Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERSLAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERSLAG

van de 20e Jaarvergadering van den Geref. Bond op Donderdag 2 April 1925

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERSLAG
van de 20e Jaarvergadering van den Geref. Bond op Donderdag 2 April 1925, in het Gebouw voor K. en W. (Mariaplaats) te Utrecht.
Vervolg van „Eenheid en Gemeenschap (Verkort verslag)
Het Verbond der Werken, dat in zijn hoofd Adam den dood baart en uitziet over allen, die in hem begrepen zijn, vindt zijne vervulling in het Verbond der Genade, dat in Qhristus als Hoofd alle uitverkorenen omvat. Adams bondsbreuk heeft het organisme der eene menschheid geknakt en draagt de onzalige vrucht dat in en door hem al zijn nakomelingen schuldig voor God staan. Maar waar de zonde op deze wijze kwam en een scheur trok in den rok zonder naad, daar is dit 't groote mysterie Gods, dat Hij een nieuw organisme in het oude inschept, n.l. het lichaam van Christus, de geroepen gemeente, de nieuwe menschheid, de schare, die niemand tellen kan. Ook dit nieuwe organisme heeft een Hoofd, n.l. Christus, „uit hetwelk het geheele lichaam door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en te zamen gevoegd zijnde, opwast met goddelijken wasdom".
Ook hier is eenheid de draagster der gemeenschap.
Van voor de grondlegging der wereld lag dit nieuwe organisme in Gods eeuwig heilsplan gereed. De Heilige Schrift spreekt (Openb. 13: 8) van het Boek des Levens, waarin al Gods verkoren kinderen staan ingeschreven en dat ten nauwste saâmhangt met het Lam, dat geslacht is van de grondlegging der wereld. De Middelaar is van eeuwigheid vereenigd met al Gods verkorenen, die immers in Hem zijn uitverkoren van de grondlegging der wereld (Efeze 1: 4). En evenals Adams schuld zich langs de lijnen der natuurlijk eenheid uitbreidde over al zijn nakomelingen, zoo komt de eeuwige overgave des Zoons allen ten goede, die Hem van den Vader gegeven zijn. De grenzen van dit Verbond der genade liggen vast. Het Boek des Levens is met zijn inhoud een onveranderlijke grootheid.
Dit Verbond der genade, waarin Christus voor al de Zijnen heeft genoeg gedaan, zóó, dat zij naar het schoone antwoord van Zondag 23, hoewel de consciëntie hen aanklaagt dat zij tegen al Gods geboden zwaarlijk gezondigd hebben, nochtans voor God gelden, als hadden zij zélf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor hen volbracht heeft, dit genadeverbond, waarin de gerechtigheid der verkorenen rust in het volmaakte werk van den Borg, is naar de onzienlijke zijde begrensd door de lijnen der verkiezing en trekt onder menschen zijn grenzen in het waar zaligmakend geloof. Dit geloof — de zielsinnige overgave aan Christus — is niet de grond van vrijspraak van schuld en aanspraak op het eeuwige leven, maar, om met de Confessie te spreken, de hand waarmede wij deze goddelijke weldaad aannemen. Dit ware geloof is de zichtbare zijde der verkiezing. God ziet Zijne gemeente in Christus en maakt haar door het geloof met deze weldaad bekend. En dit geloof is een gave van God, den Heiligen Geest. Het is Zijn werk, wanneer ons hart den Heere Jezus omhelst, als de Heere onze Gerechtigheid.
Daar is verband tusschen verkiezing en genadeverbond. In dit genadeverbond draagt de verkiezing vrucht. Het handhaaft de volstrekte souvereiniteit Gods in het gansche werk der zaligheid; belijdt onomwonden dat heel de behoudenis een werk Gods is. Het is de bedding, waarin de stroom der verkiezing zich voortbeweegt naar de eeuwigheid heen. Het geeft wat God eischt: berouw en bekeering, geloof en gehoorzaamheid. Christus, die Hoofd van dit verbond is, leert en bekwaamt door Zijn Heiligen Geest de Zijnen tot de goede en onberouwelijke keuze. Het predikt, dat Gods eere niet ten koste, maar ten bate des menschen wordt verkregen en hare triumfen viert in de herschepping des menschen, opdat hij „zijn God vrijwillig zal liefhebben en zeggen: o onze God".
De tweede Adam vervangt ten volle en overtreft den eersten. Daarop doelt de Apostel, als hij uitroept, dat „waar de zonde meerder is geworden, de genade veel meer overvloedig is geweest"
Herstellen en verheerlijken is meer dan vernielen en verbreken. De eerste Adam verwoestte, de tweede herstelde. In Hem is de eenheid der ware menschheid hersteld. Hoe zich die nieuwe menschheid tot de oude zal verhouden wat betreft omvang en getal, wij weten het niet. En op de onbescheiden vraag: Meester, zijn 't ook weinigen, die zalig worden? wees Jezus op de enge poort, zeggende: „Strijdt gij om daar in te gaan", maar zooveel weten wij, het zal „een schare zijn, die niemand tellen kan", meer dan een schare, het zal een volk, een gezin, een geslacht, een nieuwe menschheid zijn, hereenigd onder Christus, haar Hoofd, met God en met elkander. Naar die hereeniging met God en met elkander is Christus de Weg, in Wien in de bedeeling der volheid alles wederom tot één vergaderd zal worden, beide dat in den hemel en op de aarde is, opdat het al zoude zijn tot prijs Zijner heerlijkheid.
In de hel is de vrucht van het werk van Adam, in de eeuwig voortgaande versplintering; in den nieuwen hemel, op de nieuwe aarde zal de kroon eeuwig bloeien op het hoofd van Immanuël, in de rijkste harmonie van het Vaderhuis.
Nog in deze Bedeeling wil zich de vrucht dier in Christus herwonnen eenheid openbaren in de „gemeenschap der heiligen", in het werk der liefde, die zich legt als een heelende balsem op de wonden van strijd en verscheuring. Met zeldzame klaarheid heeft onze Catechismus in de betreffende vraag naar de gemeenschap der heiligen de lijnen uitgestippeld waarlangs deze levensstroom zich voortbeweegt.
Ook hier weer is eenheid de draagster der gemeenschap: of hebben niet alle gelovigen en een iegelijk hunner, allen saam en elk voor zich, als lidmaten aan den Heere Christus en Zijn schatten en gaven gemeenschap. Dat is het primaire, het fundamenteele, de wortel der zaak. En, het tweede, het afgeleide, de vrucht der plant is, dat nu ook elk zich moet schuldig weten zijn gave ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten aan te wenden.
Gij moet mij nog een oogenblik gunnen, om enkele van deze kostelijke woorden te onderlijnen. Dan wordt het u duidelijk, dat wij in deze woorden indrinken de lente-geuren die met reinen levensadem zweven over de gaarde der oudste Christengemeente in Handelingen 2 en 4.
Hoofdzaak in heel dit kostelijk antwoord is de eenheidsband met Christus. Zonder dezen levensoorsprong is 't al dood, als van elders aangebonden vruchten aan de takken van een dooden boom, tot verschrompelen gedoemd.
Vervolgens onderstreep ik het woord gaven. Al wat een christen het zijne noemt is hem gave. Hij vindt den eigen­dom in volstrekten zin alleen bij den Heere, zijn God. Tegenover Hem zijn wij nooit meer dan de zeer verantwoordelijke gebruikers van ons goed. 't Is zonneklaar, dat hiermede een beginsel is uitgesproken van verre en heilzame strekking. Met deze hem van God verleende gaven heeft nu de eene mensch nut en zaligheid van den ander te dienen. Nut en zaligheid.
In den schoonen en bloemrijken hof van de gemeenschap der heiligen, verschijnt de mensch als een wezen met een eeuwige toekomst. Nut en zaligheid, tijdelijke en eeuwige welvaart, lijfs-en ziele-hulpe van den broeder worden hier neergelegd als een teêre levenstaak op de hand en in het hart van een waar christen.
„Wat kan ik voor u doen, opdat gij naar lijf en ziele wél moogt varen? Ziedaar de ernstige harte-vraag, waarmee de geloovige zich heeft te stellen tegenover den mede-mensch, dien hij ontmoet op den levensweg der goddelijke voorzienigheid. En eindelijk, 't geschiede met gewillige vreugde als de een den ander met Gods ontvangen gaven dient. Die gewillige vreugde straalt door in het woord, waarmee de profeet Zacharia (3:10) de ware gemeenschap der heiligen predikt als een vrucht van het Verlossingswerk: te dien dage zal een iegelijk zijn naaste noodigen tot onder den wijnstok en tot onder den vijgeboom.
Hiermede stemt het gulden opschrift overeen, dat wij lezen boven den ingang van den lentehof van Christus' Kerk in Hand. 2 en 4: „om 's Heeren wil zijn gaven met gewillige vreugde den naaste gewijd".
Hand. 2: 44: „en allen, die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen; en zij verkochten hun goed en have en verdeelden die naar dat elk van noode had".
O, hier ademt gij in de lieflijke sfeer van de gemeenschap der heiligen. Allen saam en elk voor zich lidmaat van Christus, en als zoodanig deelgenoot in den schat der gaven, die Christus voor de Zijnen verwierf. In het vuur der eerste liefde gaf men zich aan elkaar en gaf men saam zijn leven aan God. Als de volksgroepen, die Christus verwerpen en het geloof belachen, de schennende hand uitstrekken naar dit heilsgoed, zal de gemeente, die haar Heiland eert, deze tempelschennis keeren met het woorld: „henen uit, gij tempelrovers! Hier is de tabernakel van Gods Geest!"
Maar daar is een andere en betere manier nog om dit heilig palladium te verweren tegen den schennenden aanslag van het ongeloof, en dat is, dat dit schoone beginsel een levende kracht worde onder ons!
O, dat wij dan door de eenheid in Adam, die den dood werkt, in waarachtige verbrijzeling mogen doorgeleid worden tot de eenheid met Christus, den onvolprezen tweeden Adam, die het leven schenkt en Zijne kracht  in onze zwakheid volbrengt, opdat wij zoo in de eenheid des geloofs onderling mogen oefenen de ware gemeenschap der heiligen, gedachtig aan 't woord des apostels, dat de oefening der ware naastenliefde zeker allereerst vraagt voor de huisgenooten des geloofs, maar dan ook uitbreidt als een vleugel van schuttende deernis over allen, die buiten zijn, opdat de vrucht van „waarheid en vrede" gezien moge worden en uw Vader, die in den hemel is, verheerlijkt.
En als mij ten slotte iemand vraagt, wat dit te maken heeft met onzen Bond, dan antwoord ik hem: Vriend, het verband is zonneklaar: 1. Geen onderdeel van Gods Waarheid is hier contrabande. 2. Onder den druk der versplintering dorste ons hart naar hereeniging met God in Christus, en daardoor met allen, die den naam van onzen Heere Jezus Christus in onverderfelijkheid liefhebben. Ik heb gezegd.
De voorzitter dankte den spreker voor het woord, dat hij gesproken heeft en de wijize waarop hij dat gedaan heeft.
Voor de gedachtenwisseling gaf zich alleen op ds. Lans, van Ouderkerk a. d. IJssel, die gaarne meer gehoord had van wat uit de eenheid in Christus voor de gemeenschap onder ons christelijk volk in Nederland voortvloeit. Spr. vraagt ook, wat het standpunt van den referent is, met betrekkinig tot het supra-en infra-lapsarisme.
Ds. Remme meent, dat het heel moeilijk is tusschen het supra-en infra-lapsarisme te kiezen. Door niet te kiezen, is spreker in de historische lijn gebleven. De keus hangt af van de gesteldheid des gemoeds, de levensomstandigheden enz. Spreker heeft de diepe overtuiging, laat God al Zijn werken van eeuwigheid bekend zijn. Wij moeten deze dingen vooral practisch behandelen, en niet als een poging, wat aan denk-en hersengymnastiek te doen. Spr. heeft de gemeenschapsleuze aangegeven als alleen te herwinnen in Christus. De eenheid buiten Hem brengt niet anders dan jammer en dood.
Aan het eind der vergadering sprak de voorzitter onder applaus nog woorden van gelukwensch tot ds. M. Jongebreur, die de vorige week jubileerde. Staande zong de vergadering hem toe: „Dat "s Heeren zegen op U daal".
Ds. Jongebreur dankte voor de tot hem gerichte woorden. Spreker is van het begin af lid van het Hoofdbestuur van den Bond geweest. Heel wat stormen zijn over den Bond gegaan. Maar door Gods genade is hij gebleven, wat hij was. Spreker is altijd dankbaar geweest voor de positie, die hij nu 20 jaar in den Bond heeft mogen innemen. Van de hartelijke gemeenschap, waarvan ds. Rermme sprak, heeft spreker de vorige week iets gesmaakt en gevoeld.
Na dankgebed door ds. Remme werd de morgen-vergadering gesloten.
(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

VERSLAG

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's