liefheeft en de bezorgdheid van het zusterpaar.
En nu vlak omgekeerd staat het er, het tegenovergestelde van wat we verwachten: „Toen Jezus hoorde, dat Lazarus krank was, bleef Hij oog twee dagen in de plaats, waar Hij was". Neen, de Heiland deed niet, wat wij denken te lezen, dat Hij onverwijld ging en met spoed. En het staat er toch zoo duidelijk in het voorafgaande vers: „Jezus nu had Martha en hare zuster en Lazarus lief".
Martha en Maria hooren niet, evenmin als de zieke zelf, wat Hij tot zijn discipelen zei: „Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter verheerlijking Gods, opdat de Zoon Gods door dezelve verheerlijkt worde".
Tevergeefs wisselen de zusters elkander af bij het ziekbed, opdat de ander bij het venster kan gaan en staan om den weg op te zien, waarlangs ze Jezus verwachten. Tevergeefs wordt haastig de deur geopend bij het hooren van den klank van een naderenden voetstap. Even dikwerf als de hoop wordt gewekt, wordt het hart ze gekrenkt door bittere teleurstelling. En de ziekte neemt toe. En toch blijft Jezus op de plaats, waar Hij is.
Anderen heeft de Heiland geholpen. Anderen wel, maar hen niet; zie, dat gaat door merg en been.
Het is vaak onbegrijpelijk zooails de Heere met de zijnen doet. Hij doet vaak geheel anders dan ze met zijn liefde kunnen rijmen, dan met zijn almacht is overeen te brengen en ze van zijn goedheid mochten verwachten.
Als het erg is en het nog erger wordt, zoodat de nood leert roepen en het blijft dan zoo stil! Als de vensters des hemels gesloten blijven en er geen antwoord is op het roepend gebed ! Heeft de Heere niet gezegd: „Eer ze roepen zal Ik antwoorden?"
In den nood met Jezus, dat gaat nog wel. Maar in den nood en zónder den Heiland, dan winnen nood en dood het. Dan houdt de hel sarrend den doodendans rond de ziel en vraagt hoonend: „Waar is God, dien gij verwacht? " En het arme, gekneusde hart' kermt en klaagt: „O, mijn steenrots, waarom houdt Gij u als doof?"
Dan weten ze niet, wat ze aan het verleden hebben en ze weten niet, wat ze aan de toekomst hebben. Ze weten niet, wat ze aan Jezus hebben en ze weten niet, wat ze aan zichzelf hebben.
Toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was. En op den eersten van die twee dagen stierf Lazarus al en naar Oostersch gebruik werd hij op den laatsten van die twee dagen begraven. De Heiland niet bij het ziekbed, niet bij het sterfbed en ook niet op de begrafenis. Alle hoop is uitgebluscht in de bedroefde harten van het zusterpaar.
Zijn er soms ook onder hen, die dit lezen, die met de handen in den schoot bedroefd nederzitten of alleen den weg opgaan en in wier hart het kermt: „Anderen wel, maar mij niet?" En ze zenden boodschap op boodschap. Ze buigen de knieën. Ze zoeken de eenzaamheid. En het wordt niet beter. Het wordt erger. Lazarus blaast den laatsten adem uit. Het is gedaan. Het is verloren. Buiten hope. Nooit was het meer buiten hope dan bij Martha en Maria met Lazarus. Daar moest het maar eens blijken, dat de Heere een afgesneden zaak opricht.
De Heiland bleef wel lang weg, juist lang genoeg om alle hoop in het vreezend hart uit te blusschen, zoodat Lazarus reeds gestorven was en begraven. Maar, al is het pas na twee dagen, Hij komt om de heerlijkheid Gods te openbaren temidden van den dood.
„Heere, hij riekt al", — met deze woorden willen ze den Levensvorst verhinderen het graf te doen openen. Het is te erg, ook met uw har ? Ge vindt daar een diepte van verderf, een wereld van ongerechtigheid. Zullen dooden levend worden?
Hij komt, ook al vertoeft Hij, Hij komt na twee dagen. Hij komt, waar onze hoop ten grave daalt, waar onze dierbare Lazarus gelegd wordt in het stof des doods om zijn levenwekkende genade te verheerlijken aan doode zondaarsharten.
Na twee dagen, — zoo was het ook aan den Opstandingsmorgen, in den hof van Jozef van Arimathéa. Ten derden dage opgestaan uit den dood!
Na twee dagen, —op zijn tijd maakt Hij alle dingen schoon, de Christus Triumfator. Ze moeten hier Gods raad uitdienen en in het vervullen van dien raad zal zijn liefdemacht blijken te midden van den dood; al zijn wegen zullen Hem rechtvaardigen en ze zullen zingen van de wegen des Heeren, hoe donker ze ook waren.
Na twee dagen, — des Heeren klok loopt nooit achter en gaat nooit voor.
In dagen van droefheid zouden we de wijzers wel eens willen aanzetten en in dagen van vreugde ze tegenhouden. De Heere echter kent zijn tijd en als Hij komt, al is het na twee dagen, moet de dood vluchten voor het leven en geeft Hij vreugdeolie voor tranen.
Indien de Heere vertoeft, verbeidt Hem; want Hij zal gewisselijk komen. Ze zullen Hem niet vergeefs verwachten. Die den Heere verwachten, zullen de krachten vernieuwd worden.
In dat vooruitzicht kan de gemeente onder het kruis het uithouden. Het is hier maar een verdrukking van tien dagen, en in onzen tekst wordt nog een afslag gegeven tot maar twee dagen, waarin de dood kwellen en heerschen kan. Nog maar twee dagen!
Dat is de troost voor Gods Kerk en kind. Dat is het oordeel der wereld.
Nog maar twee dagen, — dan is het uit met hare vette maaltijden en met haar gaan in fijn lijnwaad. Nog maar twee dagen, — dan heeft Gods kind het gehad, n.l. zijn moeite en verdriet. Dan is de verlossing gekomen. Nog maar twee dagen, — dan heeft de wereld ook het hare gehad. Dan treedt in vervulling, wat de mond der waarheid gesproken heeft: „Gedenkt, dat gij uw goed in uw leven ontvangen hebt en Lazarus desgelijks het kwade: en nu wordt hij vertroost en gij lijdt smarten".
Nog maar twee dagen, — dat we den tijd dan leeren uitkoopen, dewijl de dagen boos zijn. Straks is de genadetijd onherroepelijk voorbij. Dat die wetenschap arbeid geve aan de ziel. De tijd is voorts kort! En dit woord leert het, al is het op andere wijze en op een anderen tijd dan wij het verwachten, dat het waarheid is wat Gods Kerk zingt als met koperen stem: „En onze God ontfermt Zich op het gebed".
's-Gr.                                                                                                                     W.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's