Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Huiscatechisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Huiscatechisatie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. Van de Personeele Namen:
Vader, Zoon en Heilige Geest of de Drieëenheid Gods.
25. Vraag: Is de leer van de Drieëenheid Gods ook met ons christelijk geloof onlosmakelijk verbonden?
Antw.: Ja, zonder het geloof in een drieëenigen God kunnen we geen christen zijn noch heeten; de meest fundamenteele stukken van het christelijk geloof hangen er ten nauwste mee samen; en dit leerstuk is voor het leven der gemeente van het grootste gewicht. In de belijdenis der heilige drieëenheid wordt de volstrekte éénheid en tevens de rijkste verscheidenheid in het Goddelijk Wezen gehandhaafd. Den Vader danken we dan inzonderheid voor Zijne verkiezende liefde, den Zoon voor Zijne verlossende genade; den Heiligen Geest voor Zijne wederbarende en vernieuwende kracht. De drieëenige God is de waarachtige God des verbonds, die boven, voor en in ons is. In de liefde des Vaders, de genade des Zoons en de gemeenschap des Heiligen Geestes ligt voor den mensch alle zegen en zaligheid besloten.
26. Vraag: Welke loocheningen van de leer der Drieëenheid Gods treffen we aan in den loop van de geschiedenis der Christelijke Kerk?
Antw.: Van Arius (+ 336) is bekend, dat hij den Zoon 't voornaamste schepsel Gods noemde en alzoo de godheid van Christus loochende, waarbij hij in Athanasius zijn tegenstander als verdediger der Schriftuurlijke waarheid vond. Op het Concilie van Nicéa, 325, dat door Keizer Constantijn den Groote werd saamgeroepen, werd een beslissing genomen. De Christelijke Kerk beleed daar, dat de Zoon éénswezens is met den Vader. „God uit God en Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren en niet gemaakt", zegt de belijdenis van Nicéa.
27. Vraag: Wat leerde Sabellius, wiens naam in de Ned. Gel. bel. als een bestrijder van de leer der Drieëenheid genoemd wordt?
Antw.  Sabellius leefde in de derde eeuw te Ptolemaïs in Egypte. Deze leerde, dat de Vader, de Zoon en de H. Geest slechts verschillende verschijningsvormen waren van een en dezelfde Godheid. De Godheid van den Zoon en van den Geest ging er dus mee verloren; het waren maar vormen, verschijningsgestalten waaronder de Godheid zich nu en dan naar believen vertoonde. (De drie onderscheidingsteekenen in de zon. n.l. bol — licht — warmte, werden als voorbeeld genoemd).
28. Vraag: Wat leering is na de Reormatie aangaande de drieëenheid Gods verkondigd? " Antw. : Na de Reformatie waren het de Socinianen en tegenwoordig zijn het de Modernen, die de godheid van Christus loochenen en van den H. Geest ontkennen, dat Hij een persoon is.
29. Vraag: Op welke wijze verschilt de leer van de Drieëenheid met de leeringen van Deïsme en Pantheïsme?
Antw.: Het Deïsme kent slechts den God van verre, den transcendenten God en zondert Hem als een kille, hartelooze Majesteit van de wereld af, een steenen beeld in een nis gelijk, waardoor feitelijk alle religie gedood wordt. Het Pantheïsme kent slechts den God van nabij, den immanenten God; maar vereenzelvigt Hem met de wereld, zoodat het wezenlijk, onderscheid tusschen Schepper en schepsel uitgewischt wordt. De religie wordt daarbij een schuldige verheerlijking van het schepsel en leidt, konsekwent doorgevoerd, tot zelfaanbidding: alles is god. De Schriftuurlijke belijdenis der Drieëenheid kent daarentegen een God, die tegelijk transcendent, (God de Vader) en immanent (God de H. Geest) is; maar de immanentie is geen vermenging van Schepper en schepsel, doch een inwoning Gods op aarde; in dier voege dat de Bewoner altoos van Zijn woonstede onderscheiden blijft. Deze inwoning Gods is mogelijk gemaakt door de vleeschwording des Woords (God de Zoon) en het daarmee samenhangend zoenoffer des kruises.

HOOFDSTUK IV.
De werken Gods.
I. Van Gods besluiten of den Raad Gods.
1. Vraag: Wat is de wortel waaruit al Gods werken voortkomen?
Antw.: De werken Gods staan in verband met de besluiten Gods, die voor ons wegschuilen in de eeuwigheid. Ef. 1 vers 11: „Die alle dingen werkt naar den Raad Zijns willens". Ps. 89 vers 1 (berijmd): „ik weet hoe 't vast gebouw van Zijne gunstbewijzen, naar Zijn gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen". We spreken dan ook van het eeuwig raadsbesluit des Heeren, waarmee al Gods werken in den tijd op 't nauwst verbonden zijn. God is „groot van raad en machtig van daad" Jer. 32 : 19. (Jes. 28 : 29).
2. Vraag: Met welke woorden omschrijft de H. Schrift den Raad Gods? Antw.: de H. Schrift spreekt van „Raad Gods", „bepaalden Raad Gods", „het voornemen Gods", ..'t besluit Gods", het welbehagen Gods", „de Raad van Zijn wil", „de gedachten Zijns harten", „de raad van Zijn wil". Ps. 2: .7 ; Ps. 139: .16, 17 ; Ps. 33: 11 ; Jes. 46: 10 ; Rom. 8: 28 ; Ef. 1: 11.
3. Vraag: Wat is de Raad Gods niet en wat is hij wel?
Antw.: De eeuwige Raad Gods is maar niet alleen een voorwetenschap (Remonstranten), maar een voorverordineering. 't Is maar niet alleen een zien aankomen van wat de tijd brengen zal, maar zeer bizonder een vrijmachtig werk Gods, een eeuwige daad des Heeren; waarbij Hij als de Souvereine God Zelf alles besluit en ordent en bepaalt wat geschieden zal. Matth. 11: 26; Rom. 11: 33 ; Jes. 46: 10 ; Rom. 8: 29, 30.
4. Vraag: Welke eigenschappen hebben de besluiten Gods?
Antw.: de besluiten Gods, waardoor en waarnaar alles geschiedt in den tijd, zijn: 1. eeuwig. Hand. 15 : 18 : „Gode zijn al Zijne werken van eeuwigheid bekend", Ef. 1 : 4 ; 2. vrij en onafhankelijk. Matth. 11: 26 : „Ja, Vader, want alzoo is geweest het welbehagen voor U". Jes. 40: 13, 14 ; Jes. 44: 24 ; Jes. 45: 6, 7; 3. wijs. Rom. 11: 33 : „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijne oordeelen en onnaspeurlijk Zijne wege !" 4. algemeen, gaande over alles. Efez. 1: 11 : „Die alle dingen werkt naar den Raad Zijns willens". 5. onvernietigbaar. Ps. 33: 11 : „Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten van geslacht, tot geslacht". Jesaja, 46: 10b: " „Mijn Raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen". (Rom. 9:11).
5. Vraag: Welk besluit Gods treedt bizonder op den voorgrond?
Antw.: Het besluit Gods aangaande den eeuwigen staat des menschen; welk besluit we gewoonlijk praedestinatie of voor-verordineering noemen.
6. Vraag: Wat verstaan we onder het fatalisme?
Antw.: Het fatalisme is de leer, dat alles geschiedt naar den wil van een onverbiddelijk, blind noodlot (fatum) en dat dus ook de mensch in heel zijn leven daardoor beheerscht wordt. (Het Mohammedanisme).
7. Vraag: Wat is het determinisme?
Antw.: Het determinisme leert, dat alles bepaald is en dat alles geschiedt, zooals het nu eenmaal bepaald is, waarbij er van geenerlei zedelijke vrijheid des menschen sprake is.
8. Vraag: Wat volgt uit fatalisme en determinisme?
Antw.: Uit beide volgt, dat er geen verantwoordelijkheid bij den mensch is, want hij doet het goede en het kwade in kracht van een ijzeren noodzakelijkheid en kan daarom niet verantwoordelijk noch strafbaar worden gesteld; de mensch is een stuk van de groote wereldmachine. Zoo wordt ook gebedsverhoonng iets onmogelijks.
9. Vraag: Wat leert de H. Schrift ons in deze ten opzichte van God en van den mensch?
Antw.: De H. Schrift leert ons, dat de eeuwige en alleen-wijze God alle dingen bestuurt naar Zijn Raad bij welk onveranderlijk besluit des levenden Gods de verantwoordelijkheid des menschen voor al zijn doen en laten op elke bladzijde van de Schrift wordt geleerd, terwijl de consciëntie in deze mede getuigenis heeft. Pred. 12: 14 : „want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed of hetzij kwaad". 2 Cor. 5: 10 : „Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad" (Matth. 16 : 27).
10. Vraag: In welke twee stukken onderscheidt zich de praedestinatie of voorverordineering?
Antw.: De praedestinatie of voorverordineering splitst zich in tweeën en we hebben onderscheid te maken tusschen verkiezing en verwerping. Rom. 9: 18 : „Zoo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil en verhardt dien Hij wil".
(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Huiscatechisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1925

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's