Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huiscatechisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huiscatechisatie.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Leer van God.
IV. DE PERSONEELE NAMEN:
Vader, Zoon en H. Geest of de Drieëenheid Gods.
1. Vraag: Waarin treedt de Heere ons rijker en heerlijker nog tegemoet dan in Zijn eigennamen en wezensnamen of eigenschappen?
Antw.: Het Eeuwige Wezen, dat Zich zelf met namen noemt als God, Heere, HEERE, om daardoor Zichzelf nader aan ons bekend te maken, openbaart Zich ook in Zijn deugden of volmaaktheden, welke we eigenschappen Gods noemen — doch op 't heerlijkst treedt Hij ons tegemoet in de openbaring van Zijn drieëenig of drievuldig bestaan. Zich noemende Vader, Zoon en H. Geest. Deze namen noemen we personeele Namen omdat ze aanduiden de drie personen in het eene, eeuwige, eenvoudige geestelijke Wezen, 't welk wij God noemen. (Art.=1 Ned. Gel. bel).
2. Vraag: Wat verstaan we onder de Drieëenheid Gods?
Antw.: De Drieëenheid Gods is dat het Goddelijk Wezen bestaat als één in Wezen en drie in personen. Het ééne Wezen ontvouwt Zich in een eeuwige drievoudige Zelf-onderscheiding.
3. Vraag: Wat zegt de Heidelb. Ca­techismus van de Drieëenheid Gods?
Antw.: De Catechismus zegt in Zondag 8: „Wij noemen Vader, Zoon en H. Geest, omdat God Zich alzóó in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene personen de eenige, waarachtige en eeuwige God zijn".
4. Vraag: Waar spreekt de Ned. Gel. belijdenis van de Drieëenheid Gods?
Antw.: Art. 8 en art. 9 van de Ned. Gel. belijdenis handelen over de waarheid „dat God eenig is in Wezen en nochtans in drie personen onderscheiden".
5. Vraag: Wat zegt art. 8 van de Ned. Gel. belijdenis over de Drieëenheid Gods ?
Antw.: Art. 8 Ned. Gel. belijdenis zegt in het eerste gedeelte; „Volgens deze waarheid en dit Woord Gods, zoo gelooven wij in een eenigen God; die een eenig wezen is, in hetwelk zijn drie personen in der daad en waarheid en van eeuwigheid onderscheiden naar hunne onmededeelbare eigenschappen: namelijk de Vader en de Zoon en de Heilige Geest". Het slot van dit zelfde artikel luidt: „Zoo is het dan openbaar, dat de Vader niet is de Zoon, en dat de Zoon niet is de Vader, dat ook insgelijks de Heilige Geest niet is de Vader, noch de Zoon. Intusschen deze personen, zóó onderscheiden, zijn niet gedeeld, noch ook ondereen gemengd. Want de Vader heeft het vleesch niet aangenomen, noch ook de Heilige Geest, maar alleen de Zoon. De Vader is nooit zonder Zijnen Zoon, noch zonder Zijnen Heiligen Geest geweest; want zij zijn allé drie van gelijke eeuwigheid in één zelfde wezen. Daar is noch eerste, noch laatste; want zij zijn alle drie één in waarheid, in mogendheid, in goedheid en barmhartigheid.
6. Vraag: Wat zegt art. 9 van de Ned. Gel. bel. over de Drieëenheid Gods? Antw.: In art. 7 van de Ned. Gel. bel. wordt gehandeld over de bewijzen die wij hebben voor de leer der Drieëenheid Gods. Ze zijn drieërlei. Want de belijdenis zegt hier: „Dit alles weten we, zoo uit de getuigenissen der H. Schrift, alsook uit hunne werkingen en voornamelijk uit die werkingen, die wij in ons gevoelen. Dat God Zelf in Zijn Woord getuigenis geeft in deze is voor ons de eerste grond, dat wij spreken van de Drieëenheid Gods. Ook hier geldt: „Er staat geschreven". Maar dan is verder voor ons bewijs in deze zaak, dat God werkingen van Zich doet uitgaan als zijnde een Drieëenig God; werkingen rondom ons, doch niet het minst werkingen in ons. Zoo weten we èn uit de H. Schrift èn uit de werken Gods buiten ons èn uit de getuigenissen Gods in ons, dat God een Drieëenig God is: Vader, Zoon en H. Geest.
7. Vraag: Welke belijdenisschriften, behalve de Heidelb. Catechismus en de Ned. Gel. belijdenis spreken nog meer van de Drieëenheid Gods ?
Antw.: De Dordtsche leerregels handelen niet speciaal over de Drieëenheid Gods, omdat andere stukken der christelijke geloofsleer toen in 't geding waren. Maar de oudste belijdenissen der Christelijke Kerk als de Apostolische geloofsbelijdenis in 12 artikelen, de Geloofsbelijdenis van Nicea (aangehaald in art. 9 Ned. Gel. bel.) en de Geloofsbelijdenis van Athanasius (uit 44 artikelen of deelen bestaande) geven volle aandacht aan dit stuk van ons cbristelijk geloof en handelen er breedvoerig over in den geest van den Heidelb. Catechismus en de Ned. Gel. belijdenis, naar uitwijzen van de H. Schrift. De Geloofsbelijdenis van Athanasius (die in dezen vorm echter niet van Athanasius afkomstig is, maar naar hem is genoemd, omdat hij de geestelijke leider der rechtzinnige Kerken was, aan wiens leiding de Kerken zich hebben onderworpen) zegt in art. 28: „Daarom zoo wie wil zalig zijn, die moet aldus van de Drievuldigheid gevoelen".
8. Vraag: Hoe bewijst men uit de H. Schrift dat God eenig is in wezen en nochtans in drie personen onderscheiden?
Antw.: Dat bewijzen we: 1. Uit het Oude Testament; 2. Uit het Nieuwe Testament; waarbij art. 9 van onze Nederl. Gel. belijdenis de opmerking maakt „hetgeen voor ons wat duister is in het O.T. dat is zeer klaar in het Nieuwe".
9. Vraag: Wat is van den beginne afaan Israël diep in de ziel geprent aangaande het Goddelijk Wezen?
Antw.: Dat de Heere, Israels God, alléén God is, werd tegenover het veelgodendom van de heidensche volkeren telkens aan Abrahams zaad bekend gemaakt, opdat zij voor de zonde van afgodendienst zouden worden gewaarschuwd. Deut. 6: 4: „Hoor Israël, de Heere uw God is een éénig God. (Deut. 32 : 39).
10. Vraag: Wat werd bij de éénheid Gods hoe langer hoe meer aan het volk des Verbonds geopenbaard?
Antw.: Bij het voortschrijden der openbaring, waarbij de Heere Zich hoe langs hoe heerlijker aan Zijn bondsvolk kwam bekend maken, werd ook meer en meer openbaar, dat in de eenheid Gods een volheid van leven was en veelvuldige krachten een drievoudige Zelf-onderscheiding in Wezen en werken wordt aan het schepsel door den Schepper bekend gemaakt.
11. Vraag: Kunnen we spreken van een leer der Drieëenheid in het Oude Testament?
Antw.: De Hebreeuwsche naam Elohim is een meervoudsvorm. Laat het nu waar zijn, dat met dien naam niet bepaald werd aangewezen een onderscheiding van drie personen in het Goddelijk Wezen, toch wordt er door gedoeld op — niet op een veelheid van goden, maar op een volheid van leven en kracht, welke in den éénen, waren God aanwezig is, een z.g.n. intensieve pluralis (geen pluralis majestatis). De Heere wil door dien meervoudsvorm openbaren een onderscheiding in Zichzelf, die een persoonlijk karakter draagt. Gen. 1: 26, 27: „En God zeide: laat Ons mensehen maken naar Ons beeld en Onze gelijkenis". Gen. 3: 22: „Toen zeide de HEERE God: zie, de mensch is geworden als Onzer één". (Jes. 6:8).
12. Vraag: Zijn er in het Oude Testament nog meer bewijzen voor de Zelfonderscheiding in het Goddelijk Wezen?
Antw.: De onderscheiding in het Goddelijk Wezen komt o.a. uit in den Oudtestamentischen zegen, Num. 6 : 24—26: De HEERE zegene u en behoede u! de HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! de HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!" Ook zijn er teksten waar God in Zijn onderscheiden wezen wordt aangesproken als b.v. Ps. 25: 8b : „Daarom heeft U, o God ! uw God gezalfd met vreugdeolie boven Uwe medegenooten". Ook Ps. 110: 1a: „De HEERE heeft tot mijnen Heere gesproken: Zit aan mijne rechterhand, totdat Ik Uwe vijanden gezet zal hebben tot eene voetbank uwer voeten". Ook zijn er teksten, waaruit blijkt dat in de werken Gods Zijn onderscheiden wezen Zich openbaart. Ps. 33: 6: „Door het woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt en door den Geest Zijns monds al hun heir".
13. Vraag: Waar blijkt, dat in het N. Testament, als de zelfopenbaring Gods éénheid Gods toch altijd op den voorgrond blijft staan?
Antw.: Joh. 17: 3: „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen, waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt". 1 Cor. 8: 4—6 : „Wij weten, dat er geen andere God is dan één. Want hoewel daar ook zijn die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heeren zijn) nochtans hebben wij maar éénen God, den Vader, uit welken alle dingen zijn". 1 Tim. 2:5: Want daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus".
14. Vraag: Welke teksten van het N. Testament spreken het duidelijkst over de Drieëenheid?
Antw.: Mattb. 28: 19 : „Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren, dezelve doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes". 2 Cor. 13:13: De genade van den Heere Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen. Amen". 1 Joh. 5:7: Drie zijn er, die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn één".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Huiscatechisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 augustus 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's