Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huiscatechisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huiscatechisatie.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De leer van God.
II. GODS NAMEN.
1. Vraag: Waarin moet God door den mensch, met wien de Heere in den weg Zijner Zelf-openbaring in betrekking wil treden, gekend worden?
Antw.: God moet door ons gekend worden: 1. in Zijn Wezen: 2. in Zijn Namen: 3. in Zijn eigenschappen: 4. in Zijn werken.
2. Vraag: Waarom heeft God Zich Namen gegeven ?
Antw.: God heeft Zichzelf Namen gegeven: 1. om Zich van de vele afgoden te onderscheiden en 2. om daardoor Zichzelf nader aan ons bekend te maken: want de namen Gods duiden ons nader aan wie en wat God is. hetzij in Zichzelven, wat Zijn Wezen betreft; hetzij in Zijn verhouding tot de schepping, of ook in Zijn betrekking tot Zijn volk.
3. Vraag: Is er onderscheiding en opklimming bij de Namen Gods, welke Hij Zich in den loop der tijden in den weg der Zelfopenbaring gegeven heeft voor de ooren der menschen?
Antw.: De Namen, welke de Heere Zichzelf gegeven heeft zijn velerlei vanwege de volheid en den rijkdom van Zijn Goddelijk Wezen, dat in één Naam niet te omschrijven was. En omdat de Heere Zich in den loop der tijden steeds duidelijker geopenbaard heeft aan Zijn volk Israël, is er in de Namen onder de Oud-testamentische bedeeling opklimming in duidelijkheid en heerlijkheid waar te nemen, waarbij in de volheid des tijds de openbaring Gods in Jezus Christus op het heerlijkst wordt aanschouwd.
4. Vraag: Welke zijn de Namen, die de Heere Zich van ouds gegeven heeft, om Zich aan Zijn volk Israël bekend te maken?
Antw.: De Namen, waarmede God Zich onder de Oud-testamentische bedeeling aan Zijn volk Israël, in den weg Zijner Zelf-openbaring heeft bekend gemaakt, zijn de namen God, Heere en HEERE. De Naam God of Elohim is in het Hebreeuwsch een meervoudsvorm. die een volheid van kracht uitdrukt. Deze Naam duidt aan Gods oneindige grootheid en hoogheid, vooral in betrekking tot de schepping. Elohim duidt God aan als Schepper, en Onderhouder aller dingen. Vlak hier naast staat als tweede Naam: Adonai of Heere (Heere met gewone, kleine letters geschreven). Deze Naam duidt God aan als Heerscher en Gebieder aan Wien de mensch onderworpen is om Hem te dienen in den zin van ons woord "heer", dat staat tegenover "knecht". Een heerlijker en hooger openbaring Gods vinden we in de derde plaats in Zijn Naam Jehovah of HEERE (altijd in kapitale letters geschreven door de Staten-Vertalers 1637). Deze laatste Naam is Gods Verbondsnaam, welke aanduidt dat Hij Israels Bonds-God is, Die eeuwig trouwe houdt aan Zijn volk. Ex. 3: 14: "Ik zal zijn, die Ik zijn zal". Hosea 12: 6: "HEERE is Zijn gedenknaam".
Naast de namen Elohim of God, Adonai of Heere, en Jehova of HEERE treft men ook nog den naam El-Schaddai of Almachtige, Gen. 17: 1: „Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zoo verscheen de HEERE aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God de Almachtige: wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht".
Ook is er de naam HEERE Zebaoth of God der legerscharen. (De leger­scharen Israëls, 2 Sam. 6: 2: de leger­scharen der sterren, Ps. 33: 6; de legerscharen der engelen, Jes. 37: 16:  de legerscharen van alle geordende wezens). Deze naam zegt in het algemeen, dat de Heere een God is, Die bekleed is met sterkte en almacht en Die de na­tuur dienstbaar maakt aan de genade om Zijn volk te helpen.
In de Nieuw-testamentisclie bedeeling treden de namen Vader, Zoon en Heilige Geest op den voorgrond en wordt God door de Apostelen en Evangelisten dikwijls genoemd: de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.
5. Vraag: Hoe komt het, dat men van den allergrootsten Oud-testamentischen Naam des Heeren, Jehova, een zoo onderscheiden uitspraak als Jehova en Jahweh (of Jahvèh) aantreft?
Antw.: In het Hebreeuwsche schrift worden slechts medeklinkers geschreven: de klinkers of tusschenklanken zijn later in den vorm van streepjes en punten bijgevoegd. (Voorbeeld : Nijmegen schreef men dus Nmgn). De Naam Jehovah, Jahweh of Jahwè schreef men dus met de vier letters J-h-w-h (het „tetragrammaton"). De Joden schroomden den heiligen Naam Gods uit te spreken (op grond van het 3de gebod en een verkeerde vertaling van Lev. 24: 16. waar staat "uitspreken" in plaats van „lasteren"). Men las in de plaats van J-h-w-h met opzet Adonai of ook wel Elohim (dit laatste als er op Heere (Adonai) nog eens HEERE volgde).
De medeklinkers J-h-w-h liet men staan, maar men voegde de klinkers a (of e) — o - r a in; zóó kreeg men J—e—k—o—w—a—A.
Of als men elohim las, dan werd het J—e—h—o—w—i—h.
Ons woord Jehova is dus niets anders dan de naam Jahweh, welken naam de Joden, uit vrees anders — en dus verkeerd uitspraken. Feitelijk is dus Jahweh beter dan Jehovah, hoewel deze laatste Naam in de historie burgerrecht onder ons verkregen heeft.
6. Vraag: Wordt de naam God ook wel overdrachtelijk gebruikt in de Heilige Schrift en aan schepselen toegekend?
Antw.: De naam God wordt in den Bijbel ook wel aan overheden of rechters gegeven en dan overdrachtelijk gebruikt. Er wordt dan mee gezegd, dat zij in hun werk of ambt God vertegenwoordigen. Ps. 82: 1: „God staat in den goddelijken raad: in het midden der goden houdt Hij gericht". (Vertaling prof. Noordtzij). (Hier worden de rechters "goden" genoemd).
7. Vraag : Hoe kunnen we de Namen Gods onderscheiden?
Antw.: De Namen Gods kunnen we onderscheiden in drie soorten en wel :
1. Eigennamen of benoemingsnamen: als God, Heere, HEERE enz.;
2. Wezensnamen, deugden of volmaaktheden, meestal de eigenschappen Gods genaamd;
3. Personeele namen: Vader, Zoon en H. Geest.
III. GODS EIGENSCHAPPEN.
Gods Wezensnamen.
1. Vraag: Op welke wijze openbaart de Heere Zich klaarder nog dan in Zijn namen? 
Antw.: God noemt Zich niet alleen met namen, maar openbaart Zich in Zijn eigenschappen, die klaarder en elderder nog aanduiden wie en wat God is. In Zijn eigenschappen — ook deugden genoemd — zien wij uitstralingen en openbaringen van Zijn Goddelijk Wezen, dat Zich niet verborgen houdt voor ons, maar ten aanschouwe van de menschenkinderen, in Zijn wezen naar buiten komt.
2. Vraag: Wat moeten we in verband met de onderlinge verhouding van Gods eigenschappen dadelijk opmerken?
Antw.: De eigenschappen Gods zijn niet elk voor zich een stukje van God, geen deelen van het Goddelijk Wezen, want art. 1 Ned. Gel. bel. zegt, dat de Heere een eenvoudig, d.i. niet-samengesteld Geestelijk Wezen is. [Art. 1: Wij gelooven allen met het hart en belijden met den mond, dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, hetwelk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en eene zeer overloedige fontein van alle goed]. God bestaat dus niet voor een gedeelte uit liefde, voor een ander deel uit macht, voor een ander deel uit eeuwigheid, enz. God is liefde. God is waarheid, enz. (1 Joh. 4 : 8 ; Deut. 32:4 : Jer. 10:10a). In de tweede plaats moeten we niet enken, dat er tusschen de eigenschapen Gods min of meer tegenstrijdigheid zou kunnen bestaan (b.v. tusschen de gerechtigheid en de liefde of genade Gods), want steeds is in God éénheid, eenvoudigheid en de hoogste, heerlijkste harmonie.
3. Vraag: Welke onderscheiding maken we gewoonlijk bij Gods eigenchappen, deugden of volmaaktheden?
Antw.: Gewoonlijk maken we de onderscheiding in onmededeelbare en meedeelbare eigenschappen.
4. Vraag : Wat verstaan we onder de onmededeelbare eigenschappen?
Antw.: De onmededeelbare eigenchappen zijn Gode alleen eigen. Ze zijn in aard en wezen zóó goddelijk, dat ze aan geen schepsel kunnen worden meedegedeeld: geen gelijkenis er van wordt in den mensch gevonden.
5. Vraag: Waarom spreken we van mededeelbare eigenschappen Gods?
Antw.: In volstrekten zin is er geen enkele eigenschap Gods, die ook aan den mensch medegedeeld is. God is geen mensch; en de mensch is geen God; hier ligt een algeheel en principieel onderscheid. Maar toch zijn er eigenschappen Gods, waarvan de mensch. die naar Gods beeld geschapen is, een verre gelijkenis heeft ontvangen. Hierin bezit de beelddrager Gods dan iets, dat in de verte lijkt op de Goddelijke wezens-eigenschappen van zijn Schepper.
6. Vraag: Welke zijn de volstrekt goddelijke en onmededeelbare eigenschappen Gods?
Antw.: De onmededeelbare eigenschappen Gods zijn: 1. de onafhankelijkheid; 2. de eenvoudigheid: 3. de eeuwigheid; 4. de alomtegenwoordigheid; 5. de onveranderlijkheid. Bij den mensch vindt men niets van deze eigenschappen, want die is: afhankelijk, samengesteld, tijdelijk, plaatselijk en veranderlijk van nature.
7. Vraag: Wat is de onafhankelijkheid Gods?
Antw.: Gods onafhankelijkheid is die volmaaktheid Gods, dat Hij volstrekt van Zichzelf is, door Zichzelf bestaat en dus van niemand of niets afhangt. Jes. 40 : 13: „Wie heeft den Geest des HEEREN bestierd en wie heeft Hem als zijn raadsman onderwezen" ? Ps. 115: 3 : "Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat hem behaagt". Hand. 17 : 25: „En wordt ook van menschenhanden niet gediend als iets behoevende, alzoo Hij Zelf allen het leven en den adem en alle dingen geeft". God behoeft niemand of niets om te doen wat Hem behaagt, zoo min als om te blijven, die Hij is. Hij is in zijn eigen Wezen algenoegzaam, in zijn bestaan van niemand afhankelijk en tegelijk de vrij machtige oorzaak aller dingen.
8. Vraag: Wat is de eenvoudigheid Gods ?
Antw.: De eenvoudigheid Gods beteekent, dat alles in Hem één is, zonder samenstelling van deelen; in God is alles één volmaaktheid. God is licht; God is liefde; Hij is waarheid. Zie art. 1 Ned. Gel. bel.: „Wij gelooven allen met het hart enz."
9. Vraag: Wat is de eeuwigheid Gods?
Antw.: Gods eeuwigheid is die volmaaktheid Gods waardoor Hij valt buiten alle tijdsbepalingen. God is zonder begin, zonder vervolg van tijd, zonder einde. Bij Hem is geen verleden of toekomst, maar een eeuwig heden. Vragen als: wanneer is God geworden, wat is de oorzaak van Gods ontstaan, wat was er vóór dat God er was, enz., zijn ongerijmd en niet toelaatbaar, omdat dan de begrippen van den tijd worden overgebracht op den Eeuwigen God, die buiten alle tijdsbegrip en tijdsbepaling valt. Ps. 90: 2; „Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de weeld voortgebracht hadt, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God". Ps. 102 : 28; „Gij zijt Dezelfde en Uwe jaren zullen niet geëindigd worden". 2 Petr. 3:8: Deze ééne zaak zij u niet onbekend, geliefden, dat één dag bij en Heere is als duizend jaren en duizend jaren als één dag". Jes. 40 : 28 : "Weet gij het niet, hebt gij niet gehoord at de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde noch moede noch mat wordt? " 1 Tim. 1:7: Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid n alle eeuwigheid. Amen".
10. Vraag: Wat is de alomtegenoordigheid Gods?
Antw.: Is de eeuwigheid Gods die volmaaktheid in den Heere, dat Hij verheven is boven den tijd, de alomtegenoordigheid is die volmaaktheid Gods, waardoor Hij is verheven boven alle ruimte en plaatsbepaling; bij Hem is geen ver of nabij: God is ten allen tijde met heel Zijn Wezen aan alle plaatsen, hoewel Hij soms in gunst, soms ook in ongunst kan tegenwoordig zijn en in den hemel Zijn heerlijkheid weer anders zich vertoont dan op aarde. Ps. 139: 7:  "Waar zoude ik henengaan voor Uwen Geest en waar zoude ik heenvlieden voor Uw aangezicht? " Jer. 3: 23, 24 : „Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE en niet een God van verre? Zoude zich iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zoude zien? spreekt de HEERE: vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE. Amos 9 : 3). Hand. 17: 28 : „Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij".
11. Vraag: Wat is de onveranderlijkheid Gods?
Antw.: De onveranderlijkheid Gods die volmaaktheid in den Heere, waardoor Hij in wil en wezen verheven is boven alle schaduw van omkeering of verandering. Hij is in wil en wezen eeuwig Dezelfde. Maleachi 3:6: "Ik, de HEERE, word niet veranderd". Jac. 1:7: bij Welke geen verandering is of schaduw van omkeering".
12. Vraag: Is met de onveranderlijkheid Gods niet in strijd, dat nu en dan in de Heilige Schrift gesproken wordt van een berouw in God?
Antw. : In den Bijbel is er meermalen sprake van, dat God berouw heeft over dit en dat. Gen. 6:6: "Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mensch op aarde gemaakt had en het smartte Hem aan zijn hart". 1 Sam. 15: 11; "het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning gemaakt heb". Jer. 26: 13; "nu dan, maakt uwe wegen en uwe handelingen goed en gehoorzaamt der stemme des HEEREN uws Gods: zoo zal het den HEERE berouwen over het kwaad dat Hij tegen u gesproken heeft". Dit is echter een menschelijke spreekwijze (anthropomorphisme) om aan te geven, dat alle doode onbewegelijkheid in God verre moet worden gedacht. De Heere kent droefheid over de zonde, vreugd over de bekeering, enz. Dat heeft de eerste menschenwereld, dat heeft Saul, dat heeft het volk Israël ervaren.
Dat hier geenszins bedoeld kan zijn, dat de Heere berouw zou hebben over iets, 't welk Hij verkeerd gedaan heeft of spijt over wat Hij beloofd had, — wat met de onveranderlijkheid Gods en met Zijn volmaaktheid in strijd zou zijn — bewijst wel, wat we lezen in 1 Sam. 15: 29; „En ook liegt Hij, die de overwinning Israels is, niet en het berouwt Hem niet: want Hij is geen mensch, dat Hem iets berouwen zoude"
Als de Schrift spreekt dat het den Heere berouwt, is dit dus bij den eeuwigen God eene verandering in Zijne openbaring of van Zijne daden, waarbij Zijn smart of vreugd openbaar wordt, over 't geen de mensch doet voor Zijn aangezicht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Huiscatechisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's